width and height should be displayed here dynamically

Aanwinsten Van Gogh Museum 2002-2003

Een aantal kunstenaars onder de ‘klassieke modernen’ uit de negentiende en twintigste eeuw hoort inmiddels thuis in de categorie der onbetaalbaren – tenminste voor de Belgische en Nederlandse musea die hen willen aanschaffen. Alleen op het Amsterdamse Van Gogh Museum lijkt deze categorie voorlopig geen vat te hebben. In 2001 kocht het Van Gogh nog twee ‘Hollandse’ schilderijen van Claude Monet – Molens in het Westzijderveld bij Zaandam uit 1871 en Gezicht op de Prins Hendrikkade en de Kromme Waal te Amsterdam uit 1874. Het hoogtepunt van het aankoopjaar 2002 werd een schilderij uit 1868 van Edouard Manet, een strakke ‘marine’ die zeilschepen aan de pier van Boulogne-sur-Mer toont. Het werk van Manet was niet alleen de opvallendste aankoop van 2002, het was meteen het enige schilderij dat in dat jaar werd aangeworven. Ook in 2003 beperkte het Van Gogh zich tot één ‘opvallend schilderij’: Gustave Caillebotte’s Uitzicht vanaf een balkon uit 1880. Wat we vanaf dat balkon te zien krijgen, is een wazig straatbeeld in de diepte met een koets – Caillebotte schilderde het doek vanaf zijn eigen balkon op de Parijse Boulevard Hausmann. Doordat het decoratieve traliewerk van de balkonbalustrade echter het hele beeldvlak beheerst, verdwijnt dat straatbeeld naar de achtergrond en wordt het balkon zelf tot onderwerp van het schilderij. De aandacht voor de vlakke, decoratieve structuur van de balustrade doet modern aan; toch is het beeld niet ‘plat’ en rigide. Twee groene tongen, afkomstig van planten die op het balkon staan, dringen het beeldvlak binnen en geven het terloopse en alledaagse van de setting aan. De balustrade loopt bovendien net niet parallel met het beeldvlak, zij draait er lichtjes van weg, waardoor de kadrering van het beeld losser wordt en je het gevoel hebt dat het beeld opgenomen is in een zwenkende camerabeweging die de blik maar tijdelijk achter het balkon gevangen zet – omdat de schilder bijvoorbeeld op een laag stoeltje zat.

Eén opvallend schilderij per aankoopjaar, zo lijkt de regel voor 2002 en 2003. Daarnaast heeft het Van Gogh Museum echter ook een aantal ‘kleinere’ aankopen gedaan van werken op papier. In 2002 werd onder meer een landschaptekening verworven van Charles-François Daubigny: Kudde schapen bij maanlicht, een afgewerkte krijttekening die in de verzameling twee kleine schetsen komt vervoegen die destijds in het bezit waren van de gebroeders Theo en Vincent van Gogh. Ook François Bonvin, 19de-eeuws auteur van genretaferelen in de stijl van Chardin en/of de Nederlandse genreschilders van de 17de eeuw, was al met een schilderij in de collectie vertegenwoordigd; en ook van hem kwam er een tekening bij: een vrouw gezeten bij het fornuis uit 1857. Het museum kocht ook twee ontwerptekeningen voor muurpanelen met boeddhafiguren, gemaakt door de Nederlandse kunstenaar Hendricus Jansen en bestemd voor de ‘stijlkamer’ van het Museum Mesdag (Den Haag) – dat onder het beheer van het Van Gogh Museum valt. En ten slotte bevat de aankooplijst van 2002 nog het blad Les fortifications le soir (1884) van Jean Béraud, een schilder die als “chroniqueur van het Parijse leven” kan worden omschreven en die in zijn dagen vooral bekend was voor zijn illustratiewerk. Het blad toont een ietwat kalenderachtig tafereel van mensen die na een zware dag in de richting van het station tsjokken.

De aankoop van Caillebotte wordt in 2003 onder meer vergezeld door de tekening Cor cordium (1891) van Jan Toorop. Het werk toont een processie van veertig mensen die een brug oversteken. Van de figuren zijn alleen de omtrekken weergegeven, waardoor hun verschijning licht en onsubstantieel aandoet, en contrasteert met de compacte duisternis in de bovenste helft van het tafereel, waar sinistere vrouwenfiguren door gitzwarte mist tussen de gevels van de huizen zweven. Het blad is gebaseerd op een gedicht van de symbolist Albert Verweij die met Toorop bevriend was, en die het werk in 1899 verwierf. In de collectie vervoegt de tekening een schilderij en zeven prenten. Op de aankooplijst 2003 vinden we ook nog grafisch werk van Emile Bernard, Henri Rivière, Théophile-Alexandre Steinlen en Antoine Vollon – bij Steinlen gaat het om een poster uit 1896 met als titel Tournée du Chat Noir, avec Rodolphe Salis: “een sterk en populair beeld”, zo laat hoofdconservator Sjraar van Heugten weten.

De schilderijen en tekeningen worden systematisch voorgesteld en besproken in de (Engelstalige) jaarboeken van het Van Gogh Museum, waarvan het laatste (Van Gogh Museum Journal 2003) zopas verschenen is. In de toelichting bij de aanwinsten valt op dat erg vaak naar Vincent van Gogh wordt verwezen, ook bij werk dat niet zo meteen aan hem doet denken: zo wordt bij het aquarel van Jean Béraud opgemerkt dat ook Van Gogh meerdere tekeningen en aquarellen wijdde aan het leven bij de Parijse vestingwerken; en de tekening van Toorop zou dan weer in 1898-1899 te zien zijn geweest op een tentoonstelling van werken van Toorop en Van Gogh uit de collectie van Johanna van Gogh-Bonger. Tegelijk koopt het Van Gogh Museum echter ook werk aan van de 19de-eeuwse sleutelfiguren van de moderne kunst; het combineert aldus een monografisch perspectief – weliswaar met veel aandacht voor de mentale en historische omgeving van de kunstenaar – met het vogelperspectief van een ‘museum van de negentiende eeuw’.