width and height should be displayed here dynamically

Terugblik

derde deel

Aanleiding voor een terugblik was de tentoonstelling “Kunst in België na 1980” die onlangs in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België georganiseerd werd. In een eerste reeks bijdragen peilden we naar het recente museumbeleid (in Gent en Amsterdam), de kunstkritiek en de visie van Paul De Vylder. Een tweede bijdrage bestond uit het interview met Alain Noirhomme, curator van de tentoonstelling “Kunst in België na 1980”.

In het derde, en voorlopig laatste deel – tenzij de geruchten dat het boek over kunst in België na 1980 dat door het Mercatorfonds aangekondigd, vervolgens uitgesteld en tenslotte afbesteld werd, onjuist zouden blijken – gaan we in op twee tentoonstellingen die de Belgische geschiedenis van twee media willen schetsen, met name de fotografie en de video-installatie.

 

Het MUHKA programmeert een retrospectieve van Belgische video-installaties die het werk van negentien videasten bundelt. Voor een artikel over deze tentoonstelling deden we een beroep op Albert Wulffers, die in zijn hoedanigheid van voormalig (festival‑)organisator (World Wide Video/Den Haag), criticus en wegbereider van het genre, het best geplaatst is om de diverse produkties van commentaar te voorzien. Aangezien de tentoonstelling pas een week voor de publicatie van De Witte Raaf voor geopend werd verklaard, en enkele produkties voor onze specialist onbekend waren, en bleven, vermits het materiaal ook niet aanwezig was op het moment dat hij zich documenteerde voor dit artikel, konden enkele produkties niet (zoals ”Salle Julien Lahaut / Public non admis” (1992) van Paul de Vylder), of slechts summier besproken worden. Zoals Godards “Histoire(s) du cinéma” doet Wulffers’ werkstuk nog het meest denken aan een schetsboek waarin veelal door het geheugen geschonken notities onverwachte parallellen en contrasten doen oplichten.

 

De geschiedenis van de fotografie is vooral gegroeid rond de teksten van enkele auteurs uit Frankrijk en Groot-Brittannië – waar de fotografie uitgevonden werd – en uit Duitsland en Amerika – waar ze het sterkst tot ontwikkeling kwam. Zo bekeken is het project “Pour une histoire de la Photographie en Belgique” van het Musée de la Photographie van Charleroi, een belangrijke, een moedige en bewonderenswaardige onderneming. Van dergelijke breed opgevatte anthologieën en overzichtstentoonstellingen met meer dan duizend foto’s zijn echter bijna evenzovele valabale verslagen mogelijk. Niet voor niets opent conservator Georges Vercheval de catalogus met Kierkegaard: “Elke synthese wekt de lach der goden…”. Om onze synthese niet te laten verzanden in ons-kent-ons-tirades of déjà vu-registraties, leek het aangewezen een bevoorrecht buitenstaander aan te zoeken om over deze tentoonstelling te berichten. Melchior De Wolff, Nederlands journalist (De Volkskrant) en stafmedewerker letteren van de Rotterdamse Kunststichting, kwam en zag dat het (in grote lijnen) goed was. Hij paste twee mogelijke verdeelsleutels toe op deze massa: het surreële en het sociale, en breekt onder meer een lans voor familiefotografie als een tot nog toe ten onrechte sluimerend instrument voor sociale geschiedenis.