width and height should be displayed here dynamically

Willie Doherty. Unseen

Grimmige straten. Een ijzeren spoorbrug. Regenachtige wolkenluchten. Een verlaten landweg. In de films en fotowerken van Willie Doherty (1959) is de hoofdrol weggelegd voor het decor. Dat decor is steevast Derry, Noord-Ierland, waar de kunstenaar is geboren en opgegroeid en waar hij nog altijd woont. Een stad gespleten door de rivier Foyle. Een stad verdeeld in een katholiek en een protestants deel. Een stad zelfs met twee namen, Derry en Londonderry. Als compromis werd ooit voorgesteld de stad Derry/Londonderry te noemen, uitgesproken als ‘Derry stroke Londonderry’. Het leverde de cynische bijnaam Stroke City op. Derry is onbetwist de hoofdstad van de verdeeldheid.

De stad is getekend door de zogeheten Troubles, wat een typisch Brits understatement mag heten voor oorlog. Willie Doherty is ermee opgegroeid. Hij zag hoe de katholieke burgerrechtenbeweging van de jaren zestig veranderde in een gewapende strijd tussen de IRA en het Britse leger. Op 30 januari 1972, de dag die bekend zou worden als Bloody Sunday, was hij er als tiener getuige van hoe een menigte werd opgejaagd door gewapende militairen. Dertien demonstranten kwamen om het leven. Zesentwintig jaar later, op Goede Vrijdag 1998, mag de vrede zijn bezegeld, het leed in Derry is nog altijd niet geleden.

Unseen, de eerste grote tentoonstelling van Willie Doherty in Nederland, omvat acht films en twintig fotowerken. Het is een uitgebreide versie van de expositie die eerder in City Factory Gallery in Derry en Matt’s Gallery in Londen was te zien. De inrichting is zorgvuldig, sober en monumentaal. De grote foto’s hangen laag bij de grond, wat de ruimtelijke ervaring van de afgebeelde locaties versterkt. Vaak worden ze gepresenteerd in paren, wat uitdaagt tot vergelijkingen, tot positiebepaling. Aan welke kant sta je? In weinig steden resoneert die vraag zo indringend als in Derry.

The Other Side (1988) is een panoramisch stadsgezicht, gefotografeerd vanaf een heuvel die het beeld diagonaal doorsnijdt. Links staat te lezen WEST IS SOUTH, rechts EAST IS NORTH. De combinatie van foto en tekst herinnert aan het werk van Hamish Fulton, maar diens poëtische pastorale is hier ver te zoeken. De opschriften verwijzen naar de excentrische ligging van de stad in het uiterste noordwesten van Noord-Ierland (‘het noorden’), tegen de grens met Ierland (‘het zuiden’) in het westen. Een stadsgezicht als een ontregeld kompas.

Doherty traceert de sporen die decennia van geweld in zijn stad hebben achtergelaten, sporen die zelden voor eenduidige uitleg vatbaar zijn. In Ghost Story (2007) zweeft de camera afwisselend over een pad langs de rivier en een straat in het centrum, terwijl een voice-over vraagt of de geur van ontbindend vlees die tussen de natte straatstenen opstijgt te ruiken is. Burried (2009) scant een plek in het bos waar een kampvuur nog nasmeult. Een boomstam is omsnoerd met elektriciteitsdraad. Gesmolten plastic hangt tussen de takken van een hazelaar. Wat heeft zich hier afgespeeld? Of willen we dat liever niet weten? De verstilde, ogenschijnlijk terloopse beelden zijn adembenemend mooi van licht, kleur en compositie.

Wie zoals Doherty het traumatische verleden navoelbaar wil maken, heeft aan de technieken van documentairemakers niet genoeg. Fotojournalistiek blijft al te vaak steken in beelden van slachtoffers die het publiek misschien aangrijpen, maar waar betrokkenen zich nauwelijks in herkennen. Bovendien: wie zijn die slachtoffers? Zijn zij in de ogen van de ander niet eerder daders?

De verwisseling van kijker en bekekene is het onderwerp van de film Blackspot (2002): een statisch beeld van een woonwijk bij het vallen van de avond. Er gebeurt niet veel. Auto’s rijden af en aan. Straatlantarens worden ontstoken. Een huiskamer licht op in de schemering. Doherty plaatste zijn camera exact op de plek waar het Britse leger jarenlang de omgeving in het oog hield. Zo kijkt de kunstenaar als het ware naar zijn eigen buurt, door de lens van de bezetter. Oorlog is observeren en ongezien blijven – een slag om de waarneming.

Positiewisseling is een terugkerend thema in Doherty’s werk. Re-Run (2002) is een filmdiptiek van een man die in paniek over de Craigavon Bridge holt, de belangrijkste verbinding tussen het oostelijk en het westelijk deel van de stad. Op het ene scherm zien we hem van voren, op het tegenoverstaande scherm zien we hem op de rug, onduidelijk of hij nu westwaarts rent of oostwaarts. Dat is misschien de grootste verdienste van Doherty: heel exact slaagt hij erin met elke vaststelling twijfel te zaaien.

Remains (2013), onlangs toegevoegd aan de collectie van De Pont, is de meest voldragen film op deze tentoonstelling. We horen een jongeman tot driemaal toe vertellen welke afstraffingen hij heeft ondergaan. ‘I had been warned. They were keeping an eye on me.’ Wat hij op zijn kerfstok heeft, blijft onduidelijk. De bleke, bijna kleurloze beelden tonen wat het slachtoffer gezien moet hebben toen hij hardhandig tegen de grond werd gewerkt op de parkeerplaats achter de winkels: vochtig beton, gruis en vuil, stalen hekken. ‘Face in the dirt. Foot in the back. Ankles pinned down. Cold dark metal. The soft tissue. The shot. The entrance wound. The kneecap.’ Een knieschot als vorm van eigenrichting. In de dagen van de IRA niet ongewoon. De beelden zijn effectief versneden met opnamen van een brandend autowrak aan de oever van de rivier. De knetterende vlammen, het gesis van smeltende lakverf, glas dat springt, de gloeiend oranjegele vlammen tegen het avondlijk blauw – de beelden en geluiden weten de aandacht te gijzelen. ‘Like father, like son. Isn’t that what they say?’ Als het vuur is uitgewoed valt de stilte.

Willie Doherty kiest geen partij, draagt geen bewijsmateriaal aan. Zijn werk is eerder een vorm van rouwverwerking, een poging om het traumatische verleden onder ogen te zien en de morele complexiteit ervan te begrijpen. ‘I can’t remember. I can’t forget’, horen we in Remains. Het zou het motto voor alle werken op deze indringende tentoonstelling kunnen zijn.

 

Willie Doherty: Unseen, tot 18 januari 2015 in Museum De Pont, Wilhelminapark 1, 5041 EA Tilburg (013/543.83.00; www.depont.nl).