width and height should be displayed here dynamically

Van Links naar Rechts. Een nieuwe kijk op een eeuw Neo-realisme

Van Links naar Rechts. Een nieuwe kijk op een eeuw Neo-realisme in Museum Arnhem, foto Jannes Linders

Museum Arnhem toont zich na vier jaar verbouwen en uitbreiden weer aan het publiek met Van Links naar Rechts. In twee zalen kijken we ‘door de ogen’ van het museum naar het neorealisme en het verzamelen ervan. De bril die het museum de bezoeker daarbij opzet blijkt sociaal-politiek getint. In de introductiefilm beweert directeur Saskia Bak dat de collectie, of het nu werk betreft van het begin van de vorige eeuw of uit het heden, eigenlijk altijd gaat over kunst én samenleving: ‘Dan ziet het er heel verschillend uit, maar het geeft altijd antwoord op vraagstukken die in de samenleving spelen.’ In zijn algemeenheid gaat dat natuurlijk niet op. Denk maar aan het intieme realisme van Jan Mankes of aan de vele stillevens uit de jaren dertig die het museum rijk is, van Dick Ket, Edgar Fernhout of Jan Wittenberg. De sociale relevantie is daar ver te zoeken, en dat was juist een van de oorzaken dat het genre zo buitengewoon populair was. Niet alle figuratieve kunst past in de geëngageerde thematische invalshoek die voor deze collectiepresentatie is gekozen.

Dat Museum Arnhem het neorealisme bij de heropening speciaal belicht, is geen verrassing. Het was na de Tweede Wereldoorlog het enige museum in Nederland dat zich toelegde op het verzamelen van werk van ‘de Grote Vijf’ – Raoul Hynckes, Dick Ket, Pyke Koch, Wim Schuhmacher en Carel Willink. Het museum was met zijn tentoonstellingen en bijbehorende catalogi in hoge mate bepalend voor wat er onder neorealisme moest worden verstaan en welke kunstenaars tot deze stroming moesten worden gerekend. In 1960 begon dat met De bange jaren ’30. Neo-realisme in de Nederlandse schilderkunst. Dit kreeg een vervolg in 1992 met Magisch Realisten en tijdgenoten en in 1999, destijds al met een ruimere selectie van representanten, in Magie en zakelijkheid. Realistische schilderkunst in Nederland 1925-1945. In andere toonaangevende musea als het Stedelijk Museum in Amsterdam en het Van Abbemuseum in Eindhoven ging de aandacht vooral uit naar de internationale modernistische canon. Abstractie dus, en als er al sprake was van figuratie, dan van expressionistische signatuur. Terecht wordt deze specialiteit van het huis met trots gememoreerd. Vroege aankopen van de coryfeeën Ket en Willink krijgen dan ook extra aandacht. Verrassend is echter dat het museum nu vrijwel élk figuratief schilderij in de collectie uit de afgelopen honderd jaar onder de noemer ‘neorealisme’ schaart. Buiten het museum wordt die term tegenwoordig uitsluitend gebruikt voor het werk van kunstenaars die in de jaren twintig en dertig een nieuw realisme presenteerden waarin toets en tonaliteit plaats hadden gemaakt voor lijn en kleurvlak.

De eerste zaal illustreert de bandbreedte die het museum zich permitteert ten aanzien van het neorealisme of, zoals de zaaltekst stelt, ‘van de vredige schilderkunst van Jan Mankes tot de recente portretten van antiracismedemonstranten van Iris Kensmil’. Door term en tijdvak op te rekken is er in de eerste zaal ook plaats voor surrealisten als Joop Moesman en Melle, voor een volgende ‘abstractere’ generatie figuratieven als Klaas Gubbels en Roger Raveel, voor hedendaagse figuratieve, politiek betrokken schilders als Marlene Dumas en Iris Kensmil, en zelfs voor de Zuid-Afrikaanse fotograaf Zanele Muholi. De thematiek van deze kunstenaars heeft – ook ten opzichte van elkaar – een heel ander referentiekader dan dat van Ket, Koch, Willink en verwante tijdgenoten. Hier ontbreekt eenvoudigweg samenhang.

In de tweede zaal beperkt de selectie zich tot de feitelijke neorealisten. ‘De Grote Vijf’ zijn in de loop der jaren aangevuld met minder bekende kunstenaars, zoals Ali Goubitz, Chris Lebeau, Harmen Meurs en, meer recent, Berthe Edersheim en Anneke van der Feer. De pioniersrol die het museum had, wordt hier voortgezet. De uitgekiende open enscenering – vier wanden, vier thema’s – zorgt voor een maximale visuele samenhang. Door de zaaltekst ‘Politieke polarisatie en artistieke verschillen’ wordt de titel van de tentoonstelling Van Links naar Rechts duidelijk: na de machtsovername van Hitler in 1933 kwam in Nederland de tegenstelling tussen politiek links en rechts op scherp te staan. Ook het neorealisme gaf een tweedeling te zien: de ene groep werkte, volgens het museum, ‘in een klassieke, ambachtelijke stijl’ en de andere groep schilderde ‘rauw en recht voor zijn raap’. De mise-en-scène in deze zaal ondersteunt deze tegenstelling: ‘links’ hangt op oranje gekleurde wanden en ‘rechts’ op paarse. De suggestie die hiermee gewekt wordt, dat de ambachtelijke schilders politiek gezien tot het rechtse kamp behoorden en de rauwe tot het linkse, strookt echter niet helemaal met de werkelijkheid. Schuhmacher bijvoorbeeld hoort op basis van deze criteria stilistisch bij het rechtse kamp, want zijn Portret van mevrouw D. (1935) hangt tegen een paarse achterwand. Zijn politieke oriëntatie – socialist en antifascist – was echter ‘links’. Blijkbaar geeft de schilderstijl hier de doorslag.

