width and height should be displayed here dynamically

Vliegen

Het is dit jaar precies honderd jaar geleden dat de gebroeders Wright de eerste gecontroleerde vlucht uitvoerden (17 december 1903). Het wordt echter een verjaardag in mineur: de weerslag van 11 september 2001, laagconjunctuur, SARS, faillissementen en fusies in de luchtvaartsector wekken heimwee op naar tijden toen vliegen nog synoniem was met avontuur, luxe en moderniteit. De twintigste eeuw is nochtans ondenkbaar zonder de luchtvaart, die de wereld transformeerde in een fysisch netwerk waarin afstanden enkel nog in tijd worden uitgedrukt. De snelheid waarmee een en ander zich heeft ontwikkeld is bijzonder indrukwekkend: in 1927 vloog Lindbergh al non-stop over de Atlantische Oceaan. Het credo ‘hoger, verder, sneller en groter’ bereikte in het begin van de jaren zeventig een hoogtepunt met de introductie van de Concorde en de Boeing 747. Dat laatste vliegtuig heeft een theoretische capaciteit van vijfhonderd passagiers en een vliegbereik van tienduizend kilometer. Tegelijk was in 1970 al een einde gekomen aan de romantische jaren van onschuld: in de Jordaanse woestijn werden toen drie gekaapte vliegtuigen door Palestijnse terroristen vernietigd. De kwetsbaarheid van het lijnvliegtuig, hét symbool van de expansieve moderniteit, werd voor de ogen van de wereldpers op een pijnlijke manier duidelijk.

Er zijn verschillende manieren om het spectaculaire en vaak bijzonder fotogenieke verhaal van de luchtvaart te vertellen. In Flight. 100 Years of Aviation, een uitgave van het National Air and Space Museum (een afdeling van de Smithsonian Institution in Washington) is het vliegtuig zelf de voornaamste acteur: honderden illustraties, anekdotes en technische details geven een beeld van de hoogte- en dieptepunten van de militaire en de burgerluchtvaart, waarbij het Amerikaanse aandeel echter zwaar overbelicht wordt. Overigens dient opgemerkt dat beelden van gebombardeerde Irakese konvooien toch eerder demonstraties zijn van wreedheid dan van de technische perfectie van de Amerikaanse luchtmacht.

Men kan de geschiedenis van de luchtvaart ook vertellen door de opkomst en ondergang van de luchtvaartmaatschappijen te belichten. Weinig bedrijven zijn zo imagobewust en hebben zo’n symbolische lading. Vooral in de Europese landen werden nationale luchtvaartmaatschappijen ingezet als ambassadeurs en (vaak opschepperige) uithangborden van de welvaart en moderniteit van het thuisland. Dat geldt ook voor het in 1923 opgerichte Sabena, de op één na oudste luchtvaartmaatschappij ter wereld. Naast de Rode Duivels, de koninklijke familie, het Atomium en René Magritte zijn er maar weinig fenomenen zo met de notie ‘België’ verweven als Sabena. Het is ironisch – en dus eveneens zeer Belgisch – dat de interesse in de geschiedenis van Sabena pas na het faillissement van de nationale luchtvaartmaatschappij oplaaide. Zoals Sabena, Air Nostalgie illustreert, gebeurde dat echter op de meest voorspelbare manier: met mooie foto’s en onverholen heimwee naar de glamour van weleer. Het blijft bij prentjes kijken, bij het brave bewonderen van types vliegtuigen, kostuums, buitenlandse vorsten en beroemdheden die aankomen in Brussel. Ook de obligate ‘tantenonnekes’ in Congo passeren de revue. De commentaren bij de foto’s zijn nogal nietszeggend en het Nederlands is vaak van een belabberde kwaliteit.

De explosieve groei van de luchtvaart weerspiegelde zich overal in een snelle en ingrijpende transformatie van de luchthavens. In geen tijd ontpopten de charmante ‘aérodromes’ zich tot slokoppen van open ruimte, die vandaag een hypotheek leggen op hun wijde omgeving. Tot ver in de jaren zeventig was er nauwelijks sprake van planning; nog voor de plannen op papier stonden, waren ze immers al achterhaald. Daarnaast werd het ontwerpen van luchthaventerminals of vliegtuigloodsen dé gedroomde opdracht voor elke architect die zijn voeling met de moderniteit wilde bewijzen. Ook in België resulteerde dat in een aantal opzienbarende constructies. Op het kleine vliegveld van Grimbergen, bij Brussel, staan bijvoorbeeld twee intrigerende, ronde loodsen voor sportvliegtuigjes van de ingenieur en aannemer Alfred Hardy. Hoewel de constructies zich al vlak na hun voltooiing (eind jaren veertig) lieten opmerken, was over de bouwer nauwelijks iets geweten. Iwan Strauwen heeft daar verandering in gebracht; zijn recente monografie geeft een duidelijk beeld van Hardy’s verdiensten in de toepassing van het toen nog relatief nieuwe gewapend beton. Het geheel is rijk geïllustreerd met onuitgegeven foto’s en plannen, en bevat een helder essay.

