width and height should be displayed here dynamically

Geschlossene Gesellschaft. Künstlerische Fotografie in der DDR.

In de titel van de fototentoonstelling Geschlossene Gesellschaft, künstlerische Fotografie in der DDR weerklinkt de gemeenplaats van de DDR als een geïsoleerde samenleving. Dat beeld lost echter meteen op bij het zien van de documentaire die de oeuvres inleidt van fotografen Gundula Schulze, Helga Paris, Sibylle Bergemann en Arno Fischer ten tijde van het socialisme. Hoewel deze fotografen enkel in de DDR en de bevriende socialistische staten konden rondreizen en de kunstenaars soms vanwege de inhoud van hun werk niet konden tentoonstellen of publiceren, is het naïef te denken dat zij letterlijk geïsoleerd waren. Zij onderhielden wel degelijk contacten met West-Duitsland, vaak omdat daar familie woonde. Langs die weg vonden westerse publicaties en trends hun weg naar Oost-Duitsland. Maar misschien nog belangrijker en interessanter waren de ontmoetingen tussen de Oost-Duitse kunstenaars en hun westerse collega’s in de DDR. Zo vertelt Schulze levendig over haar eerste ontmoeting in 1985 met de Amerikaanse fotograaf Robert Frank – een van haar grote voorbeelden – die haar na het bekijken van haar portfolio onmiddellijk een solotentoonstelling in New York aanbood. En er zijn meer voorbeelden van dergelijke interacties die achter het IJzeren Gordijn hebben plaatsgevonden. Zou er dan toch niet eerder sprake zijn geweest van een Nylon Curtain, zoals de historicus György Péteri eens suggereerde, een flinterdunne vitrage die een kunstzinnige uitwisseling tussen Oost en West toestond?

Deze eerste grote overzichtstentoonstelling van DDR-fotografie onderzoekt de artistieke motieven van de kunstenaars en de specifieke esthetische eigenschappen van hun werk. Welke inhoudelijke en esthetische beslissingen namen deze fotografen en hoe reageerden zij daarmee op de maatschappelijke ontwikkelingen en de autoritaire staat? Welke individuele strategieën ontwikkelden zij? Welke risico’s liepen ze daarbij? Een rode draad in de tentoonstelling vormt de vraag hoe het medium fotografie tot een ‘vrije’, artistieke uitdrukkingsvorm kon uitgroeien.

Tweederde van de 250 foto’s, gemaakt door 34 kunstenaars, behoort tot de collectie van de Berlinische Galerie. De tentoonstelling is opgebouwd uit drie hoofdstukken van ongelijke omvang. In het eerste deel Realität, Engagement, Kritik worden de maatschappelijke verhoudingen in de socialistische realiteit onderzocht. De snapshotachtige serie van Arno Fischer Situation Berlin (1953-1960), waarvan de bijbehorende publicatie omwille van de bouw van de Muur niet werd uitgebracht (er bestond immers geen ‘situatie’ Berlijn meer), draait rond de contrasten tussen Oost en West: de koopdrang in West-Berlijn, gesymboliseerd door splinternieuwe Mercedessen, staat in schril contrast met het wachten op de komst van Chroestjov in Oost-Berlijn. Geheel in de stijl van het Amerikaanse tijdschrift Life en de Magnum-fotografie doen de foto’s een appel op de gevoelswereld van het publiek. Dertig jaar later was het optimisme vervaagd. Een nieuwe kunstenaarsgeneratie (geboren na de Tweede Wereldoorlog) bracht de socialistische werkelijkheid onverbloemd in beeld en bekritiseerde de gemakzucht van de verstarde garde. Voorbeelden daarvan zijn onder meer te vinden in foto’s van het afgebladderde station in Halle (Matthias Hoch), modeshoots met zelfgemaakte zwarte creaties in obscure binnenhofjes (Sibylle Bergemann) en een sombere serie familieportretten (Christian Borchert).

