width and height should be displayed here dynamically

Airworld

Twee jaar geleden vierde de luchtvaart haar honderdjarig bestaan. In die tijdspanne heeft zij niet alleen op technisch vlak een indrukwekkende evolutie doorgemaakt, maar ontwikkelde zij ook een eigen esthetiek. Dat is het thema van Airworld. Design and Architecture for Air Travel, de vijfde van een reeks reizende tentoonstellingen opgezet door het Duitse Vitra Design Museum, nu te zien in het Design museum van Gent.

De eerste luchthavens waren niet meer dan houten barakken naast een grasveld. Des te groter was het contrast met de luxueuze interieurs van de eerste vliegtuigen – een strategie om de angst voor het vliegen weg te nemen. De imposante vliegboten uit de jaren twintig hadden dan ook een paradoxaal uitzicht: terwijl ze aan de buitenkant een radicale moderniteit uitstraalden, leken ze aan de binnenkant op een 19de-eeuws luxehotel.

Door de strenge technische en economische eisen van de luchtvaart moesten de ontwerpers echter steeds meer rekening houden met ergonomie, gewicht, veiligheid en ruimtegebruik. De vliegtuigindustrie gaf daarmee een belangrijke impuls aan het industrieel design, toen nog een nieuwe discipline. De ontwikkeling van de passagierszetel illustreert de evolutie van somptueuze luxe naar cool chic: de rotanzetels en bedden van de beginjaren ruimen plaats voor verstelbare zetels uit lichte legeringen, zoals die van Hans Luckhardt uit 1938. Met een bol op de armleuning kon de passagier zijn stoel in de gewenste positie brengen. Nadat met de Douglas DC 3 en de Lockheed Constellation een zeldzame symbiose van techniek, functionaliteit en esthetiek was bereikt, brachten de straalvliegtuigen vanaf de jaren zestig de luchtvaart in een enorme stroomversnelling. Men dacht enkel nog in superlatieven: meer, groter, hoger, sneller. De gigantische Boeing 747 maakte het vliegen ook voor de modale burger toegankelijk. Samen met de supersonische Concorde betekende dit vliegtuig het hoogtepunt, maar ook het eindpunt van de technische evolutie in de luchtvaart; sindsdien zijn er nog nauwelijks significante vernieuwingen geweest. De democratisering van het vliegen ging wel ten koste van het comfort. Beenruimte en privacy in de lucht werden een statussymbool. Wie het kan betalen krijgt tegenwoordig een gesofisticeerde all-comfort zetel met een frame uit koolstofvezel, zoals die van Ross Lovecroft voor Japan Airlines. Als een cocon sluit deze zetel zich rond de solitaire zakenreiziger, waarbij allerhande multimediasnufjes een sfeer van privacy creëren. Voor de modale passagier daarentegen is het behelpen met kussentjes en opblaasbare neksteunen. Ook bij de maaltijden aan boord wordt het klasseverschil duidelijk. De functie van de maaltijden is overigens gewijzigd. In de begindagen van de luchtvaart moesten maaltijden de passagiers geruststellen; tegenwoordig dienen ze om ritme te geven aan lange afstandsvluchten en om de passagiers te verstrooien. Het ontwerpen van het vaatwerk is een echte uitdaging: elke millimeter en elke gram is er een te veel. De verhoudingen en de stapelbaarheid van de borden, kommetjes en bekers zijn van groot belang: ze moeten passen in het dienblad, de serveerwagen en de boordkeuken. In Airworld is een overzicht te zien van het eetgerei dat Lufthansa van 1955 tot vandaag gebruikt heeft.

Omdat de luchtvaartmaatschappijen vaak op dezelfde routes vlogen en hetzelfde type vliegtuig gebruikten, schonken zij vanaf de jaren ’50 bijzonder veel aandacht aan hun visuele identiteit. Elk document, toestel of personeelslid moest het imago en de bedrijfscultuur weerspiegelen. De reistassen die vroeger gratis aan de passagiers werden uitgedeeld, zijn tegenwoordig gegeerde verzamelobjecten. Dat geldt ook voor de oude reclameposters, die vaak exotische bestemmingen afbeelden, met op de achtergrond het vliegtuig als een glimmende boodschapper van vrijheid en moderniteit. In tijden van internetboekingen en lagekostenluchtvaart speelt de visuele communicatie echter een totaal andere rol: met banale grafieken en zielloze kleurschema’s houden de lagekostenmaatschappijen de verwachtingen van de klant bewust laag. Op die manier wordt elke toegift als een gunst ervaren.

