‘Wilchar is niet de gevierde technokraat van de gruwel-vermakelijkheden-trust’
Gesprek met Paul De Vylder over de tentoonstelling Breendonk met tekeningen van Wilchar (Antwerpen, Ruimte Morguen, 1982)
Koen Brams/Dirk Pültau: In augustus 1982 organiseerde Ruimte Morguen een tentoonstelling van Willem Pauwels, beter bekend onder zijn pseudoniem Wilchar. De expo omvatte een reeks tekeningen die de kunstenaar kort na de Bevrijding in 1945 over zijn gevangenschap in het kamp van Breendonk had gemaakt. Daarnaast verscheen een map met reproducties van de tekeningen, die door jou werd ingeleid. Hoe was jij met het werk van Wilchar in contact gekomen?
Paul De Vylder: Ik had nog nooit van Wilchar gehoord toen Marc Schepers mij benaderde met de vraag om een tekst over zijn werk te schrijven. Ik heb Wilchar – vermoedelijk in het gezelschap van Marc – opgezocht in Alsemberg bij Brussel. Hij woonde in een huis dat hij zelf gebouwd had — het deed me denken aan een hippienederzetting. Heel bizar! Ook als figuur vond ik Wilchar intrigerend. Hij stond buiten elk systeem, zowel maatschappelijk als artistiek. Hij had zowat zijn hele oeuvre buiten de kunstwereld tot stand gebracht. Sporadisch stelde hij weleens tentoon – voor het merendeel zeefdrukken, linosnedes en tekeningen – en organiseerde hij bijeenkomsten met bevriende artiesten, maar met het kunstsysteem had hij niets te maken. Ik vond dat bewonderenswaardig.
K.B./D.P.: Waarom ging je op de uitnodiging van Marc Schepers in om een tekst over het werk van Wilchar te schrijven? Spraken de tekeningen je aan?
P.D.V.: In artistiek opzicht niet – het was werk van een amateur – maar iconografisch vond ik de tekeningen buitengewoon interessant. Wilchars benadering van het kampleven had niets te maken met de Hollywoodbenadering van de Holocaust. Dat vond ik een enorme verademing. In mijn tekst stak ik mijn bewondering niet onder stoelen of banken: ‘Wilchar is geen architekt van de horrordecoratie; hier geen ‘special effects’ en geen miljoenenbudget voor multivisionprikkels… Wilchar is niet de gevierde technokraat van de gruwel-vermakelijkheden-trust.’ Ik was in die tijd heel erg op zoek naar het soort beelden dat Wilchar maakte. Om dezelfde reden was ik gefascineerd door de feminatheek van Louis-Paul Boon – zijn immense verzameling erotische beelden — waarvan Ruimte Morguen in 1985 een selectie heeft tentoongesteld.
K.B./D.P.: In jouw tekst verbind je Wilchars tekeningen met ‘regressie’. Je schrijft: ‘Ik kan maar één woord bedenken dat dit proces zelfs maar benaderend zou kunnen weergeven: regressie. Lees hier: een terugvallen op een punt van waaruit anti-ervaring ervaarbaar wordt en ook zichtbaar.’ Hoe moeten we het begrip ‘regressie’ hier begrijpen?
P.D.V.: Ik verwijs naar de regressietherapie waarmee men kinderen behandelt die getraumatiseerd zijn door de oorlog. Men laat hen bijvoorbeeld tanks tekenen om hun trauma te verwerken. Ik was de mening toegedaan dat Wilchar zichzelf in een regressieve modus had gebracht om het vreselijke leed van zich af te tekenen. Heel wat hedendaagse kunstenaars wendden regressie voor. Aan dat soort namaak had ik een grondige hekel. In het geval van Wilchar was echter geen sprake van veinzerij. Het was een waarachtige poging om in het reine te komen met de gruwel van Breendonk. Dat vond ik uitzonderlijk.
K.B./D.P.: In je tekst leg je de relatie tussen de spektakelmaatschappij en het fascisme. Beide hebben volgens jou het ‘progressieve fijnregelen van de exploitatie’ met elkaar gemeen. De spektakelmaatschappij is de verderzetting van het fascisme met andere – en meer geraffineerde – middelen.
P.D.V.: Inderdaad! De politieke kreten van het fascisme zijn door voetbal en amusement vervangen. De gruwel is een digitale nichemarkt geworden, net als de pornografie. Ik was enorm onder de indruk van Adorno, de filosofen van de Frankfurter Schule en het werk van Michel Foucault. Volgens mij heeft Foucault de meest accurate analyse geschreven van de manier waarop het fascisme in de huidige neoliberale biopolitiek is uitgemond. De visie die ik in mijn tekst over de relatie tussen fascisme en spektakelmaatschappij formuleerde, onderschrijf ik vandaag nog steeds. De technieken om impact te verwerven en mensen te disciplineren zijn in wezen dezelfde gebleven. Ze zijn enkel bijgesteld: DrJosephGoebbels 2.0.
Transcriptie: Soetkin Beerten & Toon Beerten
Redactie: Dirk Pültau