Niet alleen Sabena, ook ‘Zaventem’ is een Belgisch begrip. Op de nationale luchthaven is een ander indrukwekkend staaltje van naoorlogse moderniteit in de Belgische architectuur te vinden. De nieuwe luchthaven, die gebouwd werd met het oog op Expo 58 en die de oude militaire luchthaven van Melsbroek moest vervangen, werd bekroond met een bijzonder indrukwekkende terminal, getekend door de architectencombinatie Brunfaut-Bontinck-Moutschen. De Expo-terminal was niet zomaar een functioneel gebouw dat zoveel mogelijk mensen in een zo kort mogelijke tijd in of uit een vliegtuig moest sluizen, het was ook een affirmatieve architecturale geste die zelfs Le Corbusier wist te imponeren. Veertig jaar later is de terminal echter in onbruik geraakt, en wordt hij verhuurd voor feestjes… Hoog tijd dus voor een herwaardering van dit erfgoed. In zijn boek Brussels Airport. The History of Haren, Melsbroek and Zaventem neemt Frans Van Humbeek ons alvast mee op een uitgebreide wandeling langs de verschillende sites die verweven zijn met de geschiedenis en ontwikkeling van de nationale luchthaven. Van Humbeek hangt zijn relaas op aan een indrukwekkende hoeveelheid nooit gepubliceerd beeldmateriaal en een heleboel anekdotes uit eerste of tweede hand. Anders dan bij Sabena. Air Nostalgie werkt deze ‘lichtheid’ echter niet storend. Er is geen sprake van nostalgie; terloops stelt Van Humbeek trouwens enkele pertinente vragen met betrekking tot de inplanting, organisatie en bereikbaarheid van de nationale luchthaven – kwesties die in de huidige context (met het failliet van Sabena en de groeiende impact van het TGV-verkeer op Europese schaal) een duidelijk antwoord behoeven van de beleidsmakers. Bij elk vliegtuig dat wordt afgebeeld, kom je bovendien het type en de herkomst te weten, aangevuld met verrassende wetenswaardigheden. Zo stond de PanAm Boeing 747 die in 1988 bij Lockerbie neerstortte, kort daarvoor nog op het tarmac in Zaventem. Het lijkt bijkomstig, maar het illustreert hoe dergelijke vliegtuigen (die makkelijk twintig jaar meegaan) personages worden in een groot verhaal waar elke passagier deel van uitmaakt. Verder besteedt Van Humbeek veel aandacht aan de resterende of verdwenen architectuur van de luchthaven: de Expo-terminal, de bekende Strabed-hangars uit de jaren vijftig (waarbij men enorme overspanningen wist te realiseren met voorgespannen betonbalken, destijds een revolutionaire techniek) maar ook de restanten van oude landingsbanen komen aan bod. Gaandeweg wordt duidelijk dat luchthavens eigenlijk nooit af zijn; er wordt altijd wel ergens uitgebreid, afgebroken of bijgebouwd. Hoewel Brussel Nationaal relatief klein is, illustreert Van Humbeeks boek hoe luchthavens zich de afgelopen vijftig jaar hebben ontwikkeld tot complexe en dynamische entiteiten, die steeds meer op steden gaan lijken. Wie schrijft over luchthavens, beoefent dan ook een beetje de archeologie van de twintigste eeuw.

De luchthaven was ook het decor van een aantal dramatische hoogtepunten van de voorbije eeuw. Meer nog, wat de grootstad was voor de flaneur van Baudelaire, is de luchthaven voor de nomade van de twintigste eeuw. In Airspaces legt John Pascoe zich toe op de perceptie en de culturele betekenis van deze diffuse zone tussen de lucht en de begane grond. Hij gaat ervan uit dat elke ruimte iets zegt over de maatschappij die haar creëert. In zes essays past hij dit toe op luchthavens, waarbij hij op een virtuoze wijze waarneming aan eruditie koppelt. Pascoe, die duidelijk veel tijd in transit heeft doorgebracht, verkent de luchthaven als een hedendaagse biotoop, een plek die niet meer ver buiten de bewoonde wereld ligt, maar volledig deel uitmaakt van ons economisch, sociaal en cultureel netwerk.

Ondanks de huidige communicatiemiddelen neemt het aantal verplaatsingen vandaag nog toe. En ondanks (of dankzij) de recessie is de fascinatie voor het vliegen en de hele cultuur errond springlevend. De wereld van de luchtvaart roept dan ook oude dromen wakker. De luchtvaart is het verhaal van de permanente spanning tussen de oeroude en irrationele droom te kunnen vliegen en de ongelooflijke rationaliteit die nodig is om dit te kunnen verwezenlijken.

 

• R.G. Grant (ed.), Flight. 100 Years of Aviation werd in 2002 uitgegeven door de Smithsonian Institution, Washington (www.nasm.si.edu). ISBN 0-78948-910-4. Sabena, Air Nostalgie van Steven Decraene, Peter Denruyter en Geert Sciot verscheen in 2002 bij Van Halewyck, Leuven (www.vanhalewyck.be). ISBN 2-87386-288-2. Alfred Hardy 1900-1965 van Iwan Strauven werd in 2002 uitgegeven bij de Ghent University Architecture and Engineering Press, Jozef Plateaustraat 22, 9000 Gent. ISBN 90-76714-14-2. Brussels Airport. The History of Haren, Melsbroek and Zaventem van Frans Van Humbeek kwam in 2002 uit bij Uitgeverij Het Streekboek, Nieuwkerken-Waas. ISBN 90-76495-03-3. Airspaces van David Pascoe verscheen in 2001 in de Topographics-reeks van Reaktion Books, Londen (www.reaktionbooks.co.uk) . ISBN 1-86189-090-7.