Ook de airhostess behoort tot de vaste iconografie van de luchtvaart. Omdat zij vaak het enige menselijke contact vormt tussen passagier en luchtvaartmaatschappij, is haar uiterlijk van groot belang. De eerste airhostess was een ex-verpleegster die de passagiers een veilig gevoel moest geven. Later werden airhostessen gekleed door grote namen zoals Ralph Lauren, Dior en Valentino. De stewardess werd een ambigu rolmodel voor de vrouw: aantrekkelijk en zelfbewust, maar ook lief en onderdanig. Die ambivalentie wordt mooi geïllustreerd in Ode aan het stewardessenpakje van Jelleke Oberius Kapteijn, een installatie die aan de ingang van de tentoonstelling opgesteld staat. In een identieke pose showt één en hetzelfde model uniformen van luchtvaartmaatschappijen van over de hele wereld. Kapteijn toont hoe het uniform culturele en nationale identiteit uitdraagt, maar tegelijk individuele identiteit uitwist.

De luchthaven is zonder twijfel de belangrijkste en meest complexe architecturale typologie van de 20ste eeuw. Naast het oplossen van technische en logistieke problemen moet zij ook een architecturale vertaling geven aan noties als snelheid, technologie en dynamiek. Van een aantal historische voorbeelden zijn in Airworldindrukwekkende maquettes te zien, zoals de TWA-terminal van Eero Saarinen in New York (1958) en de Terminal 1 van Paul Andreu (1969) in Parijs. Waar de passagier bij Saarinen zelf zijn weg vindt in een vloeiend landschap, is Andreu’s ontwerp opgevat als een gigantische centrifuge die reizigers via roltrappen verdeelt over auto’s, bussen en vliegtuigen. Zonder aanwijzingen raak je de weg kwijt. Signalisatiesystemen met idioticons zijn daarom een vast onderdeel van de luchthaveninfrastructuur – ook daarvan zijn in Airworld voorbeelden te zien. Tegenwoordig is er echter nog maar één norm bij het ontwerpen van luchthavens: zij moeten uitbreidbaar zijn en overzichtelijk. Stansted Airport van Norman Foster is hier een schoolvoorbeeld; het plan is van een bijna grafische helderheid.

De evolutie van de luchthaven is ook het onderwerp van een boeiende en rijk geïllustreerde monografie van Hugh Pearman. Airports: A Century of Architecture toont hoe luchthavens uitdrukking geven aan vooruitgang, vrijheid, ambitie en prestige. Het versluizen van passagiers, bagage en vracht is allang niet meer de hoofdzaak: tegenwoordig halen de meeste luchthavens hun voornaamste omzet uit commerciële activiteiten aan de landzijde. Luchthavens zijn uitgegroeid tot multifunctionele clusters met stedelijke allures. Pearman beperkt zich niet tot de technische of architectuurhistorische dimensie; in zijn inleiding stelt hij een aantal pertinente, kritische vragen bij de huidige status van de luchtvaart, en in zijn besluit geeft hij zes mogelijke toekomstscenario’s ter overweging aan de lezer mee. De boodschap is duidelijk: de toekomst van de luchtvaart is onzekerder dan ooit. Dat is ook de les die we uit Airworld kunnen trekken. Aan het einde van de tentoonstelling krijgen we een overzicht van de hoogtepunten van de luchtvaart op een tijdslijn. Het is een einde in mineur: sinds 1990 zijn maar liefst vijf internationale spelers verdwenen of opgeslokt. Sabena wordt in dit rijtje niet vermeld. Gelukkig heeft het Design museum die lacune in de Vitratentoonstelling opgevuld. In een klein addendum vol onverholen nostalgie, worden gebruiksvoorwerpen, curiosa en andere souvenirs uit het Sabenatijdperk getoond. Airworld is niet alleen een hommage aan de schoonheid en romantiek van de 20ste-eeuwse luchtvaart, het is ook een afscheid van een hele cultuur. In de toekomst zal vliegen in een totaal andere context gebeuren: het zal niet meer gaan om prestige en luxe, maar om economie, ecologie en efficiëntie.

 

• Airworld. Design and Architecture for Air Travel, tot 19 juni in het Design museum, Jan Breydelstraat 5, 9000 Gent (09/267.99.99; http://design.museum.gent.be). De catalogus (red. Jochen Eisenbrand, Alexander von Vegesack) bevat negen essays en werd in 2004 uitgegeven door Vitra Design Stiftung, Charles-Eames-Strasse 1, 79576 Weil am Rhein (07621/702.32.00; www.designmuseum.de). ISBN 3-931936-49.

• Hugh Pearman, Airports: a Century of Architecture, uitgegeven in 2004 bij Laurence King Publishers, 71 Great Russell Street, WC 1 B 3 BP London (020/74.30.88.50; www.laurenceking.co.uk). ISBN 1-85669-356-2.