width and height should be displayed here dynamically

The Getty Research Institute: een onderzoek naar de Belgische contacten in de Galerie Paul Maenz Records 1956-1991

The Getty is de verzamelnaam van een museum (J. Paul Getty Museum), een onderzoeksinstituut (Getty Research Institute) en een restauratie-instituut (The Conservation Institute). Superlatieven schieten tekort om mijn ervaring in het Getty Research Institute en zijn afdeling Special Collections te beschrijven. Dit ‘state of the art’-instituut is voor iedere kunsthistoricus een absolute must. Zijn rijke en up-to-date collectie kunsthistorische literatuur, met vrijwel elk boek en ieder tijdschrift binnen handbereik – wel moest ik De Witte Raaf op het wenslijstje van nog te vertegenwoordigen tijdschriften zetten – maakt een bezoek voor iedereen die in Los Angeles verblijft tot een absolute aanrader. Bovendien zorgen de serene sfeer en rust op de hooggelegen berg ten noorden van Sunset Boulevard voor inspiratie en concentratie.

Om de kunsttempel te bereiken, moet wel de nodige tijd worden genomen. Het instituut is aan de drukke Highway 405 gelegen, die door de lokale bevolking cynisch wordt getypeerd met de woorden ‘It will take you 4 or 5 hours’, en het is vrijwel onmogelijk om het instituut te bereiken zonder gemotoriseerd voertuig – er rijdt ook een bus die voor de ingang stopt. Aangekomen bij de voet van de berg, dient eerst 15 dollar parkeerkosten te worden betaald. De toegang tot het instituut is daarentegen gratis. Het parkeergeld kan dus als verkapt entreegeld worden opgevat. Twee witte, computergestuurde en op een luchtkussen bewegende treinen voeren de bezoekers af- en aan. Dit spektakel laat met name schoolkinderen niet onberoerd, want het uitzicht wordt naarmate de trein zich voortbeweegt alsmaar imposanter.

Het instituut maakt deel uit van het door Richard Meier ontworpen gebouwencomplex dat tevens het museum en het restauratiegebouw behelst. Het is een royaal bemeten en licht gebouw met meerdere verdiepingen die door hellingbanen, liften en trappen worden verbonden. Elke bezoeker van het Research Institute krijgt toegang tot de bibliotheek. Om boeken te bemachtigen die zich in het depot bevinden, of de Special Collections onder ogen te krijgen, dient echter aan de Reference Desk de zogeheten Stack Readers Card te worden aangevraagd. De kaart kan enkel worden bekomen door onderzoekers of studenten die kunnen aantonen dat dit noodzakelijk is voor hun academisch onderzoek. Ze dienen daarvoor een aanbevelingsbrief van de professor of stagebegeleider bij zich te hebben. Na het invullen van de nodige formulieren en het kopiëren van het paspoort, wordt de aanvrager met een plattegrond van het gebouwencomplex doorverwezen naar de security-afdeling, waar de pasfoto voor de paarskleurige plastic Stack Readers Card wordt gemaakt. De kaart is gratis (bij verlies betaal je wel een boete), twee jaar geldig en noodzakelijk voor wie het instituut vaker wil bezoeken. Met de Stack Readers Card bespaar je ook de 15 dollar parkeerkosten; op vertoon van de kaart mag je zelfs de rij wachtende auto’s passeren, of de rij met wachtende bezoekers bij de trein. Aangenaam is verder dat je op vertoon van de kaart 30% korting geniet op de koffie die wordt geserveerd op het terrein. In het Research Institute is echter ook een Community Lounge, waar je als onderzoeker gratis koffie en thee kunt halen, of ook etenswaren in de koelkast kan stoppen of iets kunt opwarmen. Onderzoekers kunnen overigens nog een andere kaart krijgen, een zogeheten Extended Readers Card. Houders van deze kaart kunnen in het instituut beschikken over een kantoor met telefoon en mogen van 9.30 tot 21 uur in plaats van tot 17 uur in het gebouw vertoeven. Aan het verkrijgen van de pas met deze privileges gaat uiteraard een sollicitatieprocedure vooraf.

