width and height should be displayed here dynamically

Yves Desmet

0.         Wat voorafging

Sinds oktober ’94 werkt Yves Desmet als hoofdredacteur voor De Morgen. Hij kreeg daarmee een zware erfenis in handen, want de krant had tot dan toe nooit anders dan problemen gekend. Talrijk waren de noodsituaties in de jaren ’80, waardoor men zich verplicht zag om zowel bij de overheid als bij de eigen lezers voor geld aan te kloppen. Financiële problemen dwongen haar tot een verstandshuwelijk met Het Laatste Nieuws. Het gebruik van de drukpersen van Van Thillo bracht echter een onredelijke vervroeging van de deadline met zich mee. Journalistiek bedrijven werd schier onmogelijk. Ook het lezerskorps kalfde zienderogen af. Piet Piryns, de vorige hoofdredacteur, vertrok en een opvolger kwam maar niet opdagen. De Morgen leidde kortom het leven van een ziekelijk zorgenkindje, voor haar toekomst moest permanent gevreesd worden.

In veel van dit alles is met de komst van Desmet grote verandering getreden. De krant sluit weliswaar nog steeds op hetzelfde uur af (sportliefhebbers komen dus nog steeds niet helemaal aan hun trekken), maar de verkoopcijfers gaan in stijgende lijn. Dat de krant een ander imago heeft gekregen, is daar de belangrijkste oorzaak van.

 

1.         Papier hier

Sinds Desmet aan het roer van De Morgen staat, heeft de krant een groot aantal wijzigingen ondergaan. Hij veranderde het logo, het lettertype en de lay-out – in grafisch opzicht een goede zaak. Kleurenfoto’s vormen niet langer een taboe, zolang ze niet al te opdringerig zijn. Ook het onderste artikeltje op de eerste pagina draagt de signatuur van de nieuwe hoofdredacteur: na een verslag over volkenmoord en corruptie kunnen we helemaal onderaan – waar vroeger het editoriaal van Paul Goossens stond – even op adem komen met een leuke anekdote. Het belang ervan schuilt niet in de melding op zich, maar in de plaats die het krijgt: ja, op de voorgrond. VTM heeft ons vertrouwd gemaakt met dit soort perspectiefvervalsingen, maar De Morgen doet het ook niet slecht. Het behoort tegenwoordig tot de plicht van nieuwsredacties om de mensen tussen alle doffe ellende door op te vrolijken met staaltjes van human interest. Nog een decorwisseling: de bladzijde met de ‘meningen’ (Opinie) promoveerde naar pagina twee, en het nieuws uit het buitenland zakte nog wat verder weg. Iedere dag wordt bovendien een volle pagina ingeruimd voor nieuws uit omroepland, de kijkcijfer-perikelen van het voorbije uur.

Een erg in het oog springende prestatie van Desmet vormt ongetwijfeld de aanzienlijke uitbreiding van de pagina’s door middel van diverse bijlagen, alles tezamen een waar opus magnum. Uitgezonderd ‘s maandags kunnen we ons elke dag – afhankelijk van de doelgroep waartoe we behoren – verrijken met gebundelde, specifieke informatie. Het weekend brengt Terzake voor de economisten, De Bijsluiter voor mensen die zich vervelen, en Het Vrije Leven voor de bon vivants onder ons. Aanvankelijk reserveerde men Café des Arts voor ‘s vrijdags, maar het gewicht van deze bijlage was blijkbaar niet te torsen, dus heeft men haar in twee gedeeld en start de cultuurtrip nu al op donderdag. ‘s Woensdagnamiddags hebben de jongeren vrij: veel tijd dus om door De Mix te zappen. Op dinsdag tenslotte heeft de krant iets speciaals in petto. De Stand der Dingen luidt de naam van deze bijlage, en in het logo is een wereldbol verwerkt. Niets minder dan de wonderbaarlijke evoluties op vlak van wetenschap, ethiek en menselijk gedrag in kaart te brengen, is de opzet – hoewel het soms ook over dieren gaat. Deze opstekers moeten ons de eenentwintigste eeuw binnenloodsen. De inwoners van Antwerpen tenslotte krijgen iedere werkdag nóg een bijlage in de handen gestopt, een Antwerpse ‘stadskrant’, met de krachtige roepnaam Metro. Nieuwtjes en interviewtjes die allemaal om de Metropool draaien.

