Alexis Blake. Crack Nerve Boogie Swerve: het archief
Aanvankelijk vatte de Amerikaanse, in Amsterdam wonende Alexis Blake (1981) de in Wiels gepresenteerde performance op als een multidisciplinair werk voor musea en galeries. In februari 2019 presenteerde ze Crack Nerve Boogie Swerve (verderop: CNBS) voor het eerst in TENT Rotterdam als installatie en driedelige performance. Een tweede versie, met een sterk gewijzigde scenografie en één performance volgde in 2023 in KW in Berlijn. Dezelfde voorstelling, maar met een andere cast, was in september 2023 te zien op de High Line in New York. De basis van de drie uitvoeringen is evenwel – zo blijkt uit video’s op Blakes website en uit recensies – een choreografie voor zes vrouwen, al maakt de museale context volgens haar het proces zichtbaar achter de zich steeds verder ontwikkelende performance. Net als in ander werk wil Blake in CNBS het beeld van de vrouw ‘onderzoeken’ en ‘wijzigen’. Dat is de inzet van haar oeuvre, opnieuw volgens haar website: ‘Haar werk richt zich direct op de representatie en subjectivering van vrouwelijke lichamen door ze te activeren als sites en agents voor sociopolitieke verandering.’
Voor de danstaal van de voorstelling put Blake uit de uiteenlopende achtergronden van de vrouwelijke performers, van klassiek ballet tot hiphop. Die diversiteit thematiseert volgens haar de vele vormen van verdrukking die deze vrouwen lichamelijk ‘archiveerden’. Om die reden moedigde ze hen aan om de verschillende stijlen niet te laten versmelten, maar juist om hun eigenheid te bewaren. Dat is echter een retorische, zelfs misleidende bewering, want de beelden van de tweede performance op haar website suggereren dat het om een voorstelling met een coherente ontwikkeling gaat, en dat de eigen inbreng van de uitvoerders ingestudeerd en bijgeschaafd werd om herhaalbaar te zijn en om zo bij te dragen aan de ‘boodschap’ van het werk. In elk geval heeft de assertieve, zelfs agressieve dans een allegorische inslag, verwant aan het werk van pakweg Sharon Eyal. Ook bij Eyal zwepen dansers zich collectief op tot een trance die uiting geeft aan woedend verzet. Bij Eyal wordt die verdrukking gesymboliseerd door obsederend geluid, en bij Blake is dat niet anders.
Tijdens CNBS staan zes vrouwen in een omgeving vol glazen platen, die hangen, op statieven staan of op de vloer liggen. De glasplaten krijgen uiteenlopende metaforische betekenissen: als spiegels waar de vrouwen zich op blindstaren, als benauwende wanden of als het ‘glazen plafond’ dat ze torsen. Het werk eindigt met het woedend aan diggelen slaan of kapot stampen van de platen. In de eerste versie opent Blake de performance door platen met een houweel te versplinteren. De platen van gelaagd glas verbrijzelen echter nooit helemaal, wat wellicht te interpreteren valt als een strijd die nog niet gestreden is. De muziek en de kostuums kleuren het beeld verder in. De score bestaat uit dreigend gedreun van subwoofers (Stefanie Egedy), percussie op glasplaten (Sofia Borges) en een ritmische score (dj mobilegirl). De kostuums van Elisa van Joolen zijn gebaseerd op verknipte sportkledij voorzien van transparante inzetstukken. Ze suggereren een reëel, maar esthetisch opgewerkt beeld van hoe verdrukte vrouwen eruitzien.
De tentoonstelling in Wiels werd aangekondigd als ‘het archief’ van CNBS. Is het een documentatie van het werk zoals in Rotterdam, Berlijn en New York? Of zinspeelt Blake op de metafoor van het ‘lichamelijke’ archief waar ze onderzoek naar doet? Dat blijft in het midden, maar merkwaardig is wel dat video’s, het uitgelezen medium om een choreografie te documenteren en archiveren, ontbreken: er worden enkel objecten getoond, samen met een korte, cryptische tekst. In de eerste zaal staan glasobjecten die de scenografie vormden van de Berlijnse versie van CNBS. In Rotterdam werden de glasplaten in betonblokken geklemd, naar het voorbeeld van de schildersezels van Lina Bo Bardi, maar in Brussel spelen houders van onbewerkte, gelaste staalprofielen de hoofdrol. Links van de inkom staat een reeks van zes identieke heldere glasplaten achter elkaar in het gelid. Dubbele U-profielen, die zelf weer op wielen gemonteerd zijn, klemmen de platen in. Rechts van het midden staan nog drie ezels met gefumeerd glas van verschillende hoogte. Achteraan in de zaal bevindt zich opnieuw een constructie van staal en glas, maar groter en complexer, met zowel horizontaal als verticaal geplaatste platen met contactmicrofoons, als xylofoon bij de performances. Recht tegenover de ingang en achteraan in de zaal zweven immense glasplaten aan kabels boven de vloer. Tegen de zijwanden zijn zware subwoofers geplaatst.
De enige objecten los van de vroegere voorstellingen zijn platen in half troebel, wit of rozig gekleurd glas, tegen of voor de muur, of op een blauw zeil op de vloer uitgespreid. Anonieme lichaamsdelen zoals een elleboog, een schouder of het achterwerk van een vrouw – zelden het thema van kunstwerken of foto’s – bollen eruit op, alsof ze zich door de glasplaat heen gedrukt hebben. Die ‘doordrukken’ zitten vol haarscherpe, realistische details, zoals de rimpels van een broek, zodat ze wel een afgietsel van concrete vrouwenlichamen moeten zijn, als het ware als gestolde herinneringen aan de performance. Dit geheel van objecten wordt meer dan de uitstalling van attributen van zodra er, zowat om het halfuur, een licht- en klankinstallatie in werking treedt. De belichting van Ofer Smilansky is bijzonder geraffineerd: de glasplaten komen tot leven en de afdrukken van lichamen zweven door de ruimte. Een soundscape met subwoofers en een montage van klankfragmenten van eerdere performances roept het oorspronkelijke werk mee op.
In de tweede zaal is de vloer bekleed met tijdens de voorstellingen gebarsten glasplaten. Stapels staan daartussen rechtop, als een ‘archief’ van de vernielingen. Elke zaterdag wordt, tijdens de loop van de tentoonstelling, een fragment van de performance opgevoerd. Ik zie een zwarte vrouw die zich, na aanvankelijk aarzelend heen en weer te stappen (kennelijk ontleend aan Lucinda Childs), opwerkt tot grote woede à la Eyal, en dan weer tot rust komt. Ze voert dit drie keer na elkaar uit, op exact dezelfde manier, wat bevestigt dat het om een uitgeschreven choreografie gaat, eerder dan om een staal uit een ‘lichaamsarchief’.
Verbijsterend is bovendien dat de naam van de performer nergens vermeld wordt. Meer nog dan Blakes twijfelachtige retoriek bevestigt dit de ware aard van het werk. Een hoogopgeleid, weldenkend publiek krijgt een eenvoudig te bevatten, ‘schone’ boodschap voorgeschoteld – ticking all the boxes op een fraai vormgegeven manier, met dito objecten. Het archief werkt op die manier an-esthetisch: het verdooft de onrust die hoe dan ook in de choreografische beelden vervat zit. Als het iets ‘renegotiates’, dan wel de mogelijkheid dat het doelpubliek mag toekijken, knikken en niets doen. Het is een archive of wishful thinking.
• Alexis Blake. Crack Nerve Boogie Swerve: het archief, 7 juni tot 11 augustus, Wiels, Van Volxemlaan 354, Vorst.