Seeing (urban space)
Hoewel de titel voluit – Another & another & another act of seeing (urban space) – de mogelijkheid van een schier eindeloze reeks tentoonstellingen suggereert, is de aflevering die Moritz Küng nu in deSingel te zien geeft, het laatste deel van het drieluik act of seeing (urban space). In het bijbehorende boek dat in een gulle, doordachte nevenplaatsing voluit ruimte verleent aan de diverse deelnemers en terugblikt op de twee vorige afleveringen uit 1994 en 1995-96 – waaraan tot nu enkel een bescheiden leporello herinnerde – haalt de curator herinneringen op aan hoe het begon. Vanuit zijn appartement aan het Fontainasplein zag hij Brussel, de meest “indifferente stad” van Europa, en als nieuwkomer was hij danig geshockeerd en gefascineerd, tegelijk door de ongestructureerdheid, de nonchalante stadsplanning, de politiek gemotiveerde wildgroei. “De stad, met al haar multiculturele conflicten en fouten in de planning, ontbloot zich zonder enige schaamte voor alle toeristen, zodra die maar tweehonderd meter van de geijkte route van bezienswaardigheden zijn afgedwaald; aan de andere kant toont de stad juist daar zichzelf in haar naakte waarheid. Dit dilemma tussen schoonheid en problemen, inherent aan elke urbane context, brengt een aanhoudende stroom beelden op gang, die contour krijgen en zich verveelvoudigen. Is het eigenlijk wel mogelijk om je één beeld te vormen van een stad?”
In deze tentoonstellingstrilogie hebben alvast zo’n dertig kunstenaars uit elf landen hun omcirkelingen en definities van de stedelijke ruimte aangebracht. In deel één ging het daarbij vooral om een subjectieve, eerder onberedeneerde kijk op de stad, zoals je die kan (of kon) opvangen bijvoorbeeld in het werk van Hans Aarsman, Lewis Baltz, Thomas Ruff, Andreas Gursky of Beat Streuli. Een erg brede startbaan die vooral in de volgende editie bedachtzaam zou worden versmald en ingekort. Deel twee nam meer een stuk afstand, de waarneming werd aan een concept gebonden. Zo werden twee pioniers van de stadsfotografie, Muybridge en Atget, min of meer gelinkt met hedendaags werk, van Araki tot de ontbijttafelmetropolen van Jean-Louis Garnell. De twee historische fotografen namen elk op hun manier afstand van hun onderwerp, Muybridge, heel letterlijk in zijn dertiendelig panorama van San Francisco en Atget in de planmatige, globale aanpak van zijn documentair project omtrent Parijs en zijn aandacht – als een van de eersten – voor de ‘leegte’ van de moderne stad. “De stad op deze foto’s is ontruimd als een woning die nog geen nieuwe huurder gevonden heeft,” schreef Walter Benjamin en het staartje van die zin is ook de titel van het essay waarin Marc Holthof in de overzichtscatalogus alle kunstenaars de revue laat passeren. Het sterke punt van urban space 2, Taking a distance was in elk geval de wijze waarop vanuit en rond die twee historische visies van formaat een weefsel van hedendaagse benaderingen van de stad werd gewonden. Onverwacht en botsend soms, bleef elk onderdeel op zich toch overeind, ook los van elkaar en zonder dwingende of voor de hand liggende morele verwijzing naar het verbindende thema. Het soort tentoonstellingen (met fotografie) dat we hier best meer zouden willen.
De derde aflevering nu, wil het denken over de stad centraal stellen, de stad als concept, als een model, letterlijk of figuurlijk. Wat opvalt, is dat de ‘traditionele’ fotografie daar – althans vanuit het concept van deze tentoonstelling – weinig mee aankan. In zekere zin net als bij de utopische Nieuwe Fotografie uit de jaren ’20 en ’30 bieden collage en montage (nog steeds) het schijnbaar aangewezen concept om mogelijke actuele urbane, al dan niet dystopische modellen te verbeelden, of beter: te construeren. Heel expliciet gebeurt dat in het meticuleuze knip- en plakwerk van Thomas Bayrle of in de illusionistische stadssuggesties van Bernard Voïta, die uiteindelijk simpelweg opgebouwd blijken uit kartonnen maquettemateriaal. De modernistische architectuur als geconditioneerde reflex. Zo onbewust vertrouwd zijn we met haar vormentaal dat een ampele suggestie van haar primaire kenmerken volstaat om een ‘stadsbeeld’ bij ons op te roepen. Heidi Specker wil eerder inwerken op die karakteristieken van de strenge modernistische architectuur, met haar paintbox zwakt ze alle scherpe hoeken en kanten ervan af, wat niet altijd tot erg stimulerende beelden leidt. Gelukkig ziet het er niet werkelijk zo uit. Koen Theys toont dit keer niet zijn accumulaties van bakstenen fermettes, maar samplede wel opnieuw reële situaties uit het rijke Belgische urbane repertorium. Een haast tot op het bot gesnoeide boom, een obligaat lyrisch-abstracte sculptuur, zitbanken, een verkeersvrije-straatlantaarnpaal of een bewakingscamera zijn geïsoleerde attributen in een merkwaardig, flets soort ‘muurschildering’, die er opnieuw een heel eigen, verstoord perspectief op nahoudt. Enigszins duizelingwekkend blijven de perspectieven van Matt Mullicans mentale stad. Er zijn drie werken te zien uit zijn ‘open werkcomplex’ City Projects: een van de plannen van zijn inmiddels bekende kleurrijke imaginaire stad samen met een in dit geval allesbehalve interactief, maar begeleid virtueel bezoek eraan, en vijf doorzichtige glazen bollen waarop Mullican met stift ietwat cryptischer zijn visie op de stad uittekende. “Ik heb deze stad ontworpen als een milieu waarin mensen kunnen wonen,” zegt Mullican, “maar het blijft een plan. Het is geen kaart van een stad, het is de stad als kaart”. Drie wandelingen in drie echte steden tenslotte, werden door Christoph Fink visueel en auditief in kaart gebracht. Waarnemingsnotities en de wandelroute worden in zijn tekeningen gecombineerd met de weergave van de structuur van de geluiden die tijdens de wandelingen werden opgenomen.
Als project vertoont another & another & another act of seeing (urban space) opnieuw een prikkelende inhoudelijke samenhang, jammer genoeg kan de globale presentatie – waaraan weliswaar zichtbaar gezwoegd is – niet echt op tegen de aartsmoeilijke, voor dit soort tentoonstellingen ondankbare ruimten van deSingel. De enige werken die hier echt overeind blijven, zijn de intrigerende geluidscontainers van Christoph Fink, waarin je in een totaal referentieloos duister ook daadwerkelijk de klank van de stad, waar hij doorheen wandelde, kan horen.
• Nog tot 7 december in deSingel, Desguinlei, 2000 Antwerpen (03/248.28.28), die tevens uitgever is van een stevige publicatie met uitvoerig beeldmateriaal over alle kunstenaars van de drie acts of seeing urban space en teksten van Oscar van den Bogaard, Zsuzsanna Gahse, Marc Holthof en Moritz Küng samen.