width and height should be displayed here dynamically

Hong Wan Chan

In mijn familie zijn er niet veel dingen die door de tijd zijn opgeladen, in tegenstelling tot de alledaagse dingen waarmee we ons omringen om de dagen door te komen. In de woelige Chinese twintigste eeuw – bepaald door semi-kolonisatie, invasie, burgeroorlog, revolutie en ten slotte migratie – verloor de familie stukje bij beetje quasi alle dingen met gewicht, van het soort dat door een lange ontstaansgeschiedenis gekleed gaat in dikke lagen verhalen. Het voorouderlijke landschap bleef voortbestaan, hoewel het steeds meer onder druk stond van oprukkende verstedelijking. Na elke nieuwe ontwikkeling of na het zoveelste masterplan voor deze streek, groeide tijdens mijn studies, en ook later, toen ik in een architectuurbureau werkte, een besef van urgentie: het werd tijd om de verhalen uit dat landschap op te diepen, en te traceren hoe zich onder de geseculariseerde ruimte oudere en andere ordes schuilhouden.

Dat werd het onderwerp van mijn doctoraatsonderzoek. Ik moet het landschap van de Parelrivierdelta, in de provincie Guangdong in het zuiden van China, strikt genomen niet helemaal alleen verkennen, maar het individuele doctoraat is nu eenmaal de werkvorm die zich heeft aangediend. Bij aanvang trok ik een hard pantser aan: ik wapende me tegen de buitenwereld en beschermde mijn project. Het persoonlijke waarin het werk geworteld zit, maakt het namelijk kwetsbaar. Als een harde, gladde kogel zou ik trachten om in één strakke lijn het doelwit te bereiken, om alle obstakels, elke vorm van weerstand en twijfel die ik zou tegenkomen, aan flarden te schieten en tegelijkertijd onbewogen in te halen.

Toch is het onmogelijk alleen te werken. Zoals verschillende lagen en tijden van een landschap op en in elkaar geschoven zijn als in een palimpsest, zo schrijven ook mijn bezigheden zich in in een chaotisch en veelstemmig mentaal gebied. Alleen al door te bestaan kunnen we niet anders dan ons tot het landschap te verhouden; onvermijdelijk grijpen we erop in als we er een thuis van maken.

Op verschillende niveaus worden er voortdurend gesprekken gevoerd. Ten eerste mondelinge overleveringen en familievertellingen,  verhalen die jaar na jaar worden overgedragen en iets vertellen over de biografie van het landschap. Maar wie spreekt er eigenlijk op zulke momenten? Ten tweede dringen de stemmen van andere onderzoekers zich op, voorgangers, maar ook tijdgenoten, en probeer ik hen te leren kennen, uiteindelijk ook om me tegenover hen te positioneren. Ten derde navigeer ik binnen de complexiteiten van een afdeling aan de universiteit, met verschillende persoonlijkheden en profielen, met andere expertises en interesses.

Daarna moeten bevindingen gecommuniceerd worden. Dit probeer ik te doen door tekenen met schrijven te combineren. Eens te meer draagt die combinatie onvermijdelijk sporen van anderen. Origineel werk is pas leesbaar als er herkenbare ankerpunten zijn waaraan de lezer zich kan vastklampen. In die zin ben ik alweer gebonden aan een gecodeerde (beeld)taal – aan het werk van velen voor mij, uitgevoerd over een lange tijdsperiode. Zwoegen en zweten doe ik dan wel alleen, in mijn achterhoofd drommen vele stemmen samen, sommige daarvan al meer welkom dan andere.

 

Hong Wan Chan (1990) is onderzoeksassistent aan de Vakgroep Architectuur & Stedenbouw van de Universiteit Gent, waar ze een proefschrift voorbereidt over het veranderende landschap van Nanhai, een district in de Parelrivierdelta in het zuiden van China. Ze werkte voor architecten Els Claessens en Tania Vandenbussche en schreef over recente architectuur in A+.