width and height should be displayed here dynamically

Archetypes. Architectuur in Turkije doorheen de eeuwen

Het gebied dat samenvalt met het huidige Turkije kent een sterke historische gelaagdheid en vertoont de sociaal-culturele sporen van verschillende volkeren en rijken. Achtereenvolgens gaven onder andere de Sumeriërs, de Hittieten, de Grieken, de Romeinen, de Urarteërs, de Byzantijnen, de Seltsjoeken, de Ottomanen en uiteindelijk de Turken vorm aan het gebied. Al millennia lang wordt de geschiedenis van het Anatolische schiereiland gekenmerkt door een voortdurend veranderende smeltkroes van culturen en religies. Deze dynamiek van crossculturele uitwisseling en constante dialoog tussen verleden en heden weerspiegelt zich ook in de geschiedenis van de architectuur. Aan de ene kant zijn de sporen daarvan goed zichtbaar, denk bijvoorbeeld aan de Hagia Sophia, die van christelijke kerk werd omgebouwd tot islamitische moskee, en tot een soort prototype uitgroeide voor moskeeën over heel de wereld. Aan de andere kant zorgt de historische gelaagdheid voor complexe typologieën waarvan de herkomst niet steeds achterhaald kan worden. Halverwege de 19e eeuw werd die gelaagdheid tijdens de moderniseringsperiode van het Ottomaanse Rijk (Tanzimat) nog eens versterkt door de invloed van de westerse architectuur. Het is duidelijk dat de culturele referenties in de afgelopen decennia verveelvoudigd zijn en zich niet meer beperken tot een geografisch afgebakend gebied. Maar hoe verhoudt de lokale architectuur zich in een globaal geworden wereld tot deze rijke geschiedenis? Die vraag staat centraal in de tentoonstelling Archetypes, die momenteel te zien is in het CIVA (Centre International pour la Ville, l’Architecture et le Paysage), in het kader van de 25e editie van Europalia die Turkije onder de aandacht brengt.

Curatoren Sinan Logie en Melek Aksoy onderzochten in hoeverre archetypische elementen zoals de tent, de minarettoren, de kolom of de karavanserai de tijd doorstonden en referenties vormen voor hedendaagse architectuurrealisaties. Ze leggen daarbij het accent op de architectuurtypologie (de ‘archetypes’) en hun hedendaagse herinterpretatie. Zo wil de tentoonstelling laten zien dat de moderne en hedendaagse Turkse architectuur, die buiten de landsgrenzen geen grote bekendheid geniet, een synthese tot stand heeft gebracht tussen de regionale archetypen en het internationale vocabulaire van bijvoorbeeld het modernisme en postmodernisme. De totstandkoming van deze synthese was enerzijds mogelijk doordat het Ottomaanse Rijk gevrijwaard is gebleven van de invloed van het kolonialisme, en anderzijds doordat het jonge Turkije – het land ontstond in 1923 – de westerse moderne architectuur- en stedenbouwmodellen juist omarmde, vanwege de associatie met technologische vooruitgang en hedendaagse beschaving.

De tentoonstelling is opgevat als een grafische visualisatie van en dialoog tussen een twaalftal typologische vergelijkingen, waarbij telkens een historisch gebouw gekoppeld wordt aan een recent uitgevoerd project. De gebouwen worden gepresenteerd aan de hand van maquettes, plannen en twee kleine foto’s; dit alles in een consequent doorgevoerde lay-out. De houten maquettes, die met veel zorg gemaakt zijn, belichamen op zich reeds de synthese van heden en verleden. Ze zijn geconstrueerd met lasertechnieken, maar enkele details, zoals bolvormige delen die met de laser moeilijk te realiseren zijn, werden door Turkse ambachtsmannen gemaakt. Achtereenvolgens licht de tentoonstelling verschillende typologische elementen uit, zoals: de kroonpoort, de grote luifels, de hypostyle, de torens en minaretten, de horizontale ramen, de karavanserai, de tuin en de wijk. Dit levert interessante en soms overtuigende vergelijkingen op. Zo wordt de karavanserai van Rüstem Paşa (1554), ontworpen door Mimar Sinan die meesterarchitect was onder drie sultans gedurende de Ottomaanse periode, geplaatst tegenover de bazaar voor lakenverkopers in Istanbul (1960-67), ontworpen door Doğan Tekeli, Sami Sisa en Metin Hepgüler. De karavanserai is een typologie die voorkwam in steden langs militaire of karavaanroutes. Het gaat om een gebouw met slaapvertrekken rondom een binnenhof waar (karavaan)reizigers en militairen de nacht konden doorbrengen. Karavanserais vormden knooppunten in het netwerk van handelsroutes en ondersteunden de stroom van handel, informatie en mensen. Hoewel de bazaar voor lakenverkopers in een modernistische stijl ontworpen werd, en strikt genomen een andere, meer beperkte functie heeft – ze diende enkel voor het drijven van handel – heeft het gebouw in wezen eenzelfde typologische structuur: verschillende vertrekken zijn gesitueerd rondom een binnenhof. Minder overtuigend is de vergelijking van de Grote Moskee van Divriği (1228) met de postmoderne fabriek voor leerverwerking Gön 1 in Istanbul. De typologische overeenkomst verwijst hier naar de kroonpoort. Beide gebouwen worden door hun enorme entree gedomineerd, maar daarmee houdt de gelijkenis wel op.

Hoewel de tentoonstelling een zeer coherente en verzorgde indruk maakt en van een uitgebreide begeleidende tekst voorzien is, mis ik een meer inhoudelijke en tastbare laag. Doordat alle maquettes volgens dezelfde technieken geconstrueerd werden, de plannen allemaal eenzelfde opmaak hebben en de foto’s van de gebouwen zo schaars en klein afgedrukt zijn, is er niets dat naar visuele context, materialiteit, kleur of textuur verwijst. Op die manier komen de verschillen of overeenkomsten in stijl en materiaalgebruik minder tot hun recht en maakt de tentoonstelling een weinig prikkelende indruk. Bovendien dringt zich de vraag op wat deze typologische vormstudie nu eigenlijk vertelt over het huidige architectuurklimaat in Turkije. Wat zegt een dergelijke vergelijkende oefening over historische continuïteit en identiteit in de hedendaagse Turkse architectuur? De tentoonstelling zou veel meer diepgang hebben gehad als deze vragen meer aandacht hadden gekregen of zelfs het uitgangspunt van het onderzoek waren geweest.

 

Archetypes. Architectuur in Turkije doorheen de eeuwen, tot 31 januari 2016 in CIVA (Centre International pour la Ville, l’Architecture et le Paysage), Kluisstraat 55, 1050 Brussel (02/642.24.50; civa.be).