width and height should be displayed here dynamically

Aankopen Van Abbemuseum

Bij de opening van een museum dat zeven jaar gesloten was en in die tijd een uitbreiding kreeg, kan men verwachten dat er ook heel wat nieuwe aanwinsten te zien zullen zijn. Op de openingstentoonstelling van het Van Abbemuseum blijkt dit maar in beperkte mate het geval te zijn: vooral grote installaties, waaronder heel wat videowerken, zijn voor de openingstentoonstelling in de depots gelaten. De opening en het afscheid van Jan Debbaut vormen wel een goede aanleiding om een gedetailleerde blik te werpen op de volledige lijst aanwinsten sinds de sluiting van het oude museumgebouw in 1995.

Debbauts persoonlijke aandeel in de collectievorming bestaat, voor wat de hedendaagse kunst betreft, voornamelijk uit de vorming van ensembles van enkele kunstenaars die zich sinds de jaren tachtig concentreren op een reflectie over de plaats van de kunst en de kunstenaar. De werken van deze kunstenaars – waaronder Jan Vercruysse, Jean-Marc Bustamante, Harald Klingelhöller, Niek Kemps, Reinhard Mucha en anderen – waren in 1999 uitgebreid te zien op een aanwinstententoonstelling van de beleidsperiode-Debbaut (zie de bespreking door Camiel van Winkel in De Witte Raaf nr. 71, mei-juni 1999). Een groot deel van deze aanwinsten werd overgehouden uit de solopresentaties die het Van Abbe van deze kunstenaars organiseerde, maar zoals Van Winkel al opmerkte, kreeg Debbauts engagement nog meer nadruk doordat retrospectief ook ouder werk werd gekocht.

In de aankooplijst van de ‘sluitingsjaren’ 1995 tot 2002 keren deze kunstenaars vooral in 1995 nog uitgebreid terug. Er zijn ook retrospectieve aankopen bij: van Jan Vercruysse vermeldt de lijst verschillende werken uit de jaren zeventig en tachtig, en van Reinhard Mucha komen twee werken uit 1983 voor, Ohne Titel (Wülfrath Wo) en Ohne Titel (Oberhausen). Een andere opvallende retrospectieve aankoop van een kunstenaar van dezelfde generatie is Blauer Bunker (1984) van Thomas Schütte. In 1996 volgden nog twee kleurenfoto’s van Bustamante uit 1991; in 1997 nog een werk van Mucha, Vechta uit 1982, en twee werken uit 1986 van Niek Kemps. De aankoop in 1998 van twee werken uit de jaren tachtig van Fortuyn/O’Brien vormt zowat het laatste spoor van dit hoofdstuk in de collectievorming. Het afsluiten daarvan spoorde zeker ook met Debbauts beslissing om de (jongere) conservatoren meer bij het aankoopbeleid te betrekken. In de huidige collectieopstelling blijft dit ‘hoofdstuk Debbaut’ een verhoudingsgewijs geïsoleerde episode, die niet of slechts zeer voorzichtig op andere collectieonderdelen betrokken wordt. Dat valt het meest op in een ruimte die werken van Didier Vermeiren, Allan McCollum, Niek Kemps en Jan Vercruysse groepeert.

Het Van Abbe heeft in de betreffende periode ook een aantal belangwekkende retrospectieve aankopen van oudere kunstenaarsgeneraties gedaan. De bekendste aanwinst is natuurlijk het in 1997 gekochte schilderij Proun P23 no.6, een van de weinige olieverfschilderijen van El Lissitzky. Verder treffen we ook verschillende interessante aankopen aan uit de jaren zestig en zeventig. Op de tentoonstelling hangt Subject Matter (1967-1968), een tekstwerk op doek van John Baldessari, naast het in een hoek opgestelde B 42300010 =35= =45×46= (1974) van André Cadere, een typisch ‘Cadere-stokje’ in zwart, wit, geel en blauw dat pas vorig jaar werd aangekocht. Het krijgt in de verzameling het gezelschap van twee andere ‘stokjes’ die in 1998 werden gekocht; daardoor kan het Van Abbe in principe de verschillende presentatiewijzen die deze objecten toelaten (leunend tegen de muur, liggend op de grond, horizontaal aan de muur hangend) naast elkaar tonen. Verder werden enkele dia- en filmwerken van Marcel Broodthaers gekocht, en drie werken uit de jaren 1960 tot 1962 van de Nederlandse ‘Nul’-kunstenaar Henk Peeters. In een minder directe zin zou men ook ALMOLE van Carl Andre als een retrospectieve aankoop kunnen beschouwen, al gaat het om een werk uit 2002. De vijftien meter lange rij driehoekige aluminiumblokken wordt in de tentoonstelling gecombineerd met een corner piece van Dan Flavin.