De Special Collections werden tezamen met het Getty Research Institute in 1983 in het leven geroepen. Ze omvatten zeldzame boeken, prenten en tekeningen, foto’s, archieven, manuscripten en audiovisuele media uit de 20ste eeuw. Het instituut telt momenteel 156 medewerkers waarvan er 53 op de afdeling Special Collections werken. De bijzondere collectie archiefmateriaal reikt van de pas verworven Guerilla Girls Records tot de Arnold Eagle papers and films related to Hans Richter, van de Belgische documenten over de CIAM tot de Allan Kaprow papers en de correspondentie van Otto Wagner, maar ook de archieven van de Getty worden hier beheerd en zijn ter inzage. Op de website wordt handig naar de alfabetische inventaris van deze collectie verwezen. [1] Het onderzoeksinstituut is zelf ook actief met onderzoeksprojecten, waar de website eveneens informatie over verschaft. [2] Zo loopt momenteel het grootschalige project Pacific Standard Time over de naoorlogse kunstontwikkelingen in Los Angeles. Het instituut publiceert in verschillende vormen (online, in tijdschrift en diverse publicaties) over zijn eigen onderzoek. [3]

 

Ik bezocht het instituut om het archief te raadplegen van de Duitse galerist Paul Maenz. Kern van mijn onderzoek waren de Belgische relaties van de galerie Paul Maenz tijdens de eerste helft van de jaren 70, waarbij met name naar de algemene correspondentie van de galerist en zijn briefwisseling met kunstenaars is gekeken. De Galerie Paul Maenz Köln Records beslaan ruim twaalf meter archief. De documenten worden in 89 dozen bewaard en zijn gerangschikt in negen verschillende series. [4] Het archief is volledig ontsloten en de inventaris ervan kan online worden geraadpleegd. [5] Via diverse zoektermen kan men opzoekingen doen, maar door de grote hoeveelheid aan materiaal leveren de zoektermen niet altijd de gewenste uitkomst op. De digitale inventaris is niet zo fijnmazig dat alle materiële zaken erin weergegeven worden. Toch is het mogelijk om via deze inventaris vrij precies na te gaan wat zich in welke doos bevindt. Zo kan van tevoren worden geselecteerd. De digitale inventaris sluit vrijwel naadloos aan op de materiële ordening. Met behulp van de Patron ID die op de Stack Readers Card is vermeld kan via de onlinecatalogus van de bibliotheek het benodigde materiaal worden aangevraagd. Om het materiaal daadwerkelijk in te zien, dient een aparte afspraak te worden gemaakt bij de Reference Desk of kan telefonisch contact worden opgenomen met het instituut. Het is aangeraden om een week van tevoren te reserveren. Dit is noodzakelijk omdat er maar een beperkt aantal tafels beschikbaar zijn (circa 12 plaatsen). Als het verblijf in LA maar van korte duur is, strekt het tot aanbeveling om de afspraak alvorens vertrek te maken.

Tijdens het eerste bezoek legt de medewerker van de Special Collections alles uit. Tassen dienen achter de balie te worden geplaatst. De onderzoeker werkt op een afgeschermde plek, waar alle spullen bij binnenkomst reeds klaarliggen. Op een kar staan de aangevraagde dozen, maar men kan ook ter plaatse materiaal aanvragen dat dan later op de dag beschikbaar is. Het materiaal dient op een zwarte schuimrubberen ondergrond te worden gelegd om beschadigingen te voorkomen. Er mag slechts één doos per keer op de tafel staan en slechts één zuurvrije kartonnen map tegelijk uit de doos worden genomen, dit om te beletten dat de spullen door elkaar raken. Op elke tafel liggen een werkblok en een keurig geslepen potlood, want met pen mag er niet gewerkt worden. Het is toegestaan om foto’s van het materiaal te maken en je laptop mee te nemen. Om te fotograferen dient echter een apart formulier te worden ingevuld waarop wordt aangegeven dat het materiaal niet voor publicatie mag worden gebruikt zonder toestemming van het instituut. Tegen betaling kan materiaal worden gekopieerd en twee werkdagen later worden opgehaald. Printen kan in het gehele instituut kosteloos, evenals het raadplegen van internet. Het aantal computers is beperkt, maar in het gehele gebouw is draadloos internet aanwezig. De medewerkers in de bibliotheek en bij de Special Collections zijn ontzettend behulpzaam en weten na de tweede keer precies waarvoor je komt. Soms worden de aantekeningen na afloop gecontroleerd op ontvreemding van collectiemateriaal.