Wat wil deze grote papierslag ons nu eigenlijk diets maken? Eenvoudigweg dit: dat De Morgen zich in staat acht het verslag van de wereld te doen, dat zij haar lezers zowel een macroscopische als microscopische blik garandeert op het reilen en zeilen van onze planeet. In werkelijkheid brengt ze daar niet veel van terecht. De Stand der Dingen spant de kroon. Het wil zich spiegelen aan de wetenschappelijke bijlages van buitenlandse kranten waar De Morgen zich verwant mee voelt, maar tussen de talrijke kleurenfoto’s gaapt de leegte, als gedrukte tekst vermomd, ons toe. Metro lijdt aan een heel ander euvel. De mensen die deze bladzijden volschrijven, zíjn geen journalist, ze spelen het. Zoals wel meer streekedities is Metro een imitatie-krant, compleet met een imitatie-hoofdartikel. Maar laten we niet te lang stilstaan bij deze minder belangrijke vernieuwingen. De dikte van een krant zegt uiteindelijk weinig over haar wezen.

 

2.         Excuses, beste lezer (deel 1)

Bij zijn aanstelling kreeg de nieuwe hoofdredacteur het dwingende advies mee om de cijfers op te krikken. Wat hij tot dusver ook gedaan heeft, per dag worden er inmiddels zo’n tienduizend exemplaren meer verkocht. Ieder half jaar verschijnt trots de mededeling dat de ‘kwaliteitskranten’ vooruitboeren, De Morgen op kop. En lap, daar is het woord gevallen: ‘kwaliteitskrant’. ‘De Morgen is een kwaliteitskrant.’ Wat betekent dat eigenlijk? In dit geval het volgende: dat men schrijft, niet voor de doorsnee lezer, maar voor de betere lezer. Niet dat dat noodzakelijk iemand anders hoeft te zijn, integendeel. In iedere doorsnee lezer zit een potentieel betere lezer verborgen, zodra hij zichzelf als zodanig in de mot krijgt. Men zou dit kunnen bestempelen als een eerste centrale gedachte waarop het nieuwe beleid gestoten is. De Morgen stelt alles in het werk om zijn lezers het nodige zelfbewustzijn bij te brengen. Te oordelen naar de respons, lijkt ze daar behoorlijk in te lukken. De betere lezer is bijvoorbeeld iemand die een woedende brief schrijft, omdat hij aanstoot neemt aan een breedhoekopname van een kettingbotsing. ‘Sensatiezucht,’ meent hij, ‘en dat in een kwaliteitskrant!’ Wat doet De Morgen dan: de onbetamelijkheid corrigeren door de volgende dag een poëtisch beeld van een detail hors cadre te plaatsen bij het verdere verloop van de gebeurtenissen. Een verloren schoen in de berm, een eenzame koplamp in de mist.

Integriteit is het domein bij uitstek waarop De Morgen haar naam onberispelijk schoon wil houden. Van journalistieke blunders of leugens daarentegen ligt zij niet echt wakker. Toen Ludwig Verduyn, een van de meesterknechten, de ontknoping van de moord op Van Noppen bij mekaar improviseerde, stond er de dag nadien doodleuk dat het verhaal misschien toch niet helemaal klopte. Geen zweempje deemoed te bekennen. Toch stonden er diezelfde week ‘excuses’ afgedrukt op de voorpagina, maar dan wel omdat in sommige exemplaren van de vrijdageditie een reproductie ontbrak uit de reeks Kunst uit de Doeken. Ieder beleid stelt zijn prioriteiten.

 