De oranje achterwand laat een rij ‘kunstenaars/activisten’ zien die opkomen voor ‘de armen en de arbeidersklasse’ en zich keren tegen ‘kapitalisme, kolonialisme, seksisme en racisme’. Dat leidt tot verrassende herontdekkingen. Tijdens de bezetting verdween een aantal van deze kunstenaars vanwege hun politieke overtuiging noodgedwongen uit de openbaarheid en na de oorlog was de belangstelling voor hun werk gering. Dat geldt niet alleen voor de communist Meurs, maar ook voor kunstenaars uit zijn omgeving zoals Edersheim, net als hij fel gekant tegen antisemitisme en racisme. Museum Arnhem kocht in 2020 Edersheims portret van Jan Telegraaf, de leider van de Bond van Surinaamse Arbeiders in Nederland, uit 1936. In vitrines wordt de historische context adequaat gedocumenteerd met persoonlijke verhalen van enkele kunstenaars.

Daartegenover – met Carel Willink als verbindend element – ligt het rechtse kamp. Het thema ‘Kunst en nationaalsocialisme’, waarbij wordt opgemerkt dat de ‘ambachtelijke, traditioneel aandoende richting’ ideologisch goed aansloot bij het nationaalsocialisme, opent met drie schilderijen van Koch en laat, na tussenkomst van Stilleven met groene fles (1943) van Jan Bor, drie schilderijen zien van Henri van de Velde (niet te verwarren met zijn bijna-naamgenoot Henry Van de Velde), gevolgd door enkele stillevens van Hynckes. Afsluitend worden een zelfportret van Johan Ponsioen uit 1941 en een stilleven van Jan van Tongeren uit 1941 getoond. Deze kunstenaars zijn hier allemaal op hun plaats. Ook Koch, gezien zijn politieke overtuiging, maar niet met deze werken. In 1930, toen hij Nocturne en Mercedes de Barcelona schilderde, was hij nog geen lid van het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen en evenmin van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), en in 1956, toen hij zijn Voorstudie voor de grote contorsioniste maakte, was hij uiteraard geen lid meer. De onderwerpen van de schilderijen Nocturne en Mercedes – een urinoir en een prostituee – zijn bovendien, hoe ambachtelijk geschilderd ook, niet verenigbaar met voorbeeldige, opvoedkundige nazikunst.

Bij de schilderijen van Bor, Ponsioen en Van Tongeren en bij Stilleven met bokkingen uit 1941 van Hynckes en De engel der wrake van Van de Velde uit 1942, een pro-Duits propagandaschilderij met een brandend Londen op de achtergrond, had opgemerkt mogen worden dat ze ooit deel uitmaakten van de zogeheten Rijkscollectie, samengesteld door het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten. Deze kunst, die lang taboe was, heeft Museum Arnhem in 2015 met de tentoonstelling Geaarde Kunst. Door de Staat gekocht ’40-’45 als eerste weer getoond.

Midden in deze zaal staan in een dramatische opstelling ‘links’ en ‘rechts’ het meest markant tegenover elkaar: een grote ingelijste foto van Tijdsbeeld 1933-1934 van Harmen Meurs tegenover De Nieuwe Mensch uit 1937 van Henri van de Velde, sinds 1933 lid van de NSB. Op het schilderij van Meurs brandt een Duitser in uniform met een gloeiende staaf een hakenkruis op de ontblote borst van een arbeider. Het was zijn protest tegen de vervolging van Joden en communisten in Duitsland. Meurs heeft het origineel tijdens de bezetting van Nederland vernietigd, omdat het bezit ervan te riskant was. De Nieuwe Mensch (een bruikleen van het Rijksmuseum) toont een man die met vlammend zwaard het verlichtingsdenken, het kapitalisme en het communisme bestrijdt. Het hing in de werkkamer van NSB-leider Anton Mussert. Wat mij betreft had volstaan kunnen worden met deze boeiende zaal, en dan onder de ingekorte ondertitel Neorealisme in Museum Arnhem.

 

Van Links naar Rechts. Een nieuwe kijk op een eeuw Neo-realisme, tot 23 november,  Museum Arnhem, Utrechtseweg 87, Arnhem.