width and height should be displayed here dynamically

40 jaar wedstrijdcultuur

De expo Coming of Age. Architectuurwedstrijden in Vlaanderen en Brussel, vindt plaats in de tentoonstellingszaal van deSingel en documenteert de kentering in de publieke opdrachtverlening tussen 1980 en 2000. Tegelijk toont Open Oproep. 20 jaar architectuur in opdracht in de gang langs de grote podia van hetzelfde kunstencentrum hoe een ongewone wedstrijdformule, de ‘Open Oproep’, Vlaanderen een prominente plaats gaf op de internationale architectuurscène, en een heilzaam effect had op de publieke ruimte en het overheidspatrimonium in Vlaanderen. Het resultaat is een beschaafde hoerastemming: architectuurcultuur en -beleid in Vlaanderen zijn volwassen geworden, en Vlaanderen telt internationaal mee. Dat betere architectuur nog geen goede ruimtelijke ordening oplevert, is een kwestie die met de mantel der liefde bedekt wordt.

In de naoorlogse periode wees de Belgische overheid architectuuropdrachten geregeld toe aan architecten met een wenselijke politieke affiliatie. Men was zich nauwelijks bewust van de impact van nieuw patrimonium op de bredere context en het ontbrak aan een helder begrip van het belang van ruimtelijke ordening. Rond 1980 groeide, onder andere door de belabberde staat van veel Belgische steden, het besef dat het zo niet verder kon. Toch bonden in eerste instantie vooral privéorganisaties de kat de bel aan. Coming of Age opent met een video waarin Marc Dubois en Christian Kieckens, oprichters van van de Stichting Architectuurmuseum (S/AM), terugblikken op die periode. S/AM wees destijds op de vele getalenteerde ontwerpers die geen kansen kregen. Een selectie van tijdschrift- en krantenartikels onderstreept dat er groeiende steun was voor het idee dat grote opdrachten via wedstrijden toegekend moesten worden. Die werd nog eens versterkt door de Europese Regelgeving rond Overheidsopdrachten van 1987.

Het zwaartepunt van de expositie ligt bij tien wedstrijden die in de jaren tachtig en negentig bewezen dat getalenteerde (buitenlandse) ontwerpers het architectuurdebat in Vlaanderen konden verrijken en netelige dossiers hielpen te ontwarren. Veel wedstrijden, zoals een voor een niet uitgevoerde ferryterminal in Zeebrugge of een andere voor de stedelijke ontwikkeling van Kortrijk, oogstten internationale aandacht, onder meer doordat architecten als Bernardo Secchi en Paula Viganó, Fumihiko Maki en Rem Koolhaas deelnamen. Binnenlandse ontwerpers als Charles Vandenhove, bOb Van Reeth, Robbrecht en Daem of het team Hoogpoort (Beel, Neutelings, De Geyter, Karssenberg) kregen hierdoor eveneens meer zichtbaarheid.

Wivina De Meester, in die periode onder andere minister van Financiën en Binnenlandse aangelegenheden, greep het momentum aan door in 1998 de eerste Vlaams Bouwmeester aan te stellen. Die moest er met zijn team voor zorgen dat de overheid een voorbeeldige opdrachtgever werd, onder meer door goede wedstrijden te organiseren. Op de helling tussen de tentoonstellingszaal en de grote podia van deSingel brengen een tijdlijn en een reeks video’s dat verhaal in herinnering; een historisch keerpunt in het Vlaamse architectuurbeleid, ook omdat al snel andere besturen bij de Bouwmeester aanklopten voor advies.

Van cruciaal belang was dat de eerste Vlaamse Bouwmeester, bOb Van Reeth, een bijzondere procedure instelde. De Open Oproep is geen klassieke wedstrijd in die zin dat de keuze niet zozeer voor het ontwerp wordt gemaakt, maar voor een ontwerper. De wedstrijd dient om na te gaan welk concept en welke attitude het beste aansluiten bij de ambities van de opdrachtgever, van wie wordt gevraagd dat hij zijn visie sterk formuleert in een projectdefinitie, zonder zich te verliezen in lijstjes van nodige lokalen. De jury oordeelt niet (alleen) op basis van objectief meetbare parameters, maar mede op grond van een gesprek over de ontwerpattitude. De aandachtige voorbereiding en zorgvuldige lezing van de ontwerpen die dat vereist, zorgen ervoor dat ervaren kantoren en beginnende ontwerpers op voet van gelijkheid besproken worden. Dat heeft een nieuwe generatie de wind in de zeilen gegeven en geleid tot de opbouw van oeuvres die opvallen door hun idiosyncratische, wendbare en veelzijdige karakter. Deelnemende ontwerpers kunnen er echter niet voetstoots van uitgaan dat hun ontwerp onveranderd uitgevoerd wordt; de discussies die volgen met de opdrachtgever, leiden mogelijk tot ingrijpende wijzigingen.

