Basma al-Sharif. The Place Where I Was Condemned to Live
De experimentele langspeelfilm Ouroboros (2017) van Basma al-Sharif (1983) laat zich erg moeilijk samenvatten. De plot draait om een personage dat reist doorheen tijd en ruimte, in een poging om een soort existentiële troost te vinden. Verschillende locaties in de VS, Frankrijk en Italië passeren de revue, maar ook de Gazastrook komt uitgebreid in beeld, met name aan het begin en aan het einde van de film. Het is dan ook overduidelijk dat deze laatste plek een bijzondere rol inneemt. De beelden uit Gaza zijn digitaal geschoten, regelmatig zelfs met drones, terwijl op de andere locaties analoge 16mm-film is gebruikt. De titel van de film verwijst uiteraard naar het beeld van een slang die haar eigen staart opeet, en daarmee naar het idee van eeuwige wederkeer, of in ieder geval naar de cyclische bewegingen in en van de wereldgeschiedenis. Gezien de dagelijkse confrontatie met nieuwe, hedendaagse beelden van geweld en vernietiging in de Gazastrook, is het vandaag cruciaal om na te denken over een mogelijke reactie. Hoewel fatalisme zich opdringt (‘het is altijd zo geweest en het zal altijd zo zijn’ lijkt een mogelijke lezing van het werk) maakt Ouroboros vooral duidelijk dat de geschiedenis uiteindelijk van menselijke makelij is, dat er geen herhaling bestaat zonder verschil, en dat het dus mogelijk moet zijn om de historische spiraal van koloniaal geweld te doorbreken.
Vaak wordt Ouroboros in een loop getoond, maar in The Place Where I Was Condemned to Live, al-Sharifs solotentoonstelling in de Appel, is dat niet het geval en wordt de film elke avond één keer gescreend. Al-Sharifs andere filminstallaties worden echter wel in een lus afgespeeld. Vooral bij Trompe l’œil (2016) wekt dit een beklemmend gevoel op. In een vrij banaal en generisch salonachtig interieur (met een tapijt, enkele fauteuils en een kamerplant) kan de toeschouwer op een beeldscherm kijken naar een erg vlugge en schijnbaar willekeurige opeenvolging van shots, vaak close-ups, die in een huiselijke setting zijn gemaakt. Tussen de fragmentarische beelden van omeletten en wasmachines vallen bepaalde meubelstukken te herkennen: elementen van het interieur in de video komen in de installatie terug. Verder bevat Trompe l’œil fotoprints van de muren van het appartement of de woning die op het televisiescherm te zien zijn, en aan die muren hangen stills uit Lawrence of Arabia (1962), meer bepaald van Arabische personages of figuranten die in de film van David Lean door andere Arabieren tot slaaf gemaakt of onderdrukt worden. In de tentoonstellingstekst valt te lezen dat Trompe l’œil een stilleven van ‘uncanny domesticity’ is. Voor al-Sharif is die uitdrukking eerder een pleonasme dan een oxymoron: huiselijkheid is een belangrijk leidmotief in haar werk, en heeft over het algemeen eerder de functie om onbehagen op te wekken dan een illusie van geborgenheid te bieden.
Dat geldt zeker ook voor de video-installatie CAPITAL (2020), die net als Trompe l’œil een soort salonsetting creëert. Het werk refereert aan ‘witte telefoonfilms’, een Italiaans, (proto)fascistisch filmgenre uit de jaren dertig en veertig dat conservatieve en nationalistische ideeën over huiselijkheid en familiewaarden propageerde. De witte telefoon was destijds kennelijk een gegeerd object en een statussymbool in Italië, en ook CAPITAL gaat over een hedendaagse vorm van warenfetisjisme en verlangen. Een Italiaans sprekende vrouw in een interieur krijgt een man aan de lijn die haar vertelt over nieuw ontwikkelde luxeappartementen: terwijl hij een resem onopmerkelijke ideeën voor namen van appartementencomplexen opnoemt, horen we hoe zij klaarkomt, en zien we beelden en renderings van gebouwen in Milaan en Alexandrië. Omdat deze gebouwen bestemd zijn als huisvesting voor een globale elite die overal ongeveer hetzelfde wil, zijn de twee locaties niet van elkaar te onderscheiden. De verstikkende uniformiteit die het fascisme wilde forceren is verre van verdwenen, zo lijkt de boodschap te zijn, maar wordt actief opgezocht en verlangd. Een korte scène in CAPITAL waarin een buikspreker aan het woord komt, vat het goed samen: ‘Ik wil een grap maken over het fascisme, maar ik weet niet of ik dat in het Italiaans, Duits, of Engels moet doen,’ luidt zijn grap.
De installatie A Philistine (2019-2023) bestaat uit een divan waarop de bezoeker kan plaatsnemen en een meertalige publicatie (Frans, Engels en Arabisch) van de hand van al-Sharif kan lezen. Min of meer zoals in Ouroboros reist in het verhaal een jong meisje (van wie de familiegeschiedenis aan het begin uiteengezet wordt) tussen verschillende locaties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika én door de tijd. Zo wordt de Levant bezocht tijdens het hoogtepunt van het Ottomaanse Rijk, en de laatste, orgiastische scène vindt plaats in Memphis, in het oude Egypte. En net zoals in Ouroboros vormt Palestina het (hier weliswaar onzichtbare) zwaartepunt: het traject van het hoofdpersonage, zo leren we, volgt historische treinroutes die onderbroken werden vanwege de totstandkoming van de staat Israël. Een laatste element in de installatie zijn (landschaps)foto’s gemaakt door al-Sharif die verschillende plekken tonen in voormalig Joegoslavië, en dus niet in steden of gebieden die in de publicatie worden behandeld. Zo wordt gezinspeeld op de Ottomaanse geschiedenis van deze regio, en wordt ook het idee van een stabiele en monoculturele Europese eenheid en identiteit onderuitgehaald.
De fictieve en speculatieve omzwervingen die beschreven worden in A Philistine wijzen in de eerste plaats op de historische contingentie en vergankelijkheid van landsgrenzen en politieke regimes – die ook een soort fictie blijken te zijn, maar dan wel een fictie met erg reële gevolgen, zoals vandaag de dag opnieuw catastrofaal duidelijk wordt. Dit werk, en de gehele constellatie van werken die getoond worden in The Place Where I Was Condemned to Live, maken samen een punt dat doet denken aan een gedicht van Bertolt Brecht over de dialectiek: het zijn enkel het geweld en de macht die willen waarborgen dat alles blijft zoals het is, maar zekerheid is nooit zeker, en zoals het is, blijft het niet.
• Basma al-Sharif. The Place Where I Was Condemned to Live, 27 juni tot 8 september, de Appel, Tolstraat 160, Amsterdam.