width and height should be displayed here dynamically

Werken van welstand

Het droge juridische jargon van artikel 12 van de Nederlandse Woningwet, behelst niets minder dan het hart van het filosofisch-esthetische discours in de architectuur en stedenbouw: “Het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, mogen niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.” Schoonheid wordt hier wettelijk verplicht gesteld, met de gemeentelijke welstandscommissies, bestaande uit ‘onafhankelijke deskundigen’ – meestal (landschaps)architecten, stedenbouwkundigen en architectuurhistorici – als de gerechtigde bewakers van het architectonische en stedenbouwkundige schoon. Ze hebben een welhaast onmogelijke opgave, omdat de verpletterende eenvoud van het wetsartikel in de praktijk een slagveld is van opvattingen over wat nu precies die ‘redelijke eisen van welstand’ zijn.

Het debat wordt nog gecompliceerder omdat los van de interpretatieproblemen, de eisen per gemeente (die verplicht is de welstandseisen in de Gemeentelijke Bouwverordening te formuleren) verschillen, en ook nog eens per gebied: in een historische binnenstad zijn de voorschriften bijvoorbeeld strenger dan in een gloednieuwe buitenwijk. Bovendien geeft het 43ste artikel van de Woningwet talloze bouwwerken aan waarvoor geen bouwvergunning nodig is, en waarvoor dus ook geen oordeel vereist is van de welstandscommissie: schuttingen, uitbouwsels, dakkapellen en tuinhuisjes, mits ze binnen bepaalde afmetingen blijven, en “bouwwerken, geen gebouw zijnde (…) ten dienste van het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening of het telecommunicatieverkeer, alsmede het plaatsen van straatmeubilair”.

De consequenties van dit laatste artikel zijn prachtig verbeeld en verwoord op een tentoonstelling over de welstandscommissie in Hilversum, in het architectuurcentrum aldaar. Landschapsarchitecte Katie Tedder constateert dat te veel overenthousiaste ontwerpers hun stempel proberen te drukken op elke prullenbak en straattegel, terwijl een allereerste vereiste voor een mooie openbare ruimte nu juist ‘terughoudendheid’ is. Welstand bestrijkt echter niet het openbare domein, wat ook blijkt bij een project van Paul de Ley, lid van de commissie en tevens architect van een groot wooncomplex in de binnenstad. De Ley legt zorgvuldig uit hoe hij in zijn ontwerp de welstandseis geïnterpreteerd heeft, dat een gebouw zich aan de stedelijke omgeving moet aanpassen. Het gebouw loopt soepel mee met de gebogen rooilijn van de straat, en voor een fietsroute naar de binnenstad is een poort in het blok uitgespaard. Vervolgens hebben enkele ijverige gemeentelijke diensten de route naar de doorgang echter deels geblokkeerd met een woud van meterkasten, paaltjes en verkeersborden.

Er zijn tal van dit soort voorbeelden te zien in het Dudokcentrum. De zeven leden van de commissie zijn elk op locatie in Hilversum geïnterviewd, zodat uitspraken over ‘schaalbreuken’ en ‘detonerende reclameborden’ direct kunnen worden aangewezen. De gespreksleider heeft de interviews kort en bondig gehouden en concentreert zich telkens op een thema, waardoor de verschillende welstandsvraagstukken gemakkelijk inzichtelijk worden gemaakt en storende overlappingen tussen de commissieleden voorkomen worden. Naast deze video-interviews, is er van elk commissielid een aantal eigen projecten te zien: de welstandsleden zijn immers in de eerste plaats ontwerpers, met persoonlijke opvattingen. Deze opvattingen spelen een belangrijke rol op het moment dat het juridische formuleringen aan exactheid ontbreekt. “Reclame mag niet meer dan 70 cm uit de gevel steken,” is een controleerbaar voorschrift, maar wat te doen met: “Reclame moet wat maat en plaatsing betreft gerelateerd zijn aan de architectonische en ruimtelijke verhoudingen van de gevel en de omgeving” of “De dakkapel moet passen in de structurele opbouw en de architectonische balans van het pand”? De hoofdwand van de tentoonstellingsruimte laat een bombardement van dia’s van dakkapellen en reclames zien, waarvan de meerderheid overduidelijk niet aan deze voorschriften voldoet, maar probeer dat maar eens hard te maken. Niet voor niets zijn welstandscommissies voortdurend het mikpunt van kritiek, van ontevreden architecten, bewoners en winkeliers, wier plannen zijn afgekeurd. De vraag is of de onvermijdelijke subjectiviteit een reden moet zijn om het bestaansrecht van welstandscriteria ter discussie te stellen. Voorlopig komt de scherpste kritiek op welstand in Hilversum van binnenuit, van de gloednieuwe voorzitter van de commissie Tom Frantzen. Hij legt alvast een bom onder het vermeende juridische keurslijf: “Een goed plan stelt zijn eigen beoordelingscriteria.” En toen was de cirkel rond. Want wat is een goed plan?

 

• Werken van welstand is tot en met 11 juni te zien in het Dudok Centrum, in het souterrain van het Hilversumse raadhuis, Dudokpark 1, 1200 AM Hilversum (035/629.22.62).