Het Van Abbemuseum heeft uit dezelfde periode ook een paar film- en video-ensembles gekocht. Zo beschikt men sinds het jaar 2000 over de hele collectie video’s en films (25 stuks) die Bruce Nauman op het einde van de jaren zestig maakte in zijn atelier, en waarin hij een noot op een viool speelt, een bal tussen de vloer en het plafond kaatst, op het lijntje van een met tape afgeplakt vierkant loopt, of nog een andere obsessief-verveelde handeling verricht. Een vergelijkbare aankoop verzamelt een hele collectie video’s en films uit de jaren zeventig en tachtig van Ulay & Abramovic – overgezet op laserdisk.

Bij de werken die ‘jong’ gekocht werden, zijn ook enkele opmerkelijke video- of filminstallaties. De opvallendste zijn Autochthonous Alien (1995) van Tony Oursler, If 6 was 9 van Eija-Liisa Ahtila, Vexation Island (1997) van Rodney Graham, Five Easy Pieces (1995) van Steve McQueen en Between Darkness and Light (after William Blake) (1997) van Douglas Gordon. De aankoop van Gordon, die nog enkele keren op de lijst voorkomt, dateert van afgelopen jaar. Verder werden in 1995 en 1997 verschillende werken van Marijke van Warmerdam gekocht.

Bij de ruimtevullende installaties vinden we Categorical Imperative and Morgue (1999) van Mike Kelley, die nog enkele keren op de aankooplijst 1995-2002 voorkomt, en de installatie Reserve (1996) van Ann Hamilton. Het gaat in beide gevallen om overblijfselen van tentoonstellingen die tijdens de verbouwing op de entr’acte-locatie aan de Vonderweg werden georganiseerd. Net zoals de meeste videoinstallaties zijn deze werken niet opgenomen in de openingstentoonstelling.

Van twee Eindhovense kunstenaars met bovenregionale kwaliteiten haalde het Van Abbe omvangrijke ensembles in huis. Het ensemble van Henk Visch, waaronder veel werk op papier, kreeg het museum in 1996 in eigendomsoverdracht van de Gemeente Eindhoven. Het ensemble van John Körmeling kocht men zelf aan: in 2000 werden in één keer 32 werken op papier verworven, en in 2002 volgden enkele kleine maquettes en grotere werken, waaronder de flikkerende neoninstallatie HI HA, die thans – met uitzicht op de binnenvijver – in de openingstentoonstelling te zien is. De aankooplijst bevat verder werk van Rineke Dijkstra (zes foto’s uit 1992-1993, gekocht in 1999), twee schilderijen van Michael Raedecker (kismet uit 1999 en pitch uit 2000), en ook enkele aankopen van Matt Mullican.

In de openingstentoonstelling zijn alvast enkele bijdragen te zien aan het AnnLee-project dat in 1999 door Pierre Huyghe en Philippe Parreno werd opgestart onder de titel No Ghost Just a Shell. In 1999 kochten Huyghe en Parreno de rechten op van het Manga-figuurtje AnnLee, dat daarmee ‘gered’ werd uit de klauwen van een Japans bedrijf dat haar voor een vluchtig bestaan in de wereld van de computerspelletjes en de tekenfilmindustrie had voorbestemd (zie daarover Sven Lütticken in De Witte Raaf nr. 90, maart-april 2000, pp. 33/35; alsook nr. 91, mei-juni 2000, pp. 13-14). Vervolgens vroeg het duo aan verschillende kunstenaars om het onbeschreven blad dat AnnLee was, te vullen met ideeën en verhalen. Achttien kunstenaars hebben tot dusver aan de geschiedenis van AnnLee meegeschreven, in de vorm van video’s, sculpturen, installaties, posters en publicaties. De 26 werken waarin het project tot op heden resulteerde, werden in 2002 allemaal door het Van Abbemuseum aangekocht, een opvallend engagement ten aanzien van een dergelijk project. Bij de kunstenaars vinden we, naast Huyghe en Parreno zelf, onder andere Dominique Gonzalez-Foerster, Joe Scanlan, Liam Gillick en M/M.

ALMOLE van Carl Andre en het ensemble No Ghost Just a Shell, beide aangekocht in 2002, vormen meteen ook de jongste opvallende aanwinsten die konden worden gerealiseerd dankzij de steun van de Stichting Promotors Van Abbemuseum. Deze Stichting, die werd opgericht in 1990 en vooral bedrijven groepeert, moet de mogelijkheden van het Van Abbe op het gebied van de collectievorming verder uitbreiden. Het initiatief is uniek voor Nederland, en toont aan dat private steun voor een minder mediageniek onderdeel van de museumwerking, namelijk de collectievorming, wel degelijk tot de mogelijkheden behoort. Bovendien blijkt dit op permanente basis én met discretie te kunnen gebeuren – zonder automodellen in de museumvitrines. Vanaf het jaar 1989 zijn de aankopen van het Van Abbe voor eenderde gefinancierd door de Stichting. Voor de periode sinds de sluiting gaat het onder meer om verschillende werken van Jean-Marc Bustamante, grote installaties van Matt Mullican en Mike Kelley, het genoemde schilderij van El Lissitzky en het eveneens genoemde Vexation Island van Rodney Graham.