3.         Standpunt

In de wereld waarin Yves Desmet leeft, is er werk aan de winkel. Elke dag nieuwe schandalen die aan het licht komen, een mens zou er ziek van worden. Dat doet Desmet ook, maar dan wel op een constructieve manier. In zijn Standpunt, het dagelijkse stukje op pagina twee, klaagt hij onafgebroken de schuldigen aan. Gaat een politicus over de schreef, dan geeft Desmet hem een flinke pandoering. Verzuimt een onderzoeksrechter een spoor ernstig te nemen, dan spelt de hoofdredacteur hem gegarandeerd de les. Steeds met de even dringende als algemene conclusie dat er nu echt iets moeten veranderen, dat de grens nu echt wel is bereikt. Er valt zoveel te vermanen en te berispen dat hij er een zekere vaardigheid in verworven heeft. Vaak denk je zelfs: hij doet dit werk niet met tegenzin. In elk geval gaat hij er volledig in op, in deze formule. Het gaat vanzelf. Dat is ooit weleens anders geweest, vraag dat maar aan Paul Goossens. Er bestaan beelden van hem, verkrampt naar de klok kijkend, met het huiveringwekkende besef: dadelijk moet ik er weer aan beginnen. In zijn tijd gaf het schrijven van een Standpunt regelmatig aanleiding tot constipatie. Aan die writer’s block is definitief een einde gekomen. En als de meester zelf niet beschikbaar is, valt één van zijn pupillen in.

Desmet heeft zijn handen vol met de beklaagde van de dag. Dat heeft wel een aantal consequenties. Voor diepte-analyse blijft er bijvoorbeeld weinig tijd over. Een andere context dan de vanzelfsprekende, daar zul je bij hem tevergeefs naar op zoek gaan. Een onverwachte of tegendraadse visie zie je hem zelden of nooit ontwikkelen. Dat is echter geen toeval, maar een bewuste keuze, onderdeel van het beleid, zeg maar. Vertrouwd met de nieuwste mediatheorieën, verkiest Desmet het om zijn lezers ‘s ochtends niet tegen de haren in te strijken, maar hen te geven wat ze willen. Een hapklare brok verontwaardiging. Aan zijn stukjes, hoewel ze er kritisch uitzien, zitten dan ook geen weerhaken. Ze pijnigen of kwellen niet, leggen geen ingewikkelde werkelijkheid bloot. Ze zijn er gewoon om snel en ter plekke, als cornflakes, verorberd te worden. Desmet weet zo goed te verwoorden waarop zijn lezers iedere dag zitten te wachten, dat het lijkt of hij eerst een enquête liet uitvoeren. Publieksvriendelijke maatschappijkritiek, dat is zijn specialiteit.

 

4.         Impotente ironie, oppervlakkige ernst

Om De Morgen te maken tot wat ze vandaag is, heeft Desmet serieus aan het imago moeten sleutelen. Imago is een kwestie van stijl. Daarom luidt de belangrijke vraag: hoe ziet De Morgen eruit? Hoe klinkt ze? Sinds zijn aantreden heeft Desmet een stijl uitgezaaid die kleur en leven bracht. Gedaan met de grijze stroefheid van weleer. Op tekstueel vlak gelden zijn eigen stukjes uiteraard als lichtend voorbeeld, en het valt op dat hun inhoudelijke verteerbaarheid perfect in evenwicht is met de vorm waarin ze zijn gegoten. Dat hoort ook zo, want eenduidige boodschappen moeten vlot bereikbaar zijn. Doen we een greep uit het stilistische repertorium, dan springt de opmars van de ironie in het oog. Logisch, omdat ze het wapen van de jaren ’90 is. De flauwe glimlach vormt het eerste schild tegen de waanzin van de wereld. Maar voor De Morgen is ze nooit een doel op zich, die ironie: in puberale spot – zoals bij Humo – eindigt ze niet. Ze dient om nauwelijks te verbergen en daardoor te onthullen dat de zaken juist zeer ernstig worden genomen.

De ernst van De Morgen is een toegankelijke ernst. Het soort waar velen zich in kunnen herkennen, dat met eenvoudige middelen wordt voorgetoverd. Neem het principe van het kritische cliché. Spitaels is altijd ‘Dieu’, en het Vlaams Blok – tot treurens toe – een bende ‘fascisten in driedelige maatpakken’. De Morgen houdt zo’n termen graag een tijdje in roulatie, omdat ze snel snel haar juiste positie kunnen bewijzen. Maar daar laat Desmet het niet bij, even vaak gaat hij nog een stapje verder. Zijn fameuze beeldspraken kennen bijzonder veel bijval. Aan de lopende band verzint hij termpjes die eens gevat zullen zeggen waar het allemaal op slaat in deze maatschappij. Politici – het meest makkelijke doelwit – zijn Vlaamse dwergen, affairisten of regelneven. En vindt hij een meester die hem daarin overtreft, dan zal hij die met ingehouden adem in zijn stukje citeren (Rudy Vandendaele van Humo, over VTM-sterren als ‘glimplebs’).

