width and height should be displayed here dynamically

Fabrice Hyber. Matières premières.

Het is een tijd geleden dat er van Fabrice Hyber (°1961) nog iets vernomen werd, maar dit najaar is hij in Frankrijk plotseling op verschillende plaatsen aanwezig, met een retrospectieve in het Palais de Tokyo, een tentoonstelling van zijn Peintures Homéopathiques in de Fondation Maeght (tot 6 januari) en een expo met zijnPrototypes d’objets en fonctionnement (POF) in MAC/VAL te Vitry sur Seine (tot 20 januari).

Met Matières premières keert Hyber terug naar de basis van zijn werk. Deze ligt niet in het creëren van beelden, maar in het manipuleren van de materie. Een materie die volgens hem onuitputtelijk en steeds in beweging is. Transformatie, proliferatie en metamorfose vormen dan ook de sleutelbegrippen in dit werk. De hybride is de enig mogelijke vorm.

Het werk van Fabrice Hyber situeert zich tussen kunst en wetenschap, tussen zaken doen en ondernemerschap. Hij slaat bruggen tussen het leven en de kunst, en citeert in dat verband graag Gilles Deleuze die stelt dat ‘une fuite dans l’imaginaire ou dans l’art, c’est produire du réel, créer de la vie’. Maar de relatie tussen beide is niet rechtlijnig. Werken verschuiven van de ene context naar de andere. Nieuwe betekenissen ontstaan door – zoals bij een rizoom – ieder willekeurig punt met elk ander willekeurig punt te verbinden.

Het idee van de overzichtstentoonstelling wordt hier wel zeer letterlijk genomen. VoorMatières premières bouwde Fabrice Hyber in het Palais de Tokyo een passerelle. Daar heeft de toeschouwer een uitkijk over de hele tentoonstelling. Op die manier worden de oudere werken verbonden met de recentere. Deze twee verschillende manieren om de tentoonstelling te bekijken geven de werken een ruimer perspectief. Het parcours op het gelijkvloers nodigt uit tot een lectuur die eerder gefragmenteerd is, maar anderzijds veel reëler en veel fysieker ervaren wordt.

De retrospectieve begint met een van Hybers vroegste werken, Un mètre carré de rouge à lèvresuit 1981. Dit werk sluit formeel nog helemaal aan bij de conceptuele geest van de jaren 70 en pretendeert op het eerste gezicht niet meer te zijn dan wat de titel vermeldt: een vierkante meter rode lippenstift van het merk Liliane France. Maar door de sensuele kwaliteit van de grondstof krijgt het een affectieve betekenis die indruist tegen het conceptuele uitgangspunt. Twintig jaar later maakt Hyber met 150 kg Pure Couture N° 1 van YSL 1m3 de beauté. De rode sculptuur is mooi complementair met het groen van de Homme de Bessines uit 1989. Dat werk werd gemaakt in opdracht van de gelijknamige gemeente. Daar doet de sculptuur dienst als fontein en spuit er water uit alle lichaamsopeningen: de mond, de neus, de ogen, de oren, de penis en de anus. Deze emblematische figuur (een zelfportret?) is ondertussen uitgegroeid tot het logo van de kunstenaar en het typisch artificiële groen tot zijn handelsmerk. Volgens de kunstenaar betreft het een kleur ‘qu’on rencontre rarement dans la nature, sauf quand elle est en train de naître, au maximum de son énergie’. In de jaren 90 ontpopt Fabrice Hyber, die tot 2004 opereerde onder zijn eigen naam Fabrice Hybert, zich als het type van de kunstenaar-ondernemer die ervan uitgaat dat de kunstenaar los van het klassieke galeriecircuit zijn eigen bedrijf kan runnen. Sinds 1994 worden zijn artistieke activiteiten gecoördineerd door de Société à responsabilité limitée (SARL) of naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid UR (Unlimited Responsibility). UR functioneert niet alleen als producent van zijn eigen Prototypes d’objets en fonctionnement (POF), maar ook van werk van andere kunstenaars.

De tentoonstelling kan worden opgevat als één grote installatie en getuigt van Hybers talent om boeiende mises-en-scène te realiseren. Zonder theatraal te zijn, maken ze op een unieke manier gebruik van de ruimte om een veelgelaagd verhaal te vertellen. De werken zijn visueel erg uiteenlopend: een meterslange muurtekening in houtskool van een woud met bladerloze bomen, een zaal vol grote tekeningen die als lakens roerloos over een waslijn hangen of een enorme wolk die door een ventilator wordt aangedreven en waaruit het met parels bezette pijpenstelen regent. Ondanks hun formele verschillen worden deze ‘mentale landschappen’, zoals Hyber zijn werken noemt, door hun specifiek poëtisch karakter met elkaar verbonden.

De invloed van de cinema was reeds aanwezig in vroegere installaties, die fungeerden als decors voor cinematografische handelingen. In deze tentoonstelling is dat aspect opnieuw voelbaar, bijvoorbeeld in een reeks speciale effecten waarbij water, wind en licht als grondstof worden gebruikt. In een van de zalen bevindt zich een reeks houten huisjes die door de toeschouwer kunnen geopend worden om het gereconstrueerde natuurfenomeen te activeren, waarbij hij geconfronteerd wordt met de voorstelling van regen, storm of een regenboog.

De directe confrontatie met de matières premières komt expliciet tot uiting in een installatie die bestaat uit groenten en fruit (een verwijzing naar voedsel en vergankelijkheid), en uit bloemen (met het sap van rottende bloemen worden aquarellen gemaakt), maar ook uit metalen (1 ton koper bestaande uit 400.000 stukken van 1 eurocentiem), mineralen (verschillende soorten zout), sponzen en vogels.

In de laatste zaal bespeelt Fabrice Hyber een totaal ander register. Zijn Terrain de jeu pour ballon carré (2012) hoort thuis in het participatieve luik van zijn oeuvre, waarbij de mens uiteraard ook beschouwd wordt als grondstof voor zijn werk. Het objectkarakter van de vierkante bal en de film van de wedstrijd die ermee gespeeld wordt veroorzaken echter een te grote stijlbreuk met de rest van de tentoonstelling. Voordeel is dan weer dat de tactiele en de plastische kwaliteiten van de overige werken daardoor nog eens extra in de verf gezet worden.

 

• Fabrice Hyber. Matières premières, tot 7 januari 2013 in het Palais de Tokyo, avenue du Président Wilson 13, 75116 Parijs (01/81.97.35-8; www.palaisdetokyo.com).