De ideologische desillusie gaat in deze werken vaak samen met inventieve beeldhoeken. Ulrich Wüst geeft niet enkel een genadeloos oordeel over de eentonige stedenbouw en tristesse in de DDR, maar slaagt er ook in om de monotone rijen Plattenbauten in esthetisch uitgewogen composities vast te leggen. Zijn werk kan daarmee in de lijn van de stedelijke landschappen van Thomas Struth en andere leden van de Düsseldorfer Schule worden gezien. De meeste foto’s in deze sectie zijn zwart-witopnames. Wanneer er kleurenfilm werd ingezet, dan gebruikte men flitslicht om een sterker contrast te bekomen. De in het niets starende blondine in Frau in Rot(1985) van Erasmus Schroeter contrasteert met haar vuurrode colbertje, dito lippen en het achter haar verrijzende plantsoen vol rode chrysanten sterk tegen het grijze plaveisel op de achtergrond. Een gelijkaardig contrast tref je aan in het werk van Jens Rötszch, die mensenmassa’s tijdens grote (jeugd)partij- en sportbijeenkomsten in beeld brengt. In Berlin Stadion der Weltjugend (1989) steken de rode ballen die turnsters van de jeugdorganisatie Freie Deutsche Jugend (FDJ) vasthouden af tegen hun glimmende koningsblauwe pakjes.

Rond het midden van de jaren 70 werden de formele, esthetische middelen van het medium onderzocht. Het kleine hoofdstuk Montage, Experiment, Form is gewijd aan deze tendens. De autonome foto’s contrasteren met de sociaal geëngageerde fotografie uit het eerste deel. Manfred Paul greep terug naar formele experimenten uit de jaren 20 en 50. Zijn alledaagse stillevens met gymschoenen en sokken, plastic lepels op glazen platen en melkflessen aan het raam spelen met licht, schaduw en afsnijdingen.

Tot slot behandelt het laatste hoofdstuk Medium, Subjekt, Reflexion het levensgevoel van de jonge kunstenaars die zich op hun eigen beleving concentreerden en een eigen subjectieve realiteit ensceneerden. ‘Die jungen Künstler, die in den 80er Jahren aktiv wurden, haben die Fotografie nicht genutzt, um mit realistischen Bildern von außen ihr Innenleben darzustellen, sondern machten sich oder ihre Freunde und Bekannten oft kurzerhand selbst zum Gegenstand’, zo beschrijft de curator Ulrich Domröse de beslissende cesuur met de oude generatie, die toch vooral morele veranderingen teweeg wilde brengen. De installatie Schlachthaus (1986-1988) van Jörg Knöfel neemt het klassieke (en in de DDR geliefde) genre van de ‘arbeidersfotografie’ als uitgangspunt. De bezoeker wordt door een labyrint van ijzeren platen geleid, waarin Knöfel portretten van slachters combineerde met foto’s van het productieproces. Telkens wanneer je een hoek in het labyrint omslaat, sta je oog in oog met abrupt afgesneden foto’s van bebloede schorten, varkenspoten, vleeshaken en trieste medewerkers tijdens hun pauze. Maar in dit gedeelte zijn ook Sven Marquardts excentrieke portretten van de Oost-Berlijnse subcultuur, Matthias Leupolds expressieve beelden en Thomas Florschuetz’ composities van losse lichaamsdelen tentoongesteld.

Een echte overzichtstentoonstelling van Oost-Duitse fotografie is Geschlossene Gesellschaftniet geworden. Daarvoor ligt de nadruk te veel op de jaren 80. Toch slaagt de tentoonstelling erin om de parallellen en thematische spanningsvelden tussen de decennia bloot te leggen. Ze toont hoe de fotografie in de DDR zich van sociaal geëngageerde fotografie naar geënsceneerde fotografie ontwikkelde, en biedt voor het eerst een kritisch inzicht in de DDR-kunstfotografie van de jaren 80.

 

• Geschlossene Gesellschaft, Künstlerische Fotografie in der DDR 1949-1989 tot 28 januari 2013 in de Berlinische Galerie, Alte Jakobstraße 124-128, 10969 Berlin (030/78.90.26.00; www.berlinischegalerie.de). Een vuistdikke catalogus verscheen bij Kerber Verlag.