Desmet kruipt in de huid van de gebelgde, maar om geloofwaardig en vooral verkoopbaar te blijven, moet hij de verontwaardiging wat insnoeren. Meestal eindigen zijn stukjes hoofdschuddend in de trant van ‘Mensen, waar zijn we toch mee bezig!’ Altijd sluipt er een toontje in dat ons doet schuddebollen en zuchten in plaats van nadenken. Waarna we dan kunnen besluiten: hij heeft het weer ferm gezegd vandaag. Hier wordt geaasd op een knikkende goedkeuring. Hier wordt een meninkje afgerond, een balletje eten voorgekauwd.

 

5.         De kracht van een beeld

Voor De Morgen is beeldspraak niet zomaar een stijlmiddel, maar een waar keurmerk. Desmet bewijst dat dagelijks. Maar soms vindt hij dat de kracht van zijn woorden tekortschiet, en grijpt hij naar de letterlijke beeldspraak, het sprekende beeld. Tot tweemaal toe lanceerde hij een campagne met posters die ons oorverdovend toeschreeuwden, conversatie onmogelijk. Meebrullen was het vriendelijke, doch nadrukkelijke devies. Eerst was er de Chirac-met-puisten-poster naar aanleiding van de proeven op Mururoa (‘Een prettige uitslag, mijnheer Chirac!’) en daarna de spaghetti-poster na de wraking van Connerotte. Ziehier de bijdrage van De Morgen aan de discussie over internationale politiek en ons rechtssysteem. Dit zijn de beelden waarmee deze feiten het collectieve geheugen moeten ingaan. Hang dit voor uw raam, en de vindingrijkheid straalt ook op u af. Ook u deelt in de eigen mening waar De Morgen zoveel reclame voor maakt, want De Morgen. U kunt maar beter een eigen mening hebben. En niet alleen dat, u kunt ze zelfs krijgen. Sloganeske beelden als deze slorpen als een zwart gat het denken op, en goochelen er een originele instantopinie voor in de plaats. Maar laten we vooral de finaliteit van deze affiches niet uit het oog verliezen. Als Benetton een stervende aids-patiënt opvoert, dan is dat in de eerste en laatste plaats om zichzelf te verkopen. Met de Chirac- en de spaghetti-posters doet De Morgen juist hetzelfde. Haar hele taal- en beeldpolitiek is daarop gericht. Haar kritische stijl is een recycleerbare voorverpakking, een lege doos die zijn inhoud aanprijst.

 

6.         Spot niet met de Duivel

Begin augustus ’96, zo’n bloedheet weekend knal in de zomer, verschijnt in de zaterdagse bijsluiter een paginagroot artikel over duivels en hoe men ze moet  uitdrijven. Om te lachen natuurlijk, want iedereen verveelt zich. “Noem hem Diabolos,” huivert Kardinaal Danneels. Met dit zinnetje op de cover wil men de lome lezer strikken. Geef toe, je zou voor minder beginnen te gniffelen. Maar veertien dagen later dompelt een ramp dit land in rouw en hysterie. Men vindt de lichamen van twee verdwenen kinderen, de dader heet Marc Dutroux. “HET GEZICHT VAN HET KWADE”, blokt De Morgen onder zijn foto. De Duivel bestaat dus toch, hij is zelfs onder ons! Uiteraard is er gepiekerd over deze titel, natuurlijk is de vraag gesteld of De Morgen moest meegaan in het aanblazen van de sensatie. Uit die eerste kop kunnen we aflezen dat de redactie van de nood een deugd heeft gemaakt. Ze gaf toe aan de sensatiezucht, maar liet tegelijk, middels kleine ingrepen, merken dat ze zich daarvan bewust was en er nog over nadacht ook. Daarom staat er niet ‘HET GEZICHT VAN HET KWAAD’. Het beste bewijs dat tenminste één journalist al eens een vertaling van Baudrillard in zijn handen heeft gekregen, dat het hier met andere woorden om een filosofisch gelegitimeerd begrip gaat. Sindsdien trok de redactie alle registers open, zoals de meeste kranten deden, maar altijd geraffineerder vormgegeven dan pakweg Het Nieuwsblad. Het procédé is eenvoudig: denk één stap verder dan het cliché, en de mond van de lezer zal openvallen van verbazing. Gebruik geen kleurenfoto’s, dat is vulgair. Zwartwit garandeert eerlijke emoties. Vermijd schreeuwerige slogans, vervang ze door poëtische mijmeringen. Laat uit het geheel een gevoelige mannelijkheid spreken. En na het vinden van de lichamen van Eefje Lambrecks en An Marchal staat volgende ontboezeming op de cover: “Er was nog hoop op leven. Tot gisteren. An en Eefje, Julie en Mélissa: vier meisjes, hetzelfde lot”. Als slogan waardeloos, maar de stunteligheid bewijst de oprechte ontroering.

