width and height should be displayed here dynamically

U bent het beeld van wat wij waren, dat wij niet tegemoet treden kunnen

Nog tot 29 november loopt in het Gemeentelijk Museum van Elsene de tentoonstelling Het binaire tijdperk: nieuwe interacties. Charles Hirsch, het brein achter deze expo, selecteerde 12 kunstenaars die “een kader moeten bieden voor een beschouwing over de wisselwerking tussen kunst en wetenschap”. In het volgende artikel laten we deze dialoog voor wat hij is, en gaan we nader in op Some Times Things,  Gary Hills bijdrage aan Het binaire tijdperk. Samen met Tall Ships, het werk dat Hill maakte voor Documenta IX, vormt deze installatie het uitgangspunt voor bespiegelingen over perceptie en het zijn.

 

De as

In een duistere ruimte wentelen een aantal voorwerpen traag en gestadig in alle mogelijke richtingen om hun as. Een deur, een boek, een hamer, een glas, een wiel, een tol kantelen ter plaatse en asimultaan in een onbestemde duisternis. Je herkent ze niet onmiddellijk. Je onderscheidt aanvankelijk slechts een aantal eigenschappen die samen de hoedanigheid van het voorwerp uitmaken. Je moet je baseren op die ene zijde die je ziet om de niet-geziene zijde, het object in zijn geheel te verbeelden. De niet-geziene zijde kent men “via uitbreiding van het waargenomene”. De getoonde objecten zijn onophoudelijk in metamorfose. Ondanks hun grote uiterlijke verscheidenheid vertonen zij, op een welbepaald tijdstip in hun omwenteling, allen hetzelfde beeld: de lijn. Some times things: in elk ronddraaiend voorwerp schuilt de grootste gemene deler, de lijn, die uitgroeit tot cirkels, rechthoeken, parallellogrammen of cilinders.

Het nooit stilstaand en zich soms even aan de blik onttrekkend beeld wordt geritmeerd door een stem. De stem geeft een meetkundige beschrijving van het beeld. Ze reikt het onderliggend patroon aan en schuift dat onder het beeld. Als gevolg daarvan ga je je waarnemingsgedrag bijsturen en bemerk je, door de wentelende objecten heen, de punten en de lijnen die de punten verbinden. Beeld en taal dekken elkaar, raken elkaar, treden in interactie en voeren de spontane waarneming terug naar zijn blauwdruk, naar zijn essentie: een aantal punten en lijnen die samen het beeld opbouwen.

 

Fractaal tijdsconcept

Gary Hill toont objecten vanuit verschillende invalshoeken. De objecten beschrijven geen natuurlijke doch een “getoonde” omwenteling. Ondanks het feit dat we naar een telkens wisselende, gefractioneerde voorstelling van de hoedanigheid van voorwerpen kijken, ervaren we het kijkgebeuren als een continu gegeven. Dat komt omdat het perceptie-apparaat ons van gezichtspunt naar gezichtspunt loodst, omdat het “de overgang verzekert van het ene moment naar het andere” en er ons verkeerdelijk van overtuigt dat er eenheid van tijd is. De waarneming wist elke ijking. Als kijker moeten we bijzonder op onze hoede zijn.

De oplettende waarnemer wordt zich in aanwezigheid van Hills installaties zowel bewust van zijn eigen tijd als van de tijd die vervat ligt in de geprojecteerde bewegende figuren.Hij draagt, net zoals de voorwerpen in Some Times Things of zoals de opkomende en wegwandelende personages in de installatie Tall Ships, zijn eigen tijd met zich mee. De ruimtelijke ervaring van de kijker is, volgens Charles Hirsch, “gecorreleerd aan zijn eigen tijd in een unieke tijd-ruimte relatie”. De kennis die de kijker van zijn eigen realiteit of van de hem omringende realiteit kan hebben, doet hij precies op door zijn persoonlijk tijds- en ruimtebesef in interactie te laten treden met de patronen van tijd en ruimte buiten hem.

Deze interactie tussen verschillende tijdsmechanismen en uiteenlopende spatiale organisatie is erg belangrijk omdat de waarnemingservaring erop gebouwd wordt. Wat men ziet en begrijpt te zien, is het resultaat van een interactie tussen twee tijdstippen en de zich daartussen vullende ruimte: een interactie tussen “het moment van ontmoeting met het ervaringsgegeven” en de “interpretatie” van het gegeven, het moment van herkenning. De specifieke structuur van beide geciteerde installaties lokt verschillende, niet-gelijktijdige en elkaar kruisende waarnemingservaringen uit. Eén waarnemingservaring overspant net één sequentie: in Some Times Things  duurt ze de tijd van de omwenteling van één object, in Tall Ships komt ze overeen met één keer opkomen en wegwandelen van een personage.

