width and height should be displayed here dynamically

Jospeh Kosuth. Tino Sehgal

Het Van Abbemuseum in Eindhoven toont deze lente werk van twee conceptuele kunstenaars: Joseph Kosuth stelt tentoon in de nieuwe toren van het museum, en in de oudbouw – verspreid door een presentatie van installaties uit de eigen collectie – zijn vier werken van Tino Sehgal te zien. Waar de Amerikaan Kosuth (°1945) tot de pioniers van de ‘historische’ conceptuele kunst behoort, is Sehgal een beginnend kunstenaar. Het zou interessant geweest zijn indien het leeftijdsverschil nauwelijks aan hun werk af te lezen was – maar er blijken wel degelijk verschillen te zijn.

Kosuth bouwde de tentoonstelling op rond zijn serie The Second Investigation waarin hij sinds 1968 de interactie tussen kunst en context onderzoekt, en die het Van Abbe in 1981 voor een deel heeft aangekocht. Aanvankelijk nam dit onderzoek de vorm aan van definities, afkomstig uit Rogets thesaurus Synopsis of Categories, die Kosuth in diverse kunsttijdschriften en kranten plaatste teneinde ze ‘aan de wereld terug te geven’. In de loop van de jaren zeventig ging Kosuth vanuit een marxistische inspiratie steeds meer de nadruk leggen op de interactie met mensen op straat. Om hen bij de kunstproductie te betrekken, verzon hij ook zelf teksten die zowel door hun aard als door het gekozen medium – reclamepanelen of banieren – de beschouwers uitnodigden om hun mening over het kunstwerk te geven.

In het Van Abbemuseum heeft Kosuth delen van deze teksten uitvergroot en in zwart en diverse grijstinten op de muren van de toren laten schilderen. De teksten staan in de taal waarin ze oorspronkelijk zijn gepubliceerd (Japans, Spaans, Duits…). Rond de toren, in de zwart gemaakte gangen, wordt het project getoond in zijn originele context, al is die wel verrijkt met een laagje glamour: de reproducties van kranten en tijdschriften, en de foto’s van reclameborden en banieren in diverse steden worden als kunstfoto’s van Jeff Wall in lichtbakken gepresenteerd. Kosuth lijkt erop uit om zijn vergankelijke, moeilijk presenteerbare werk te vereeuwigen en museumfähig te maken. Dat lijkt volledig in tegenspraak met de intenties van waaruit de conceptuele kunstenaars eind jaren zestig en begin jaren zeventig werkten. Door te kiezen voor taal en voor goedkope en vluchtige media (kranten en tijdschriften) verzetten zij zich tegen het primaat van het visuele/materiële object en van de visuele ervaring, die de kunstwereld tot dan zou hebben gedomineerd. Kosuth lijkt echter geobsedeerd door de esthetisering en monumentalisering van zijn werk, en grijpt zo terug naar een tijd van vóór de conceptuele kunst.

Daartegenover probeert Tino Sehgal juist verder te gaan dan de conceptuele kunst uit de jaren zestig en zeventig. Het gebruik van taal en van ‘transparante’ media als kranten, reclameborden, fotografie en video volstaat voor Sehgal duidelijk niet. Hij wil de kunst nog verder dematerialiseren, eerst en vooral door niets op te schrijven, niets te tekenen of niets op te nemen. Al zijn werk speelt zich af in zijn hoofd, en materialiseert zich slechts voor korte tijd in zijn lichaam of dat van ingehuurde dansers of acteurs. Dans is voor Sehgal een ideaal medium, omdat het slechts tijdelijk bestaat en niet tot een object leidt, zolang men tenminste niets noteert en de instructies mondeling overdraagt. Verder geldt een reproductieverbod op Sehgals werken. Indien een toeschouwer toch een foto- of filmcamera bovenhaalt, worden de acteurs boos of rollen ze zich op tot bolletjes. Ook van de verkoop van zijn werk mag niets overblijven. De transactie tussen koper en kunstenaar wordt dus niet bezegeld door een schriftelijk contract, maar verloopt via een mondelinge afspraak in het bijzijn van een notaris, die op zijn beurt geen rekening mag sturen maar cash betaald wordt. Indien Sehgal zijn werk over veertig jaar zou willen ‘musealiseren’, net als Kosuth, dan zou dit bij gebrek aan materiaal gewoon niet kunnen.

In het Van Abbemuseum blijkt het werk van Sehgal zeer effectief in de interactie met de bezoekers. In This is Exchange (2003) nodigt een suppoost ons uit voor een gesprek over markteconomie, waarmee we de helft van ons entreegeld kunnen terugverdienen. De onvoorbereide bezoeker schrikt, maar blijkt toch vaak bereid om de discussie aan te gaan; de acteur die verkleed is als suppoost, verschaft immers uitleg bij het werk van Sehgal en moedigt de bezoeker zelfs aan om ook een praatje te maken met de andere ‘kunstwerken’. Dit drempelverlagende voorstel leidt tot leuke dialogen over de bedoelingen van Sehgals werk. Zo blijkt uit de toelichting van een danseres, die in een lege ruimte op de grond ligt en traag beweegt, dat dit werk gebaseerd is op video’s van Dan Graham en Bruce Nauman. Sehgal haalde het medium weg dat de oudere conceptuele kunstenaars nog noodzakelijk achtten, en laat de toeschouwers direct in contact komen met het bewegende lichaam.

Hoewel Sehgal zich niet buiten de grenzen van het museum begeeft en zijn werk grotendeels ‘kunst over kunst’ is, staan zijn interacties met het publiek in schril contrast met het door Kosuth getoonde werk. Het is treurig dat juist in dit overzicht van de geëngageerde Kosuth elke sociale interactie tussen publiek en kunstwerk achterwege blijft. De tentoonstelling van Kosuth is niet geëngageerd, ze geeft alleen een beeld van sociaal engagement. Waar Kosuth de bezoeker uitnodigt om diens eigen interpretatie te geven van zijn werk (een kopie van Practice uit 1975) blijkt alleen de interimdirecteur van het museum deze uitnodiging te hebben aanvaard. Zijn antwoord vermeldt keurig dat de betekenis van Kosuths werk slechts tot stand komt in de “interaction with the participant”. Dat niemand het heeft aangedurfd om een pen op de prachtig beletterde torenmuur te zetten, is veelzeggend. Dit gebrek aan audience participation wordt nog pregnanter door de aanwezigheid van werk van Sehgal. Gelukkig voor Kosuth blijft zijn installatie een jaar staan en verdwijnen de acteurs van Sehgal in mei.

 

• Joseph Kosuth, Re-defining the Context of Art: 1968-2004, nog tot 28 maart 2005; Journal # 6, Tino Sehgal, nog tot 23 mei 2004 in Van Abbemuseum, Bilderdijklaan 10, 5611 NH Eindhoven (040/238.10.00; www.vanabbemuseum.nl).