Met de zaak-Dutroux heeft Desmet het profiel van De Morgen helemaal op punt kunnen stellen. Meer dan ooit ging blijken voor wie hij wilde schrijven. Niet voor het schuimbekkende dier dat op de trappen van het justitiepaleis om de herinvoering van de doodstraf stond te schreeuwen, wel voor de mens die zich in de kolk van zijn emoties nog wist vast te klampen aan een laatste halmpje redelijkheid, aan De Morgen zelf dus. Sensatie mocht – in onze wanhoop moésten we daaraan toegeven, ze vormde de catharsis – zolang ze maar van een kritische kanttekening werd voorzien. Zolang de plaats vanwaar we wellustig staan toe te zien af en toe zelf in beeld komt. Vormgeving speelt hierbij een cruciale rol. Ze moet het ongemeen schaamteloze verhullen en suggereert, door haar overdachte aanwezigheid, een afgewogen omgang met de inhoud. Waar kranten zonder kwaliteitslabel hulpeloos moeten uitkomen voor hun platheid, zal De Morgen er als een omhooggevallen proleet alles aan doen om haar betere smaak op een betere manier te etaleren.

 

7.         Excuses, beste lezer (deel 2)

In de zaak-Dutroux heeft de krant zich regelmatig voorgedaan als het laatste restje zuivere geweten in deze contreien. Voorlopig hoogtepunt was de furieuze reactie van de hoofdredacteur, begin januari van dit jaar, op de beslissing van twee Waalse kranten om verslag uit te brengen over een nieuwe pedofiliezaak, en dat na uitdrukkelijk verzoek van procureur Bourlet om een ‘persstop’ te respecteren. Desmet vangt zijn stukje aan met ‘excuses’. ‘Excuses, beste lezer, omdat mijn krant u de voorbije weken niet heeft gegeven waar u democratisch recht op heeft: nieuws.’ Desmet beschuldigt zichzelf er dus van correct en integer te zijn geweest, en voegt er met een krop in de keel nog aan toe dat er mensenlevens op het spel stonden. Het ontzag dat hier wordt opgewekt, verplettert ons. Het doet ons bijna vergeten dat De Morgen zelf, een maand eerder, uitvoerig verslag had uitgebracht over die pedofiliezaak.

Zichzelf verkopen als een mens van goede wil, ook dat is een constante, zeg maar een beleidslijn van de hoofdredacteur. De Vierde Macht? Niks mee te maken. Desmet staat aan de kant van ‘de gewone mensen’, zoals hij het in zijn stukje over de World Press Photo Award voor Stephan Vanfleteren resumeerde. De fotograaf won de prijs in de categorieën ‘People’ en ‘Daily Life’, een groter geluk kon De Morgen niet te beurt vallen, want, zegt Desmet, zijn krant kiest altijd voor de onbekende man en vrouw die de gevolgen ondergaan van wat op het hoogste niveau over hun lot wordt beslist. Als Arafat en Nethanyahu een akkoord tekenen, dan toont Desmet uiteraard een foto van het Palestijnse jongetje wiens hut wordt platgereden door een bulldozer. Niet de voorzitter van de handelsrechtbank komt in beeld, maar de arbeider van de Forges. In zulke gebaren put De Morgen zich uit. In dat soort zaken moeten we haar integriteit herkennen. Eigenlijk geeft Desmet hier zonder het te beseffen toe dat hij het principe van de negatiefafdruk als een demagogische truc hanteert. Hij vindt gewoon het sociaal-realisme weer uit. Alle artikelen en foto’s in zijn krant moeten zich legitimeren als gevolgen van de juiste ethische keuze. De Morgen doet er alles aan om aan de goede kant te staan. Het maakt haar kritiek bij voorbaat formeel en steriel.