 

De Keulse avant-gardegalerie van Paul Maenz maakte furore in de jaren 70 en 80. De kunstenaars die hij vertegenwoordigde, zoals Lawrence Weiner, Sol LeWitt, Joseph Kosuth, Daniel Buren en Hans Haacke, behoren inmiddels tot de canon van de conceptuele kunst. Maenz correspondeerde uitvoerig met zijn kunstenaars alsook met collega’s in het veld, hoofdzakelijk in het Duits en Engels, maar af en toe ontving hij ook brieven in het Frans of Italiaans die hij dan in het Engels beantwoordde. Tussen 1973 en 1974 had Maenz naast zijn galerie in Keulen ook een galerie in winkelcentrum Le Bailli aan de Avenue Louise te Brussel. Hij was niet de enige die hier een tweede galerie opende, want ook de Antwerpse galerie Wide White Space en de Brusselse galerie MTL hadden hier een extra vestiging. Maenz runde deze galerie zelf, terwijl zijn partner Gerd de Vries de zaken in Keulen behartigde. In het archief zijn diverse sporen te vinden die wijzen op het korte bestaan van de Belgische dependance.

In december 1972 meldde Maenz het nieuws over de Brusselse plannen aan zijn kunstenaars. Aan verschillende kunstenaars vroeg hij of zij ook in België wensten te worden vertegenwoordigd. Zo schreef Maenz op 14 december 1972 aan Joseph Kosuth: ‘[…] we are going to open a second gallery in Brussels in February. If it is all possible we would want to have a Kosuth show in Cologne in March, and take it to Brussels in April. […] We are sure that your work will meet a lot of interest in Belgium, because whenever we went there, it has been discussed ‘heavily’.’ [6] Op dezelfde dag werd ook Terry Atkinson van Art & Language gevraagd: ‘We would be very happy to start it with an exhibition of the ‘Index Chart’ which we will show in Cologne in January; Brussels starts February.’ [7] Kunstenaars die reeds in België werden gepresenteerd, liet Maenz ongemoeid. Zo schreef Maenz aan Robert Barry: ‘as you will see from the enclosed postcard, we are opening another gallery. This will effect less you than some of our other artists, who are not represented in Belgium yet. Our agreement with Fernand Spillemaeckers of MTL is that we will not sell your work, since with him it is in good hands; so no problem.’ [8] Maenz ontving hierop geen reactie en hield daarom nog even de vinger aan de pols. Hij schreef op 11 januari 1973: ‘How do you like our move to Brussels? It’s a pity that we can’t work together there, but Fernand Spillemaeckers does a good job.’ [9] Op 17 februari 1973 werd de Brusselse galerie met een tentoonstelling van Art & Language-kunstenaars geopend, zo blijkt uit telegrammen met succeswensen gericht aan Maenz. [10] De galerie had eigenlijk al in januari moeten openen, maar vanwege technische redenen, zoals het schoonmaken van de ruimte, moest de opening tot februari worden uitgesteld. [11]