Open Oproep, gecureerd door Maarten Vandendriessche en Maarten Liefooghe, toont wat zevenhonderd van dergelijke wedstrijden en meer dan driehonderd gerealiseerde projecten opleverden. Blikvanger is het luik ‘Panorama’, met een ‘gordijnkaart’ waarop met parels de projecten gesitueerd zijn. Vooral de installatie die het team rond Malgorzata Olchowska creëerde wekt verbazing. Zeven taferelen opgebouwd uit kleurige houten platen die als bas-reliëfs gebouwen en hun context suggereren, weerspiegelen evenveel typische ruimtelijke condities in Vlaanderen. De gebouwen zijn bijna allemaal voor een Open Oproep bedacht, maar zo geassembleerd dat je zou zweren naar een bestaand landschap te kijken. De installatie suggereert dat de projecten gevoelig omgaan met de complexe, zelfs chaotische publieke ruimte in Vlaanderen. Ze schuiven die niet terzijde, maar pogen ze van binnenuit te veranderen.

De dubbeltentoonstelling gaat gepaard met twee publicaties. Celebrating Public Architecture, uitgegeven bij het Duitse Jovis, is een visitekaartje dat Vlaamse architecten zonder blikken of blozen bij buitenlandse opdrachtgevers kunnen achterlaten. De tweede publicatie, Meer dan een wedstrijd, is van groter belang, omdat ze de Open Oproep kritisch tegen het licht houdt. De pertinentste vraag stelt Carlo Menon in een essay met als vertrekpunt Olchowska’s taferelen. Die noemt hij capriccio’s: vertrouwde voorstellingen die je toch niet met een echte plaats kan verbinden. Dat is volgens hem mogelijk doordat ze het ‘contrastrijke’ en ‘gefragmenteerde’ karakter van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen weerspiegelen. Het individuele bouwproject remedieert het soms ronduit vreselijke resultaat van een visieloze ruimtelijke ordening, maar – en dat is cruciaal – haalt er ook energie uit. De vraag is volgens Menon of al die boeiende projecten een intrinsiek problematische situatie bevestigen, of juist uitzicht bieden op een sprong vooruit in schaal en kwaliteit van de ruimtelijke ontwikkeling als geheel. In zijn conclusie schrijft hij: ‘De architectuur kan niet om haar handtas heen blijven dansen. Dit vormt volgens mij de grootste uitdaging waar een volwassen architectuurbeleid in België het hoofd aan moet bieden: de esthetiek opnieuw verbinden met de hoge strijd tegen de aanhoudende crisissen die onze maatschappelijke en bebouwde omgeving teisteren.’ Menon slaat de nagel op de kop. Het Team Vlaams Bouwmeester ontwikkelt al geruime tijd andere instrumenten dan alleen maar architectuurwedstrijden. Met de Bouwmeester Scan licht het bijvoorbeeld lokale situaties door, op zoek naar een duurzamer en beter ruimtegebruik. Dergelijke initiatieven krijgen zowel in de publicatie als in de expositie maar weinig ruchtbaarheid. Met iets meer aandacht voor deze behoeften en ontwikkelingen was duidelijk geworden dat er in veertig jaar tijd inderdaad veel winst geboekt is, maar dat een hoerastemming voorbarig blijft.

 

•  40 jaar wedstrijdcultuur. Coming of Age. Architectuurwedstrijden in Vlaanderen en Brussel en Open Oproep. 20 jaar architectuur in publieke opdracht, tot 17 april in Vlaams Architectuurinstituut, deSingel, Desguinlei 25, Antwerpen.