 

8.         Op weg naar het centrum

Enige tijd geleden verraste De Morgen vriend en vijand met een paginagrote advertentie waarop niemand minder dan de hoofdredacteur zelf geciteerd werd. “Het gaat er niet om wat links en rechts is, het gaat er om wat link en recht is,” stond er trots. Een krant met een historische linkse signatuur verklaart het juk van eeuwenoude tegenstellingen te hebben afgeworpen. En het schijnt nog waar te zijn ook, want zeer recent verklaarde Lou De Clerck in een interview met Humo  dat De Morgen niet langer de linkse versie is van De Gazet Van Antwerpen in het begin van de jaren ’80. Tegenwoordig ziet ze er volgens hem fris en dynamisch uit. En om te bewijzen dat hij het meent, verklapte de voormalige chef van Gazet Van Antwerpen, De Standaard en Het Nieuwsblad met een knipoog dat hij binnenkort “boeken gaat bespreken” voor die opgefriste krant.

De Morgen ruilt zijn linkse verleden dus in voor iets anders, ze verkondigt de oorlog tussen de ideologieën achterhaald en overbodig. Niet toevallig gebeurt dat door middel van een slogan. Dat is immers de klassieke manier waarop de redactie haar inzichten verspreidt, en tevens de wijze waarop het geconsumeerd moet worden. Deze slogan schakelt iedere reflectie over het verleden uit. Amnestie voor de foute gedachten van vroeger, de blik nu gericht op de toekomst.

Aan wie appelleert deze slogan? Wat is de inzet ervan? Wie een dergelijke tegenstelling achter zich wil laten, en dat met zo’n gemak, kan maar op één ding azen: het centrum. Het centrum is het hedendaagse politieke toverwoord bij uitstek. Vroeger het verderfelijke oord der compromissen, nu opeens een plaats waar valse spanningen kunnen ontladen, een plaats om collectief te verzoenen – en een grote vijver ook om in te vissen. Heel even maakte het van de CVP – via Van Hecke, die de nieuwe betekenis van het begrip met succes ingang deed vinden – de meest vooruitstrevende partij van het land. Loos alarm bleek achteraf, maar de strijd werd er niet minder om: Tobback, Verhofstadt, Anciaux, allen pleiten ze met regelmaat en vooral in het openbaar voor het centrum, voor een politieke ruimte die vrij is van ideologische smet. (Ook het Vlaams Blok zou zijn extreem-rechtse aard graag met een ander imago opfrissen.) Wat men het centrum noemt, heeft met gemak aan populariteit gewonnen, juist omdat het ons van een loodzware intellectuele erfenis verlost. Daarom is de roes van het centrum tenminste ten dele anti-intellectueel: gezond verstand, goede wil, zin voor relativering, kortom alles wat men onder menselijkheid verstaat, krijgt voorrang op de ideologische discussie. Uiteindelijk is die – nog zo’n instantargument – toch alleen maar verzuild. In plaats van ‘links’ of ‘rechts’ noemt Desmet zich dus ‘onafhankelijk’, en is hij ondertussen, zoals vele anderen, maar elk vanuit hun richting, ijverig op weg naar het centrum.

 

