width and height should be displayed here dynamically

Bonnefantenfestival en Het Limburgs Dilemma

Twee jaar na de glorieuze heropening van het Bonnefantenmuseum in Maastricht krijgt directeur Alexander van Grevenstein prikkelende vragen voorgeschoteld vanwege de Limburgse gedeputeerde van Cultuur. De storting van de jaarlijkse exploitatiebijdrage van naar verluidt 5,7 miljoen NFL bood een aanleiding om uitleg te vragen over de ‘tegenvallende’ bezoekersaantallen (van 180.000 in 1995 naar wellicht 100.000 dit jaar; overigens nog steeds een derde meer dan voor de verhuis), en dit vooral waar het de lage Limburgse opkomst betreft, die blijft hangen op zo’n 7%. De behoeder van Aldo Rossi’s ontwerp kan bezwaarlijk aanhalen dat de lol eraf is bij het grote publiek, net zomin als hij zich kan beroepen op de mindere kwaliteit van de eigen collectie. Nochtans houden beide argumenten steek, en ook de ‘van nature’ lagere belangstelling vanwege de plaatselijke bevolking moet niet onbesproken blijven. Welke grensstad kan wel prat gaan op culturele hoogbloei? Hoe kan men deze patstelling in Maastricht benaderen? Interessant lijken een aantal publieke zittingen over het Limburgs dilemma die tijdens de maanden november en december lopen. Men stelt er vast dat het niveau van de amateurkunsten voornamelijk in de Limburgse dorpen hoge toppen scheert, gepaard gaande met een groot wij-gevoel bij de bevolking. De traditie zich te meten met andere dorpen viert er hoogtij. In de steden daarentegen verliest deze socio-culturele omgang aan succes, terwijl de ‘stedelijke’ cultuur er minder ontplooid is en in elk geval weinig aantrekkingskracht uitoefent op de dorpen. Het Limburgs dilemma stelt dus dat de weg over de dorpen niet vanzelfsprekend een weg terug is in het grijze Limburgse verleden, terwijl de weg over de steden niet noodzakelijkerwijze leidt naar een rijke multiculturele toekomst. Op 2, 16 en 30 november zal alvast de praatcultuur bedreven kunnen worden met gespreksthemata over respectievelijk de cultuur van het dorp, deze van de stad en tenslotte kritische kanttekeningen. Op 14 december wordt het geheel met conclusies over het Limburgse cultuurbeleid afgerond. Een gezelschap professoren en andere ingewijde Limburgers voeren er het woord.

Daarnaast wordt het tentoonstellingsbeleid gedurende een periode van vier maanden opgeblazen tot een regionaal nieuws genererend Bonnefantenfestival met culturele activiteiten van eigen bodem. De verdieping hedendaagse kunst werd gevuld met werk van Limburgse 20ste-eeuwse auto- en allochtone beeldproducenten en architecten en hierbij werd niet alleen voor de jonge generatie een kwalitatief pijnlijke knieval gemaakt. Laten we stellen dat we er documentair zappend van Jan Dibbets naar Fons Haagmans, Shinkichi Tajiri, Ger Lataster en vele anderen ‘iets’ – maar niets gemeenschappelijk – opsteken. Indien deze werkwijze de Limburgse broodheren bevalt, staan er barre tijden voor de deur. Voorts biedt dit festival een podium voor dans, theater, muziek tot fanfares en popmuziek toe. De actualisering van Broodthaers’ verkwikkende fotoreeksen over de Limburgse folklore (aanwezig in de collectie) is hierbij ingezet binnen de museummuren. Marcel had het ongetwijfeld graag beleefd.

Programmatorisch niet verbonden met dit festivalgebeuren installeerde de Duitser Andreas Slominski in de koepelzaal een arsenaal op scherp staande valstrikken. Deze zijn bestemd om dieren op hun speurtocht naar voedsel op de meest elementaire wijze te verschalken. Men kan zich verwonderd afvragen waarom deze in een museum staan opgesteld. “Gesnapt!” echoot het hol in de cul-de-sac van de koepelzaal. Uiteindelijk toch een flauw voorstel van Slominski.

 

 

• Het Bonnefantenfestival en Valstrikken van Andreas Slominski nog tot 1 februari in het Bonnefantenmuseum, Avenue Ceramique 250, Maastricht (043/329.01.90).