width and height should be displayed here dynamically

Bertrand Lavier, depuis 1969.

Terwijl het gedachtegoed van de Franse postmoderne filosofen heel wat sporen naliet in de Amerikaanse kunst van de jaren 80 – denk aan concepten als simulacrum en appropriation – is de impact van dit denken op de Franse kunst paradoxaal genoeg veel geringer geweest. Een gelukkige uitzondering is Bertrand Lavier, die via de erfenis van Marcel Duchamp en het nouveau réalisme (met dank aan Raymond Hains), de objectkunst van de jaren 80 een eigen Franse touch wist te geven. De retrospectieve tentoonstelling Bertrand Lavier, depuis 1969 in het Centre Pompidou geeft een mooi overzicht van zijn luchtige reflecties over de relatie tussen schilderkunst en beeldhouwkunst, abstractie en figuratie, en kunst en werkelijkheid.

De ondertitel depuis 1969 moet met een korrel zout genomen worden. Uit de beginperiode hangt er welgeteld één werk. Het gaat om een foto van een actie uit de jaren 60, geïnspireerd door de conceptuele kunst en de land art. De twintigjarige Bertrand, student aan de tuinbouwschool van Versailles, trok op de wijnranken van het ouderlijke huis in Aignay-le-Duc (Bourgondië) een witte verfstreep. Het werk maakte deel uit van een reeks projecten die hij had voorgesteld aan Pierre Restany, initiator en woordvoerder van het nouveau réalisme. Restany raadde hem aan om zijn ideeën daadwerkelijk te realiseren. Ter gelegenheid van zijn eerste tentoonstelling bij Lara Vincy in 1973 beschreef hij zijn werk als volgt: ‘Het systeem van B.B. Lavier verbindt de kracht van de evidentie van het ei van Columbus met het technische geduld van het zaaien van de tuinman.’

De tentoonstelling werd niet chronologisch, maar thematisch ingericht, en toont de verschillende methodes of strategieën die de kunstenaar ontwikkelde om zijn ideeën over kunst vorm te geven. Zijn ‘démonstrations’ zijn bijzonder pertinent en effectief. Ze halen onze intellectuele bagage door elkaar en ontwrichten onze vastgeroeste kijkgewoonten. Maar tegelijkertijd wordt hun kritisch vermogen gerelativeerd door hun humor en hun bijzondere poëzie.

Bertrand Lavier (Châtillon-sur-Seine, 1949) verwierf in de jaren 80 bekendheid door het beschilderen van alledaagse gebruiksvoorwerpen met wat hij zelf zijn ’touche Van Gogh’ noemt. Hierdoor krijgen deze objecten niet alleen het statuut van kunstwerk, maar worden ze gelijkgesteld aan hun afbeelding. De afbeelding van de werkelijkheid kan alleen ontstaan door het origineel te bedekken, door het aan het oog te onttrekken en dus uiteindelijk te laten verdwijnen. De tentoonstelling toont talrijke voorbeelden van dit procedé. De gebruikte objecten gaan van verkeersborden en een piano tot een schilderij van François Morellet, dat met een dikke laag acrylverf overschilderd werd in dezelfde kleur van de drager. De tweede ‘huid’ ontneemt het object zijn functie, maar reveleert het als een kunstwerk. Deze eenvoudige geste stelt de relatie tussen de afbeelding en de werkelijkheid in vraag. Het object kan dus niet tegelijkertijd gebruiksvoorwerp en afbeelding zijn, evenmin als het tegelijkertijd sculptuur en schilderij of kunst en realiteit kan zijn.

Een tweede reeks ‘démonstrations’ bestaat uit het samenbrengen van twee objecten die op de een of andere, meestal absurd-associatieve manier met elkaar in verband gebracht worden. InBeaunotte/Nevada (1989) ligt een stuk beige kalksteen uit Beaunotte (Bourgondië) op een koelkast van het merk Nevada. Op deze manier wordt een steen uit Bourgondië in verband gebracht met een Amerikaanse woestijn, en de woestijn met een koelkast. Tegelijk fungeert de koelkast als sokkel van een onbewerkt stuk steen. Deel van de natuur of een readymade? Andere voorbeelden uit de tentoonstelling zijn een sculptuur van Calder op een radiator van het merk Calder, of La Bocca, de rode-lippencanapé van Salvador Dalí die geplaatst werd op een witte diepvriezer van Bosch.

Voor zijn Walt Disney Productions, waar sinds 1984 ook verschillende versies van bestaan, realiseerde Lavier beelden en schilderijen zoals die in de tekenfilms van Walt Disney voorkomen. Het gaat om abstracte kunst die fungeert als decoratie in moderne interieurs en die nadrukkelijk past bij de tijdgeest van de late jaren 40 en begin jaren 50, met alle gangbare clichés van de moderne kunst uit die periode.

Bertrand Lavier is reeds toe aan zijn tweede tentoonstelling in het Centre Pompidou, wat voor een nog levende kunstenaar uitzonderlijk is. Sinds de vorige tentoonstelling in 1991 is er aan zijn ‘démonstrations’ niet veel veranderd. Ze bieden variaties op hetzelfde thema. Zijn werk evolueert in de breedte, eerder dan in de diepte. Zijn verongelukte Alfa Romea Giulietta(1993), zijn Objets soclés (1995), waarbij ordinaire gebruiksvoorwerpen als etnologische objecten op een sokkel geplaatst worden, of zijn bronzen kopieën van houten Afrikaanse beelden (2008), voegen niets wezenlijks meer toe aan zijn oeuvre.

De recente ‘démonstrations’ passen eigenlijk nog steeds in de tijdgeest van de jaren 80. Dit soort werk was toen scherp en doeltreffend, maar schiet vandaag tekort tegenover de huidige bekommernissen van de kunst in een drastisch veranderde wereld. In die zin heeft de suggestie van continuïteit in de titel van de tentoonstelling ook iets ironisch.

Opvallend in deze tentoonstelling is wel de manier waarop de kunstenaar zich, alluderend op de tijdgeest, binnen een internationale context profileert als een ‘Bourgondische’ kunstenaar. Hopelijk is dit ironisch bedoeld? De tentoonstelling eindigt met de foto van het ouderlijke huis uit 1969 en een recent beschilderd verkeersbord van de stad Vézelay.

 

• Bertrand Lavier, depuis 1969, tot 7 januari in het Centre Pompidou, Place Georges Pompidou, 75004 Parijs (01/44.78.12.33; www.centrepompidou.fr).