width and height should be displayed here dynamically

Archigram

De tentoonstelling van de Engelse Archigramgroep, die momenteel te gast is in de Fondation pour l’Architecture, kijkt terug op de architectuurproductie uit de periode 1961-1974 van dit alternatieve bureau. Archigram heeft wortels in de pop art en bij kunstenaars-architecten als Bruno Taut, Friedrich Kiesler en R. Buckminster Fuller – ontwerpers van flexibele, organische en nomadische structuren. Maar de radicale creaties van de groep (capsules, ‘walking cities’, ‘instant cities’, ‘plug-in cities’) vertonen ook nauwe banden met het werk van de Japanse metabolisten, en ook de Situationisten en het New Babylon-project van Constant zijn nooit ver weg.

Een terugblik op een visionaire groep als Archigram is altijd ook een vooruitblik. De groep geniet in architectuurmiddens allang ruime bekendheid en hoewel de tentoonstelling volledig monografisch is opgebouwd, wordt nog maar eens duidelijk dat Archigram nog steeds een voelbare impact heeft op de hedendaagse architectuur en de huidige vormen van representatie.

De geschiedenis van het bureau begint in 1961, wanneer de Brit Peter Cook een nieuwe publicatie uitbrengt met als titel Archigram, een samenvoeging van Architectural telegram. Karakteristiek aan dit tijdschrift was de manier waarop analyse en fantasie met elkaar verzoend werden. Het magazine heeft meer weg van een stripverhaal of een verzameling cartoons, dan van een serieuze publicatie over architectuur. De stijl is exuberant, direct en toegankelijk, en dus mijlen verwijderd van het puriteinse, modernistische idioom. Uit dit tijdschrift, waarvan zo’n tien nummers verschenen, groeide een samenwerkingsverband tussen zes hippe Engelse architecten: Warren Chalk, Peter Cook, Dennis Crompton, Ron Herron, David Greene en Mike Webb. In het tijdschrift en in hun wedstrijdprojecten riepen deze ‘zes beatles van de architecturale wereld’ een wereld op van flitsende technologie, bewegende gebouwen en organische steden. Opvallend was het grenzeloze vertrouwen in de nieuwe technologie en de vooruitgang, en tegelijk zocht de groep aansluiting bij de populaire, commerciële cultuur. Hun ontelbare maquettes, tekeningen, collages en environments etaleren de verleidelijke beeldwereld van de publiciteit en van de eerste ruimtereizen, van de netwerktechnologie en van de ontluikende massacultuur. Alles is doordrongen van de roes en de verbeelding van de swingende jaren ’60. Ook de tentoonstelling in de Fondation baadt nog in die atmosfeer. De drukke opstelling en het spervuur van beelden laten de gekende, sobere tentoonstellingsesthetiek ver achter zich. Of de hele enscenering ook bijdraagt tot een beter inzicht in de belangwekkende ideeën en ontwerpen van Archigram, is een andere vraag.

De visie die Archigram uitdroeg was democratisch: ze propageerden de vrije keuze van het individu. Archigram stelde een ‘wegwerparchitectuur’ voor die aangepast was aan de persoonlijke vrijheid van de moderne nomade. Ook hun visionaire voorstellen voor alternatieve steden moesten aan die nomadische levensstijl tegemoet komen. Projecten zoals Peter Cooks Plug-In City (1964) voorzagen immens uitgestrekte, skeletvormige megastructuren met verwijderbare wooneenheden (gemodelleerd volgens de NASA ruimtecapsules), die met op het ‘dak’ geplaatste kranen in de juiste positie konden worden geschoven. Ron Herron dreef de idee van mobiliteit ten top in zijn voorstel voor een Walking City (1964). Hij ontwierp veertig verdiepingen hoge, antropomorfe gebouwen die zich, met behulp van telescopische benen, letterlijk door het stedelijk landschap van New York konden bewegen. Andere gekende voorstellen van Archigram, zoals The Cushicle van Mike Webb (1966-67) en het Inflatable Suit-Home van David Greene (1968) zijn veel bescheidener en ook ‘onzichtbaarder’. Ze suggereren een ‘gewichtloos’ nomadendom in de vorm van een draagbare capsule of een kostuum-als-huis. In deze projecten valt het onderscheid tussen lichaam, kledij en beschutting volledig weg en wordt komaf gemaakt met de materiële restricties van de traditionele architectuur. In de ‘Instant City’-projecten van 1969-70 verschuift de aandacht van gebouwen naar ‘gebeurtenissen’. Archigram brengt er low- en hightechcomponenten – heliumballonnen en holografische projectieschermen, ruimteschepen en audiovisuele systemen – samen in een geënsceneerde ‘metropool’ die zich zoals een circus of een kermis tijdelijk op een lokaal centrum kan enten. De latere projecten van Archigram zijn steeds immateriëler. Om hun droom van een spontane en steeds wisselende architectuur te creëren, doen ze dan ook steeds minder beroep op de traditionele tektoniek.

Eén van de verdiensten van deze tentoonstelling is dat zij een vrij volledig beeld ophangt van de architecturale praktijk van Archigram. Zelden krijgt men de kans om zoveel materiaal, afkomstig uit verschillende archieven, tegelijk te zien. Wat echter ontbreekt is een goed gestoffeerde catalogus over deze belangwekkende architectengroep, of een lijvig standaardwerk met omkaderende teksten. Die leemte is opmerkelijk, zeker als men weet dat deze tentoonstelling al sinds 1994 door Europa én Amerika toert. Bovendien staat Archigram sinds het begin van de jaren ’90 opnieuw in het centrum van het debat over hedendaagse architectuur en stedelijkheid. De erfenis van Archigram, in het bijzonder hun denken over infrastructuur, is nog steeds relevant. De hightechstructuren van Norman Foster, Renzo Piano en Richard Rogers, maar ook meer recente ontwerpen van MVRDV, Rem Koolhaas en Jean Nouvel, sluiten naadloos aan bij de verbeelding van deze groep. Natuurlijk zijn hun visionaire voorstellen vol tegenspraken en komt hun optimistische omarming van het kapitalisme en de consumptiecultuur vandaag redelijk naïef over. Maar veel van hun fantasieën zijn ook waarheid geworden. We hoeven maar te denken aan de nieuwe netwerken waarop we moeiteloos inpluggen, aan onze steeds meer ‘gecapsuleerde’ samenleving of aan de gesimuleerde omgevingen in stedelijke themaparken. Ondertussen is echter ook de nachtzijde van die verbeelding steeds duidelijker geworden.

 

• De tentoonstelling Archigram loopt tot 17 juni in de Fondation pour l’Architecture, Kluisstraat 55, 1050 Brussel (02/642.24.80).