9.         Amorele zoogdieren zijn we, Staf, met een dun laagje cultureel vernis

Niet toevallig gaat de strijd om het centrum gepaard met een lawine van signalen. Iedereen wil er zijn tegenwoordig, iedereen wil met iedereen afspraken maken om te praten, dus seint men zich een ongeluk. Alleen, niemand hapt echt toe. Er wordt wel teruggeseind, maar nooit met enig praktisch resultaat. Bijgevolg is men het signaleren op zich alvast als een belangrijke politieke daad gaan beschouwen, verder geraakt men nog niet. Ook Desmet heeft hierin een hartstochtelijke bezigheid gevonden. Hij signaleert er ook lustig op los, maar wil vooral signalen krijgen. Overal ziet hij een teken in. Iedereen die een rookpluim laat of met de lichten knippert, krijgt bij hem gegarandeerd een forum. Het mooiste voorbeeld gaf hij evenwel zelf, toen hij, toch geboekstaafd als een overtuigd atheïst, de grote oversteek waagde in de richting van de christelijke geloofsgemeenschap. Gevaarlijk was dat wel niet, want ondertussen werd hij vanuit de overkant tegemoet gegaan door Staf Nimmegeers, pastor van een passantenkerk in het hartje van Brussel. Halfweg kwamen ze mekaar tegen, voor een Gesprek. Ze trokken samen naar Jeruzalem (!), praatten uren met elkaar “over wat hen (nog) scheidde (!)”, en lieten hun gesprekken in boekvorm gieten door uitgeverij Lannoo (!). Uiteraard gaat het hier om een enscenering. De gesprekken, een pap van verweekte tegenstellingen, hebben nooit plaatsgevonden. Ze werden gespeeld, in een historisch decor, met de woorden die door de gegeven omstandigheden gesouffleerd werden. Van de talloze signalen die dit boek uitzendt, onthoud ik vooral het volgende: wie wil aantonen dat hij open staat voor een dialoog, bedient zich het best van gezwam en gezwijmel. Altijd prijs, ook de tweede druk van de Gesprekken in Jeruzalem slinkt aardig weg. Desmet ontpopt zich met dit boek tot een schijnheiligaard van het allerergste soort. Zogezegd niet in de hemel geloven, en hem ondertussen toch proberen te verdienen.

 

10.      Cultuur moet het peertje van de hoopvolle toekomst brandende houden

Corruptie, kinderverkrachting, volkenmoord. Iedere dag vraagt Desmet zich hardop af of hij er ooit nog gaat komen, die betere wereld. Maar af en toe vangt hij een signaal op dat hem weer hoop geeft. En waar vindt hij nog een beetje hoop? In cultuur uiteraard. Het editoriaal van 10 januari 1997 gaat dan ook over televisie. Naar aanleiding van de recente groeicijfers van de BRTN en het omgekeerd evenredige verlies bij VTM, schreef hij een stukje over de nationale omroep. Het deed hem deugd dat de BRTN zich na jaren miserie weer comfortabel in de top 20 van de kijkcijfers had genesteld, want wat bleek, stuk voor stuk ging het om fijne programma’s. De opiniemaker signaleert dat de BRTN zich herpakt en daar door de gewone mensen met warme kijkcijfers voor beloond wordt.

Desmet wil dat zijn betoog zo krachtig mogelijk overkomt, dus bedient hij zich van de overdrijving. Meer bepaald van een specifieke vorm van de overdrijving: de leugen. Als eerste voorbeeld stoten we op de uitspraak dat VTM in de eerste jaren van zijn bestaan de “kleine sympathieke opdonder” was. In een editoriaal van een jaar geleden (12 maart 1996) sprak hij over die begintijd nog als over “een natte droom voor uitgevers” en “een puur monopolistisch bedrijf”. Trouwens, de zender die acht jaar geleden Het rad van fortuin, De juiste prijs en Bompa opstartte, is natuurlijk nooit iets anders geweest dan een monstruositeit. Maar we moeten de context van zijn betoog in acht nemen, en vooral de finaliteit van de hier ontvouwde moraal niet uit het oog verliezen. Voor alle duidelijkheid gaat Desmet nog een stap verder. Hij laat zich ontvallen dat tegen deze “sympathieke opdonder” van weleer een “staatsmoloch” stond die “in ruil voor zoveel kijk- en luistergeld programma’s afleverde waarvan de makers nauwelijks hun dédain voor het publiek konden verstoppen en waar als regel gold dat hoe minder kijkers er keken, hoe kwaliteitsvoller het programma wel was”. Strikt genomen is dit ontzettend gortig. De vele programmamakers van toen, zij die naast Hoger Lager zo goed en zo kwaad het kon, andere televisie probeerden te maken, worden immers als ontaarde would-be kunstenaars voorgesteld en van volksafkeer beschuldigd. Maar het doel rechtvaardigt de middelen. Desmet wil het publiek immers laten weten dat het wel degelijk voor kwaliteit kan kiezen: als het maar in de gelegenheid wordt gesteld. Hij toont de gemeenschap graag dat er onder haar dikke lagen van luiheid en opportunisme een verlangen schuilt naar het betere, het echte, het ware. Geen verlangen waarop koplopers en voortrekkers meewarig moeten neerkijken, neen, bij nader inzicht komt het juist overeen met hun eigen verzuchtingen. Neem nu de ploeg van de BRTN-nieuwe stijl, ook zij durft er nu voor uit te komen dat niks haar liever is dan kwaliteitsprogramma’s die razend populair zijn. Zo bekent Dirk Sterckx in een interview met Humo dat hij naast Hoger Lager ook plat gaat voor het Swingpaleis. Wel, Desmet ziet hierin de voorafspiegeling van een nieuwe cultuur. Ten bate van een algehele verzoening tussen de elite en het grote publiek helpt hij oude vermeende tegenstellingen van de baan. Het is geen toeval dat hij juist in het universum van de televisie weer een sprankeltje hoop ontwaart. Symbolische voorstellingen moeten ons immers het voorbeeld geven in een wereld die in diepe duisternis is gehuld.

