width and height should be displayed here dynamically

Odilon Redon. Prince du Rêve.

In de autobiografische tekst A soi-même (1913) citeert de schilder, pastellist, tekenaar, en lithograaf Odilon Redon een belangrijke les van zijn leermeester, de vrij onbekende graveur Rodolphe Bresdin: ‘Ziet u die schoorsteen daar, wat zegt u die? Mij vertelt hij een legende. Als u de kracht heeft om hem goed te observeren en te begrijpen, beeldt u zich dan het merkwaardigste onderwerp in, het meest bizarre dat u kunt bedenken, en als die voorstelling voortkomt uit dat kleine stukje stucwerk en binnen zijn grenzen besloten blijft, dan zal uw droom tot leven komen. Dáár ligt de kunst.’ Redon, meester van de fantasie en van het verborgen, onbewuste leven, zou zijn hele carrière lang deze les over het belang van de suggestie in de kunst blijven volgen. Opvallend is dat de kunstopvatting van Redon, zoals hier geformuleerd aan het begin van zijn carrière in 1865, niet correspondeerde met de op dat moment dominante stromingen in de Franse kunst. Integendeel: Redons werk sloot aan bij de oudere romantiek en bij het latere symbolisme, en niet bij het realisme, impressionisme of naturalisme van de jaren 1860-1880. Bij zijn doorbraak in Parijs aan het begin van de jaren 1880 werd Redon dan ook ontvangen als een volstrekt origineel kunstenaar. Zijn werk werd direct een inspiratiebron voor de jonge generatie van literaire symbolisten, en speelde bijvoorbeeld een belangrijke rol in de roman Tegen de keer van Joris-Karl Huysmans. Die ‘originaliteit’ van Redon maakt hem moeilijk classificeerbaar, en daarom wordt zijn werk niet vaak getoond in groepstentoonstellingen – of het moet zijn als ‘vader’ van het symbolisme in de Franse schilderkunst, naast tijdgenoten Puvis de Chavannes en Gustave Moreau. In het afgelopen decennium lijkt de aandacht voor het werk van Redon te groeien, maar een overzicht van zijn hele oeuvre was in Europa al sinds 1956 niet meer te zien.In de autobiografische tekst A soi-même (1913) citeert de schilder, pastellist, tekenaar, en lithograaf Odilon Redon een belangrijke les van zijn leermeester, de vrij onbekende graveur Rodolphe Bresdin: ‘Ziet u die schoorsteen daar, wat zegt u die? Mij vertelt hij een legende. Als u de kracht heeft om hem goed te observeren en te begrijpen, beeldt u zich dan het merkwaardigste onderwerp in, het meest bizarre dat u kunt bedenken, en als die voorstelling voortkomt uit dat kleine stukje stucwerk en binnen zijn grenzen besloten blijft, dan zal uw droom tot leven komen. Dáár ligt de kunst.’ Redon, meester van de fantasie en van het verborgen, onbewuste leven, zou zijn hele carrière lang deze les over het belang van de suggestie in de kunst blijven volgen. Opvallend is dat de kunstopvatting van Redon, zoals hier geformuleerd aan het begin van zijn carrière in 1865, niet correspondeerde met de op dat moment dominante stromingen in de Franse kunst. Integendeel: Redons werk sloot aan bij de oudere romantiek en bij het latere symbolisme, en niet bij het realisme, impressionisme of naturalisme van de jaren 1860-1880. Bij zijn doorbraak in Parijs aan het begin van de jaren 1880 werd Redon dan ook ontvangen als een volstrekt origineel kunstenaar. Zijn werk werd direct een inspiratiebron voor de jonge generatie van literaire symbolisten, en speelde bijvoorbeeld een belangrijke rol in de roman Tegen de keer van Joris-Karl Huysmans.

De tentoonstelling in het Grand Palais in Parijs is van grote omvang en volgt een chronologisch parcours. Aangenaam daarbij is dat je mét de ontwikkeling in het oeuvre van Redon van donker naar licht beweegt (altijd een mooie symboliek) en van zwart naar kleur. De eerste zalen zijn gevuld met vroege houtskooltekeningen, de zogenaamde Noirs, die uitlopen in de dicht-zwarte grafieken waarmee Redon begin jaren 1880 doorbrak, en die hij tot het einde van de 19de eeuw zou maken. Het verplicht gedempte zaallicht verhoogt de droomachtige, onwerkelijke sfeer van de tekeningen en lithografieën, met occulte en (para-) wetenschappelijke thema’s als de bol en het oog, de oersoep, het microscopisch leven, het monster, de gevallen engel, de zwarte zon, en de figuren van de martelaar en de mysticus. Titels als Dans le rêve en Songes situeren enkele van deze series in het domein van de droom. De titel Origines schept een ander interpretatiekader voor een serie lithografieën met even onwaarschijnlijke composities, ditmaal echter bevolkt door primordiale, mythisch aandoende monsters. Twee belangrijke albums met lithografieën werden opgedragen aan Edgar Allen Poe en aan Goya, zonder dat er echter duidelijke iconografische of illustratieve verbanden zijn te ontdekken. In deze twee series verving Redon titels door suggestieve epigrammen die de dichter Mallarmé onmiddellijk jaloers maakten. In de aan Poe opgedragen serie uit 1882 bevindt zich een van de bekendste Noirs met een heteluchtballon die in de vorm van een oogbol tegen een wolkenlucht hangt boven een plat en donker landschap. Het oog, ingekapseld en omkranst door krasserige wimpers, kijkt naar boven. Het hoogst symbolistische onderschrift luidt: ‘Het oog, als een bizarre ballon, richt zich naar het oneindige.’