 

De derde dimensie

De geometrische figuren en de opkomende en wegwandelende personages bevinden zich niet in een traditionele driedimensionale ruimte. Tijdens het waarnemingsproces beseft de kijker dat er slechts twee dimensies zijn. De getoonde beelden tekenen zich af tegen een plat vlak. Ze hebben geen enkele diepte. De derde dimensie, de diepte wordt gewist. Het oog kan dat letterlijk vaststellen: het beeld wordt voortdurend onscherp gesteld, het is niet afgelijnd, het is omtrekloos en gaat daardoor de ruimte inpalmen. “Het beeld begint op iets te lijken dat de ruimte gaat vullen”, zegt Gary Hill. De hier genoemde ruimte heeft een dubbele betekenis. Ze verwijst naar de tentoonstellingsruimte die op haar beurt een metafoor is voor de ruimte van het bewustzijn. Als men de duistere kamer ingaat waar Hills installaties opgesteld staan, betreedt men zijn denk- en voelcentrum. Hill interesseert zich voor “de bevoorrechte plaats die beeld en waarneming in het bewustzijn bekleden”. De omtrekloze figuren komen rechtstreeks uit zijn geest. Als toeschouwer kijken we naar emerging properties, naar eigenschappen van beelden die op scherm, alias het bewustzijn van de maker, te voorschijn komen, vorm aannemen. De zich steeds transformerende en uit telkens andere hoeken getoonde beelden zijn een afspiegeling van mentaal geregistreerde percepties. In zijn installaties reflecteert Hill over de zintuiglijke waarneming en de daaruit voortvloeiende denkprocessen. Vandaar dat zijn beelden ook vergezeld worden van zijn stem. Het woord speelt een belangrijke rol in het denkproces: het geeft een uitdrukking, een wending aan geestelijke structuren. Het verweeft denkbewegingen. Het voorziet beelden van commentaar.

Het gebrek aan diepte in het beeld verwijst ons naar een nieuwe diepte, naar de onmetelijkheid van het bewustzijn van de maker dat de derde dimensie van dit werk uitmaakt. De ruimte die we bij Hill betreden is de ruimte van de geest. De kijker aanschouwt de veruitwendiging van een denkervaring. Deze veruitwendiging van een innerlijk gebeuren wordt mogelijk gemaakt door een computer die het denken vertaalt en tegen de wand projecteert. Dat is een geweldige belevenis voor de kijker omdat deze kan binnendringen in iemands anders denkwereld

Deze spirituele derde dimensie is een moeilijk te situeren dimensie. Ze ligt niet buiten de maker maar evenmin er binnenin. Hill reflecteert over zijn innigste zelf, hij vertrouwt mentale waarnemingen aan het scherm toe die hij daarna echter niet meer tegemoet kan treden. De toeschouwer bevindt zich in een gelijkaardige situatie: hij staat middenin het waarnemingsveld, maar kijkt er ook naar. Daardoor overstijgt hij het waargenomene en komt hij er buiten te staan.

 

Getoonde afwezigheid

Als beelden een derde dimensie krijgen, gaan ze tastbaar worden. Men gaat ze niet meer als beelden aanzien maar als levensechte vormen. Gary Hill schept lichamelijkheid. Hij reflecteert erover in de beelden die hij uit zijn bewustzijn te voorschijn roept en waarvan de verschijning onweerlegbaar is. Ook de taal en de stem – hoe ijl, hoe stil en hoe onbegrijpelijk ze ook zijn – suggereren aanwezigheid, brengen structuur aan. De stem weeft landschappen, schept innerlijke werelden, bestaat in de ruimte. Gary Hill exploreert, net zoals Bruce Nauman in zijn installaties, de lichamelijkheid van de stem. “De stem is verantwoordelijk voor de ruimtelijke organisatie van het werk,” zegt Stephen Sarrazin. Hill speelt met woorden, selecteert ze uit zijn lectuur, verbindt ze zodanig dat ze geen “betekenis maar andere leeservaringen gaan creëren”. De stem begeleidt, ijkt het beeldverloop maar staat buiten de tijd. Het is een organiserend principe dat zich verschuilt. Daarom tast ze de aanvankelijk gecreëerde lichamelijkheid aan.

In deze installaties wordt het lichaam, wordt lichamelijkheid ter discussie gesteld. De ambivalente (is ze er echt of is het een fictie?) derde dimensie van dit werk stelt de vraag naar het statuut van de getoonde beelden. Zijn ze niet tegelijkertijd aanwezig en afwezig? Hebben de rondwentelende voorwerpen in Some Times Things en Tall Ships  een lichamelijke présence? Neen. Ze zijn echter wel aanwezig maar alleen als extracten, als projecties op grond van flauwe lichtimpulsen. Doorheen de ruïne van hun aanwezigheid schittert hun afwezigheid en hun essentie ligt besloten in het paradoxaal spel tussen beide. Aanwezigheid staat hier voor getoonde afwezigheid. We zien gestalten, figuren – en het zijn echte waarnemingen want ze gaan allen terug op een bepaalde datum – die echter nooit tastbaar zullen worden omdat ze een geïnterioriseerd bestaan leiden. De paradox is dat dit innerlijk leven naar buiten wordt gebracht zonder tastbaar te worden. Vandaar die voortdurende spanning, die onophoudelijke twijfel tussen aan- en afwezigheid.

