width and height should be displayed here dynamically

Vlaams bouwmeester

Begin 1999 werd het ambt van Vlaams Bouwmeester ingesteld, met bOb Van Reeth als de eerste architect die deze titel mag voeren. Recentelijk verscheen het eerste jaarverslag. Een lijvige stapel losse kaarten, bedoeld, zo lijkt het, voor de archiefbak. Als we deze vormgeving opvatten als het ironische commentaar op de onvermijdelijke ambtelijke molen waar Van Reeth in beland is, is deze bijdrage aan de administratieve papierwinkel een goede grap. Voor de geïnteresseerde lezer die snel een overzicht wil krijgen van de taken en prestaties van het afgelopen jaar, is de opzet echter een ramp. De kaarten raken door elkaar en versnipperen de tekst in zoveel stukjes, dat het vormen van een samenhangend beeld geen sinecure is. Bovendien zullen er op dit jaarverslag nog vele volgen. Wanneer aan dit opzet wordt vastgehouden, zal zich binnen de kortste keren een eindeloze rij kaarten hebben gevormd, ongeschikt voor elke boeken- of archiefkast.

Toch is het jaarverslag allerminst een document om terzijde te leggen. In een jaar tijd is er een indrukwekkende hoeveelheid werk verzet, zeker gezien het feit dat het grootste deel van het zevenkoppige team van de Vlaamse Bouwmeester pas in het najaar van 1999 compleet was. Achter de sluier van ambtelijk jargon schuilen spannende vraagstukken en af en toe springt er zelfs een vonk van de pagina’s, wanneer problemen en uitdagingen onverbloemd worden aangekaart. De eerste confrontatie tussen de verantwoordelijke minister (Johan Sauwens, Vlaams Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport) en zijn kersverse ambtenaar vindt al direct in beider inleidende woorden plaats. De minister heeft veel op met een eigen patrimonium voor de Vlaamse overheid: deze gebouwen zijn immers de monumenten en symbolen van de toekomst. Van Reeth onderkent dit streven, en steunt het van harte, maar bekritiseert de hiermee gepaard gaande profileringsdrang van de administraties en Vlaamse overheidsinstellingen (VOI’s), die allemaal hun eigen opvattingen hebben over kwaliteit en de kwaliteitsvraag moeilijk uit handen geven. Erger: iedereen heeft de mond vol van kwaliteit, maar vooralsnog reikten de ambities van de Vlaamse overheid niet veel verder dan het aangeven van het benodigde aantal vierkante meters kantooroppervlakte.

Van Reeth laat in het jaarverslag geen mogelijkheid voorbijgaan om te benadrukken dat de Vlaamse Gemeenschap in de allereerste plaats een visie moet hebben: op haar taak als opdrachtgever en op wat kwaliteit voor haar inhoudt. Hoe moeizaam dit proces is, blijkt onder meer uit de gang van zaken bij verbouwingsprojecten, zoals Alden Biesen, Hoge Rielen en de Vlaamse Opera. Verbouwingen bestaan altijd uit een reeks van verschillende ingrepen, en het proces wordt extra ondoorzichtig omdat projecten onder de bevoegdheid van verschillende overheden vallen. Bij de evaluatie van de verbouwingsplannen bleek dat een globale, samenhangende visie bij deze projecten domweg ontbrak. “Bij navraag was het duidelijk dat men ooit daaraan had gedacht en gewerkt,” aldus het verslag, om vervolgens deze doelstelling compleet uit het oog te verliezen. Willekeur en toevalligheid van bouwkundige ingrepen worden bovendien aangemoedigd als gevolg van de bestaande begrotingstechniek. “Kleine veranderingen worden niet beschouwd als investeringen in de toekomst, maar als het jaarlijks gebruiken van de beschikbare middelen.” De pot moet elk jaar leeg, omdat anders het begrotingsgeld niet volledig besteed is, en kortingen op de loer liggen. Hier klinkt iets van wanhoop door in het verslag. Wanneer de begroting niet anders georganiseerd wordt, “blijven kleine jaarlijkse ingrepen leiden tot de vernieling van waardevol patrimonium”.

Van Reeth en zijn team hebben zich echter geenszins uit het veld laten slaan. De strategie is tweeledig. Enerzijds wordt een open houding benadrukt. Er zijn zogenaamde Open Tafel-gesprekken ingesteld waar zonder bindende afspraken na te streven vrijelijk met alle overheidsinstanties over de kwaliteit van projecten kan worden gediscussieerd. Anderzijds werkt de bouwmeester ook aan een autonome positie en directe invloed, namelijk middels het voordragen en selecteren van architecten voor bepaalde projecten. Het meest gedurfde initiatief is dat van de ‘Meesterproef’, waarbij alle administraties en VOI’s worden uitgenodigd een ontwerpopdracht voor te stellen. Deze worden aan door de architectuurinstituten voorgedragen laatstejaarsstudenten voorgelegd. Onder leiding van een architect, in 1999 betrof dat de voormalige Nederlandse Rijksbouwmeester Kees Rijnbout, werken zij in een masterclass de opdrachten uit. Een selectie daarvan zal daadwerkelijk gerealiseerd worden. Het zijn dit soort ‘vonken’ waar de bouwmeester mee overtuigt. Het is alleen wel even zoeken en kaarten schudden, voordat je ze gevonden hebt.

 

• Jaarverslag 1999 van de Vlaamse Bouwmeester, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Koning Albert II-laan 20 bus 9, 1000 Brussel (02/553.74.00).