width and height should be displayed here dynamically

Wat heet hoog?

In Nederland hoort hoogbouw bij Rotterdam en heeft Amsterdam op architecturaal gebied de reputatie een wat ingeslapen monumentenstad te zijn. Maar dat beeld klopt niet meer. Veel Amsterdammers hadden het al gemerkt: er verrezen wolkenkrabbers aan de zuidoostkant van de stad op de weg naar IKEA, aan de westkant rond Station Sloterdijk, op de Zuidas nabij de Vrije Universiteit, op de as van de Amstel. Ging het begin jaren negentig nog om uitzonderingen, de laatste jaren gaat het steeds sneller en steeds hoger. Het altijd alerte Amsterdamse architectuurcentrum Arcam had het ook gezien. Bijna tien jaar geleden al publiceerde Arcam ter gelegenheid van een congres over hoofdstedelijke hoogbouw een pocket getiteld Amsterdam’s High-Rise, met de toen gloednieuwe solitaire Rembrandttoren (135 meter) nabij Station Amstel op de kaft. Het boekje bevat een overzicht van de lokale hoogbouwgeschiedenis, een update van de stand van zaken in 1995 en een verhandeling over de technische aspecten van hoog bouwen op drassige grond. Amsterdam stond onvermijdelijk aan de vooravond van een hoogbouwgolf – en het is natuurlijk al veel langer duidelijk dat het dichtbevolkte Nederland ooit de hoogte in zal moeten. Het functionele programma van de hoogbouw doet er daarbij weinig toe, zowel het werken als het wonen zal steeds vaker worden gestapeld.

Toch had hoogbouw hier tot voor kort nog een slechte reputatie. Als er al hoog werd gebouwd, klaagden bewoners over flatneurose, stak het sick building syndrome bij werknemers in kantoortorens de kop op, kwamen flats leeg te staan of vertoonden ze bouwtechnische gebreken. Bij de opening van de tentoonstelling Wat Heet Hoog? in Arcam op 13 februari jongstleden memoreerde architect Carel Weeber de oprichting van de Stichting Hoogbouw in 1984. De stichting had als doel de weerzin van de Nederlanders te overwinnen en het bouwen van torens te bevorderen. Hoewel de stichting volgens Weeber inmiddels is verworden tot een “corrupte, duffe club wethouders”, is de mentaliteit van de Amsterdammers mede dankzij de stichting in de laatste twintig jaar sterk veranderd en lijkt de angst voor hoogbouw grotendeels verdwenen.

In Amsterdam stonden tot ver in de twintigste eeuw weinig gebouwen van hoger dan zestig meter, wat in de definitie van Arcam het minimum voor hoogbouw is. Kerktorens domineerden de skyline van de stad, met de toren van de Westerkerk uit 1638 als hoogtepunt (85 meter). De hoge gebouwen die de stad rijk was, werden door de bewoners veelal als storende maar op zichzelf staande architectonische ongelukjes ervaren. De trage omwenteling kwam volgens Weeber aan het eind van de twintigste eeuw op gang met een fase waarin telkens een strategisch geplaatste, geïsoleerde toren als oriëntatiepunt in een stedenbouwkundig plan functioneerde. Inmiddels is Amsterdam in de volgende fase van de omwenteling beland en verrijzen vooral clusters hoogbouw, wat een interessanter beeld oplevert dan de individuele wolkenkrabbers. In de volgende fase zal hoogbouw, aldus Weeber, at random worden geplaatst zodat er in navolging van het Wilde Wonen sprake zal zijn van het Wilde Torenbouwen. Om ruimte te maken voor dat Wilde Torenbouwen zal een en ander gesloopt moeten worden, zoals dat in Den Haag gebeurt. Daar moet het wooncomplex De Zwarte Madonna van Weeber (1982-1986) wijken voor hoogbouw, en Weeber zegt dat een prima beslissing te vinden. Over tien jaar, bij de dertigste verjaardag van de Stichting Hoogbouw, wil hij graag dat Amsterdam is getransformeerd tot een hoogbouwstad à la Sao Paulo.

Maar de tentoonstelling in Arcam schept een ander toekomstbeeld voor Amsterdam. Daarbij blijkt dat van willekeur nog lang geen sprake is; de gemeentelijke diensten bepalen nog altijd de stedenbouwkundige situering en programmering van hoge gebouwen. In de overzichtelijke nieuwe expositieruimte van het architectuurcentrum is voor een instructieve opstelling gekozen waarbij een min of meer volledig beeld van hoog Amsterdam wordt geschetst. De presentatie is het resultaat van Arcams eigen inventarisatie van de hoofdstedelijke hoogbouw, die nu bezig is en de komende jaren verdergezet wordt. Er komen vooral clusters hoogbouw aan bod; wolkenkrabbers groeien inderdaad niet meer eenzaam. De tentoonstellingsmakers onderscheiden zeven locaties rond de binnenstad waar hoog wordt gebouwd. De hoogbouw van iedere locatie is afgebeeld en toegelicht op een aparte koker die aan het plafond hangt. Als tegenwicht van dat verticale accent is in de expositie een centrale middenas gecreëerd waar maquettes, luchtfoto’s en schetsen worden getoond. Liggende tekstbordjes verstrekken droge feiten. Al met al werkt de opstelling helder, informatief en beeldend.

Opvallend is, als je al die torens zo bij elkaar ziet, hoe lastig het voor projectontwikkelaars blijkbaar is om een ontwerp voor hoogbouw van enige kwaliteit te verkrijgen. Op de kokers staan maar weinig wolkenkrabbers afgebeeld die het stadsbeeld werkelijk verrijken. Veel van de gebouwen zien er uit alsof achter de opzichtige gevel van roze marmer en/of spiegelglas akelig fantasieloze kantoren of standaardappartementjes schuilgaan. Met name de kantoortorens in de clusters Zuidoost en rond Sloterdijk zijn in architectonisch opzicht nogal schraal. Op dat vlak valt voor Amsterdam nog veel winst te boeken.

Tot slot is op een hoge zijwand onopvallend maar onvermijdelijk het ludieke, jongensachtige aspect van het onderwerp verbeeld. Wie heeft de hoogste? De uitslag: met zijn 135 meter is de Rembrandttoren de hoogste van Amsterdam, maar die zal in 2007 gepasseerd worden door de Arena Woontoren van 150 meter. In Nederland is de Rotterdamse Delftse Poort nog altijd de baas met 151 meter en wereldwijd gaat de strijd – weinig verrassend – tussen Azië en de Verenigde Staten. Een wolkenkrabber in Taipei voert sinds 2003 de wereldranglijst aan met 508 meter, maar dat kan New York natuurlijk niet over zijn kant laten gaan: binnen een paar jaar zal daar de Freedom Tower verrijzen van 609 meter hoog. In dat Babylonische geweld is Amsterdam maar een beginner, alle omwentelingen en inspanningen van de Stichting Hoogbouw ten spijt.

 

• Wat heet hoog? is nog tot 3 april te zien in ARCAM, Prins Hendrikkade 600, 1011 VX Amsterdam (020/620.48.78; www.arcam.nl). Het Engelstalige boekje Amsterdam’s High-Rise werd geschreven door Maarten Kloos en uitgegeven door Architectura & Natura, Leliegracht 22, 1015 DG Amsterdam (020/623.61.86; info@architectura.nl). ISBN 9071570606.