 

Lichaamsverlies

Gary Hills ideeëngoed wordt beïnvloed door de argwaan van Heidegger ten aanzien van het concept “aanwezigheid”. Hij toont de schaduw van elke lichamelijkheid: de doorboorde aanwezigheid, het lichaamsverlies, de angst voor ontbinding. Dit motief staat centraal in Hills lievelingsboekThomas l’obscur, een in 1941 gepubliceerde, hoogst vreemde en stilistisch schitterende roman van filosoof, auteur en essayist Maurice Blanchot. Verschillende installaties zijn opThomas l’obscur gebaseerd: Incidence of Catastrophe (1987-1988), And sat down beside Her (1990) en I Believe It Is An Image In Light Of The Other (1992). Maar ook in Tall Ships en in Some Times Things keert hetzelfde motief terug, zij het op minder expliciete wijze. Hill herkent zichzelf in de figuur van Thomas, een duistere jongeman die zich van de andere mensen onderscheidt door een scherpzinnig besef van zijn paradoxaal bestaan, dat verbrand wordt door een onpeilbare innerlijke en lichamelijke afwezigheid. Omdat Thomas zoals elke mens een fysisch omhulsel heeft waarmee hij bepaalde ordinaire handelingen stelt, lijkt hij aanwezig te zijn. Maar hij is een virtuele man die in de duistere, diepe lagen van zijn bestaan een beeld opvangt van wie hij werkelijk is. Hij bestaat niet: hij bestaat alleen als bewustzijn, als beeld van dat bewustzijn. “Je pense, donc je ne suis pas”, zegt Thomas, waardoor hij twijfel zaait in de maxime die Descartes eertijds poneerde als axioma van ons bestaan als mens, van onze aanwezigheid. Thomas onttrekt zich aan het ordinaire denken, aan een denken in functie van een gemotiveerd bestaan. Dat doet hij door alleen maar denken te zijn. Hij is met andere woorden het ondenkbare dat zich “buiten alles” bevindt: “Ik denk, zegt Thomas, en die onzichtbare, onuitsprekelijke, onbestaande Thomas die ik werd, was er de oorzaak van dat ik nooit was waar ik was, en daar was zelfs niets mysterieus aan.”

Eenzelfde afwezigheid leest de toeschouwer in Hills duister oplichtende beelden, in zijn zonder schittering en koel stralend verbeeld bewustzijn. Hijzelf, maar ook de toeschouwer, vindt zich alleen nog maar terug in de gedachtenwereld, in de droom van het beeld. In het beeld, waar we afwezig zijn, ligt het verlangen naar maar ook de ontkenning van lichamelijkheid en tastbaarheid. De gestalten en figuren die we in dit werk zien en horen, hebben een indringend effect op ons omdat ze ons bewust maken van onze verlorenheid in de wereld. In hun aanwezigheid raken we de essentie van een intens bestaan. We worden “gebrandmerkt” door hun nauwelijks omlijnde en steeds uitbreidende omtrek waar we buiten vallen.

 

Bibliografie

1. Kees Ouwens, Droom, Gedichten, Meulenhoff, 1988.

2. Het binaire tijdperk: nieuwe interacties, Museum van Elsene, Ludion, 1992, met bijdragen van Charles Hirsch, Jean-Louis Le Moigne, Derrick de Kerkhove en Michel Baudson.

3. Maurice Merleau-Ponty, Le primat de la perception et ses conséquences philosophiques, Cynara, 1989.

4. Maurice Blanchot, Thomas l’obscur, L’imaginaire Gallimard, 1950.

5. Stephen Sarrazin, Gary Hill, monographie, Chimaera 10, Centre International de Création Vidéo Montbéliard Belfort, 1992.

 

Het binaire tijdperk: nieuwe interacties (met werken van Tony Cragg, Dumb Type, Rainer Ganahl, Rodney Graham, Ingo Gunther, Gary Hill, Matt Mullican, Nam June Paik, Panamarenko, Rombouts & Droste, Jeffrey Shaw en Jeff Wall) vindt nog tot 29 november plaats in het Gemeentelijk Museum van Elsene, Jean Van Volsemstraat 71, 1050 Brussel, 02/511.90.84.

Het Centre Pompidou organiseert een retrospectieve van het werk van Gary Hill van 25 november tot 24 januari 1993. Meer info: rue Beaubourg, 75004 Paris (44.78.12.33).