De originaliteit van deze voorstellingen kan één ding niet verhullen: Redon kon niet bijzonder goed tekenen. De vele tekeningen in de tentoonstelling maken dat samen duidelijk. Anderzijds getuigen de Noirs wel van de voortreffelijke materiaalbeheersing die Redon ontwikkelde in de lithografie, die geleidelijk aan de bovenhand krijgt op de tekening. Liever dan direct op de steen te werken – die niet meegeeft – bereidde hij zijn lithografieën voor op speciaal papier. Eigen aan Redon is dat hij het beeldvlak helemaal met zwarte inkt bedekte – hieraan dankt dit deel van zijn werk de benaming Noirs.

Hoewel Redon zijn hele leven schilderde, gelden de jaren 1890 op dat vlak als een overgangsperiode waarin hij zich steeds meer op de schilderkunst en het pastel richtte. Na 1899 liet hij de steendruk helemaal achter zich. Volgend op de donkere zalen in de tentoonstelling komen de kleuren extra levendig over. Redon gebruikte in de jaren 1890, misschien als antwoord op Gauguin, niet-realistische kleuren. Een prachtig schilderijtje uit 1892 (La cellule d’or) plaatst een kobaltblauw hoofd in profiel tegen een gouden achtergrond. Op twee ‘portretten’ van kinderen, ook in profiel, is wederom Redons materiaalbeheersing te zien: met olieverf kreeg hij het voor elkaar een pasteleffect te bereiken op schilderijen waarin figuur en achtergrond lijken te oscilleren. Interessant is dat Redon in interviews steeds de nadruk legde op het belang van de beheersing en het spel van het materiaal, boven de visuele inspiratiebronnen van zijn visionaire voorstellingen.

Redon was een groot pastellist, en stond met Degas in dat medium op eenzame hoogte. In de laatste zaal van de tentoonstelling hangt een klein pastel dat een witroze schelp tegen een groenige achtergrond toont. De voorstelling is eenvoudig, het visuele effect adembenemend. Met subtiele nuanceverschillen wordt een onwaarschijnlijk feest voor het oog, voor de tastzin en voor de poëtische verbeelding gecreëerd (volgens de catalogus was het werkje ook nog eens een cryptische hommage aan Mallarmé).

Vlak voor dit zacht-spetterende einde van de tentoonstelling komt nog een ander aspect van Redons oeuvre aan bod: de decoratieve schilderkunst die hij pas vanaf zijn zestigste begon te beoefenen. In brieven aan zijn Nederlandse verzamelaar Andries Bonger klaagde de mensenschuwe en rustige bourgeois Redon dat het schilderen op groot formaat tegen zijn gewoontes indruiste. Maar we mogen blij zijn dat decoratieve panelen rond 1900 in de Franse schilderkunst in de mode waren, en vooral dat Redon zich liet overhalen om ze te maken. Een prachtig exemplaar gemaakt voor Andries Bonger bevindt zich in de permanente collectie van het Rijksmuseum Twenthe, maar de tentoonstelling in het Grand Palais bevat een nog nooit getoond ensemble van vijftien panelen, in een speciaal gereconstrueerde kamer, die Redon tussen 1900 en 1901 in situ schilderde in de eetzaal van een Frans kasteel. Het geelgetinte decor bestaat uit vegetatieve vormen en enkele figuren. De afbeeldingen lijken te trillen, een beetje zoals de beelden op het netvlies wanneer je je ogen dichtknijpt tegen de zon. Het gele gebladerte en de bloemen doen denken aan zeeanemonen of een bewegend koraalrif: de kleuren lopen in elkaar over, er zijn nauwelijks contouren, alles is aangenaam wazig. Een van de panelen toont echter wel een duidelijk afgelijnde figuur, namelijk een vaas met bloemen uitgevoerd in pastel, en geldt als het bravourestuk van het ensemble. Het is twee-en-een-halve meter hoog, het grootste pastel dat Redon ooit maakte.

Met honderdtachtig werken veronderstelt de omvang van de tentoonstelling, die zich allesbehalve beperkt tot de topwerken, behoorlijk wat moed van de bezoeker. De beloning is wel dat je in al zijn aspecten de ontwikkeling kan lezen van een interessant en gevarieerd oeuvre.

Odilon Redon, Prince du Rêve tot 20 juni in de Galeries nationales du Grand Palais, 3 avenue du Général-Eisenhower, 75008 Parijs (01/44.13.17.17; www.rmn.fr/Galeries-nationales-du-Grand).