Wanneer heeft Maenz het besluit genomen om in Brussel een filiaal te openen? In het najaar van 1972 gaan zijn brieven met kunstenaars af en toe over zijn relaties in België. Maenz onderhield vanaf begin 1971 zakelijk contact met Anny de Decker, die de Antwerpse Wide White Space Gallery leidde. Het archief wijst echter niet op een intens contact. [12] Belangrijker in de Belgische contacten van Paul Maenz is Fernand Spillemaeckers van de Brusselse galerie MTL. Spillemaeckers duikt in het najaar van 1972 voor het eerst in de correspondentie op. Spillemaeckers zette Maenz in om kunstenaars te engageren voor een andere galerie, de Antwerpse X-one gallery die in 1969 geopend was door Marc Poirier dit Caulier en diens vrouw Chita Foubert. [13] Maenz schrijft zelfs dat Spillemaeckers deze galerie zou overnemen – het feit dat de naam van galerist Marc Poirier dit Caulier nergens in de correspondentie voorkomt, versterkt het vermoeden dat er effectief plannen voor een (tijdelijke) overname zijn geweest. Op 9 oktober 1972 schreef Maenz hiervoor Hans Haacke aan: ‘zwei Dinge: Spillemaeckers, der Mann der die Galerie MTL in Brüssel macht, übernimmt jetzt auch die Galerie X-one in Antwerpen, die eine Weile geruht hat und will dort in schneller Folge eine Reihe von Leuten vorstellen […] Frage: könnten wir mit den Dingen, die wir von Dir haben, eine Ausstellung machen? (etwa Sol Goldmann Klimaaufzeichnung und der rostige Stein?).’ Waarop Haacke op 15 oktober kordaat antwoordde: ‘Wenn Ihr meint, dass die belgische Galerie ernst zu nehmen ist, dann könnt ihr von mir aus dort eine Ausstellung organisieren.’ De Haacke-tentoonstelling in X-one wordt op 9 december 1972 geopend. Maenz reisde een paar dagen voordien naar Antwerpen om de tentoonstelling te bekijken en goed te keuren. Op 7 december 1972 berichtte hij hierover in een droogkomische brief aan Haacke: ‘Sie [die Ausstellung] enthält die Schapolsky-Tafeln und die NYC-Klimaaufzeichnungen; sieht – was sonst? – gut aus, sehr spartanisch und trocken. X-One ist kommerziell nicht stark, aber ideologisch ganz sauber. Meine Bewertung der Ausstellung: Bringt nicht viel, kann aber nicht schaden, war außerdem einfach.’ Vervolgens informeerde Haacke naar de verhouding tussen Maenz en zijn Belgische collegae. [14] In zijn antwoord omschreef Maenz de relatie tussen de verschillende galeristen als ‘vriendschappelijk’. [15] Dat zorgde er klaarblijkelijk voor dat Maenz zijn kunstenaars inzette voor wat hij aanzag als een door ‘Spillemaeckers overgenomen galerie’. Op 3 oktober 1972 contacteerde hij in dat verband ook Victor Burgin. Burgin stemde een paar dagen later toe; zijn tentoonstelling in X-one werd half november 1972 geopend. [16]

Een kleine maand later besloot Maenz in Brussel een galerie op te starten om kunstenaars te tonen die nog niet in België vertegenwoordigd waren. Wellicht vond hij het beter om het roer zelf in handen te nemen dan zijn kunstenaars via Spillemaeckers te tonen. Maenz zag dit nieuwe initiatief niet zozeer als een nieuwe bron van inkomsten, maar als een gelegenheid om zijn kunstenaars in België bekendheid te geven. [17] Na de opening van de tweede galerie was de stemming positief. De Vries bracht op 21 maart 1973 aan de Amerikaanse kunstenaar Robert Barry het volgende verslag uit: ‘Brussles [sic] seems very bedoming to us. Although it had no effect in terms of money yet (except that it needed some money to get the gallery started), it is a phantastic experience for the spirits, and from all we can observe, we are quite confident that it will prove to be a succesfull venture.’ [18]

In de zomer van 1973 organiseerde Maenz in samenwerking met Fernand Spillemaeckers (MTL), Anny De Decker (Wide White Space Gallery) en Marc Poirier dit Caulier (X-one Gallery) in Ter Kameren te Brussel een congres onder de titel Art and its Cultural Context. Ook hiervan zijn in het archief van Paul Maenz talrijke sporen terug te vinden – op dit initiatief wordt elders in dit nummer ingegaan.

Maenz’ poging om de Belgische galerie zonder economisch gewin draaiende te houden, moest een klein half jaar later worden gestaakt. In maart 1974 sloot hij de deuren van zijn Brusselse onderneming. De kunstenaar Bernd Lohaus, de man van De Decker, betreurde dit en liet Maenz in een berichtje van 15 maart 1974 weten: ‘danke für deine beiden Briefe: schade dass Du weggehen willst – willst du nicht noch einmal überlegen?’ [19] Maenz onderhield tussen het voor- en najaar nog enig contact met Marc Poirier dit Caulier en Patrick Verelst. Poirier dit Caulier wilde Maenz’ kunstenaars inzetten voor zijn nieuwe galerie, die in september 1975 zou openen. Zo wilde hij graag een tentoonstelling wijden aan Peter Roehr en Marthe Wéry. [20] De Decker en Lohaus bezochten Maenz’ Keulse galerie nog eens in 1978. [21] Toch lijkt het Belgische hoofdstuk na Maenz’ terugkeer in Keulen vrijwel op te houden.