 

11.      Opiniemakers

De activiteiten van Desmet, inclusief zijn trip naar Jeruzalem, of zijn deelname aan een populair radioprogramma, kaderen allemaal in de redding van de intellectueel. Zoals we allemaal weten, behoren intellectuelen een bijzondere maatschappelijke invloed te hebben, maar helaas ligt de tijd dat dat ook het geval was, ver achter ons. De plek die deze vervlogen gedachte achterliet, blijft leeg, alsook de drang om haar opnieuw te bezetten. De drang om te bemiddelen tussen het volk en zijn machthebbers. Beurtelings een schandpaal en een lege sokkel in de processie, veracht en koestert men die plek, maar één ding is zeker: wie zich als kandidaat meldt, mag het achterste van zijn tong laten zien. De maatschappelijke dienstbaarheid van de intellectueel moet weer op de voorgrond treden, hij kan maar beter bewijzen dat hij zijn boterham waard is. Waar zaten de intellectuelen tijdens De Witte Mars, was de vraag die wekenlang door De Morgen woedde.

Desmet werpt zich uitdrukkelijk op als zo’n bemiddelaar. Hij behoort tot het nieuwe type intellectueel wiens denken en schrijven vrijwillig aan banden ligt van een ethisch verantwoord populisme. Dat is misschien het meest verbijsterende: dat die nieuwe intellectueel tegelijk ook anti-intellectueel moet zijn. Dat hij het ingewikkelde denken openlijk afzweert. Het bad van de political correctness: een hormonenkuur die het geslacht verandert.

Daarnaast moet de nieuwe intellectueel ook mediageniek zijn. Hij kan niet beter bewijzen dat hij een menselijk gezicht heeft dan door in beeld te komen. Desmet loopt voortdurend voor de camera, letterlijk en figuurlijk, al schrijvend en lijfelijk. Praat op de radio met die warme begripvolle stem. Etaleert een keure aan mannelijke emoties. Een stuk over De Morgen kan daarom slechts over zijn persoon gaan, omdat hij zo nadrukkelijk het gezicht van die krant wil zijn. Een stuk over De Morgen is een stuk over hem, hij smeekt er om.

 

12.      Wordt vervolgd

Om kritiek tot een populair, verkoopbaar artikel te maken, heeft Desmet het begrip moeten uithollen tot het enkel als verpakking, als pose overbleef. Eerst dan wordt het immers aantrekkelijk. Niet toevallig leidt zijn krant ook een uitermate politiek correct leven, wat haar kritische houding bij voorbaat tot een vormelijke aangelegenheid maakt. Twee ontwikkelingen, dezelfde conclusie. Als dit soort geslaagde huwelijken een wissel hebben op de toekomst, dan staan er ons nog barre tijden te wachten. Of mogen we toch nog hoop koesteren? Als straks alle politieke partijen overgaan tot de terugstorting van de Agusta- en Dassaultmiljoenen, dan zou De Morgen, die destijds helicoptergeld van de SP kreeg toegestopt, toch ook best een duit in de staatskas doen. Wie weet, moet de krant dan alsnog in vereffening gaan. Maar nog voor het zover komt, zou Desmet best de conclusie trekken die hij de naïeve dan wel corrupte PS-voorzitter Busquin nu al weken voorhoudt: inpakken en wegwezen.

 

Gesprekken in Jeruzalem van Yves Desmet en Staf Nimmegeers verscheen in 1996 bij Lannoo.