 

1 http://archives2.getty.edu:8082/xtf/search?browse-creator=first;sort=creator

2 http://www.getty.edu/research/scholars/research_projects/index.html

3 http://www.getty.edu/research/publications/

4 Series I. General correspondence, 1970-1990; Series II. Artists’ correspondence 1970-1990; Series III. Loans 1975-1990, 1982-1990; Series IV. Photograph permission requests, 1983-1990 bulk 1987-1989; Series V. Financial 1979-1980; Series VI. Artists’ biographies ca. 1977-1990; Series VII. Clippings and miscellaneous ephemera, 1956-1991 bulk 1973-1990; Series VIII. Gallery publications and printed matter, 1970-1990; en tot slot Serie IX. Photographs, ca. 1971-1990.

5 http://archives2.getty.edu:8082/xtf/view?docId=ead/910066/910066.xml;chunk.id=headerlink;brand=default

6 The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series II. Artists’ correspondence 1970-1990, Box 16, Folder 15.

7 Ibid., Box 15, Folder 1 [Terry Atkinson folder], Brief 14 december 1972.

8 Ibid., Box 15, Folder 3 [Robert Barry folder], Brief 14 december 1972.

9 Ibid.

10 The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series I. General correspondence 1970-1990, Box 10, Folder 17.

11 The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series II. Artists’ correspondence 1970-1990, Box 15, Folder 1, Brief aan Terry Atkinson 11 januari 1973.

12 Slechts zes brieven tussen Paul Maenz en Anny De Decker of haar man, de kunstenaar Bernd Lohaus, geschreven tussen 1971 en 1978, duiden op contact tussen de twee galeristen. The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series I. General correspondence 1970-1990, Box 14, Folder 1.

13 The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series I. General correspondence 1970-1990, Box 12, Folder 1. Maenz schreef Spillemaeckers op 18 oktober 1972 hierover een brief: ‘After our short discussion of your plans concerning the X-One gallery in Antwerp, we have talked to the artists you’re interested in. Victor Burgin is Okay; you can have from us a very simple show, but very good. It is a retrospective collection with one work each of 1969/70/71/72. Of Hans Haacke we haven’t heard yet, but from our side it would be no problem to furnish you with some substantial works which are here in Cologne. Art & Language are very busy at the moment and can’t do anything before early 1972 [sic]. The same goes for Kosuth, who presently is preparing his retrospective in Luzern, Zwitzerland [sic]. But if you give it a little time, it will work. Please let us know how your plans succeed. Good luck!’

14 The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series II. Artists’ correspondence 1970-1990, Box 16, Folder 2, Brief 15 december 1972.

15 Ibid., Brief 19 december 1972.

16 ‘We consider to cooperate with him [Spillemaeckers] and would need your okay as soon as possible because he is ready to start any day. Our and his suggestion is that he takes over the show of yours just the way we had it in Cologne. This would seem a very good start and introduction. Please write.’ The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series II. Artists’ correspondence 1970-1990, Box 15, Folder 8.

17 ‘Dabei handelt es sich nicht um ein Verkaufslokal, vielmehr präsentieren dort verschiedene Künstler ihre eigenen Arbeiten.’ Series I. General correspondence 1970-1990, Box 7, Folder 1, Brief aan Landeszentral Bank 3 januari 1974.

18 The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series II. Artists’ correspondence 1970-1990, Box 15, Folder 3.

19 The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series I. General correspondence 1970-1990, Box 14, Folder 1 Wide White Space, Brief 15 maart 1974.

20 The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series I. General correspondence 1970-1990, Box 10, Folder 17, Brief 19 juni 1974 en 26 oktober 1974.

21 The Getty Research Institute, Galerie Paul Maenz Records 1956-1991, Series I. General correspondence 1970-1990, Box 14, Folder 1 Wide White Space.