width and height should be displayed here dynamically

Building voor Bouwkunde

Op 13 mei 2008 brandde de Faculteit Bouwkunde in Delft af. Het nieuws ging als een schok door architectuurminnend Nederland. Dat had niet uitsluitend te maken met de grote waarde van het gebouw en de collectie boeken en stoelen. Veel ontwerpers hebben in Delft hun opleiding genoten en kennen het gebouw tot in de kleinste uithoeken. Het bood het decor voor de eerste kus of de eerste geniale gedachte of de eerste botsing met Van Eyck, Hertzberger of een andere grootheid – voor het moment dus dat een ontwerper zich realiseert dat hij een professionele mening, een ontwerpvisie heeft. Sentiment en herinnering, maar ook de verbeelding van een architectuuropleiding en alles wat daarmee samenhangt. Het kan een dergelijk motief zijn dat de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) direct na de brand een persbericht deed verzenden waarin de TU hulp werd aangeboden. ‘De BNA inventariseert op dit moment welke hulp het hardst nodig is.’

Tegelijk met de collectieve rouw was sprake van een grote daadkracht. Decaan Wytze Patijn regelde zo snel de alternatieve huisvesting (in tenten) dat sommige studenten geen les gemist hebben. De hulp van de BNA was niet nodig. En na amper een dag waagden de eerste architecten zich reeds aan mijmeringen over een Faculteit Bouwkunde. Aan welke eisen zou de opvolger voor de betonkolos van Van den Broek en Bakema moeten voldoen om te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen (bouwtechnisch, ecologisch, esthetisch, onderwijskundig) en om de huidige praktijk van het architectuuronderwijs tot uiting te brengen in een nieuwe Faculteit Bouwkunde? Ook het NAi richtte zich op deze vraag in de Biënnalemanifestatie Archiphoenix; Faculties for Architecture in september 2008. Met een indrukwekkende lijst van sprekers op allerlei architectuurniveaus poogde het NAi de discussie over het Bouwkundegebouw open te trekken. De manifestatie moest input leveren voor de op handen zijnde internationale ideeënwedstrijd voor een nieuwe faculteit, waaraan zowel architecten als architectuurstudenten mochten meedoen. Vier maanden na de brand had iedereen de ogen ferm op de toekomst gericht.

Hoe anders ging dat bij het vorige faculteitsgebouw. In 1955 werd besloten dat hoogleraren en oudhoogleraren van de TU in een besloten prijsvraag ontwerpen mochten aanleveren voor een nieuw gebouw. In 1956 waren er ontwerpen van Van den Broek, Holt, Lansdorp en Wegener Sleeswijk. In het winnende ontwerp van Van den Broek in 1957 stonden naar zijn eigen zeggen drie gedachten centraal: een nauw contact tussen de hoogleraren, de wetenschappelijke staf en de tekenzaal; een groepering naar verschillende studiejaren; en het samenbrengen van meer algemene afdelingen. Als kleinste maat nam hij een ruimte van 2.70 bij 2.70 meter, precies voldoende om een tekentafel met machine, uitlegruimte, zitruimte en loopruimte kwijt te kunnen. (bron: BOUW, nr. 23, 05-06-1971) Op de begane grond was de ‘straat’ een belangrijk element: een grote ongelede ruimte zonder programma, die ruimte bood aan tentoonstellingen, overleg, feesten en voorzieningen. De opzet van het gebouw kwam dus hoofdzakelijk voort uit de behoeften die samenhingen met het architectuuronderwijs.

Anno 2008 kwamen 466 inzendingen binnen uit de hele wereld met nieuwe concepten voor Bouwkunde en met daarbij aandacht voor de relatie tot de campus en de stad. Een jury van internationale deskundigen onder leiding van rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol ging aan de slag. Op basis van drie ter plaatse geformuleerde criteria vond de selectie plaats: visionaire, innovatieve kracht, ook op het gebied van duurzaamheid, was de eerste; gevolgd door architectonische kwaliteit van onder andere ruimtelijke compositie, inbedding in de stedelijke omgeving en materialisering; en tot slot een vruchtbare aanzet tot economische en ecologische kracht. Aan het eind van de eerste dag waren 400 ontwerpen afgevallen. Aan het eind van de tweede dag was van de acht genomineerden een definitieve rangorde bekend. In plaats van één gelukkige winnaar zijn er drie eerste prijzen, drie tweede prijzen en twee eervolle vermeldingen.

De tentoonstelling in het NAi geeft een overzicht van de 66 ontwerpen die de tweede ronde hebben gehaald. De acht prijswinnaars zijn herkenbaar door de verlichte tafels waarop ze tentoongesteld zijn. De resterende 400 ontwerpen zijn op computers te bekijken. De diversiteit van de plannen is enorm en bestrijkt een breder palet dan de acht winnaars. Binnen de tentoonstelling zijn de ontwerpen gerangschikt naar ‘One’, ‘Some’ en ‘More’, waarmee een onderverdeling is gemaakt van een monolithisch gebouw tot een verzameling gebouwen. Aan het begin van de expositie hangen diverse data. Van de genomineerden zijn 25% student en 75% professionals, 16% vrouw en 84% man, 5 Nederlands en 3 buitenlands. Volgens het NAi gaat geen van deze inzendingen in op de mogelijkheden van economische haalbaarheid, zoals locatiekosten, grondeigendom, samenwerking met andere organisaties, partnership of sponsoring. Ook is er geen interactie met andere faculteiten, de stad, de regio of de maatschappij.

Wat er wel is, is een achttal ontwerpen die een beeld schetsen bij de door de jury relevant geachte vragen voor het vervolgtraject. Hoe zou een toekomstige Faculteit Bouwkunde tegelijkertijd een uitspraak kunnen doen over de toekomst van de architectuur en het architectuuronderwijs? Blijft Bouwkunde op zijn huidige tijdelijke locatie aan de Julianalaan of niet? Is het mogelijk om op locatie uit te breiden in al dan niet tijdelijke paviljoens? Kan de Mekelweg in programma en bebouwing zo worden geïntensiveerd dat een conglomeraat van kleinere gebouwen ontstaat? Hoe kan duurzaamheid architectonisch vorm krijgen en wat is er op de oude locatie mogelijk?

De volgende fase is cruciaal wil de stortvloed aan ideeën, ontwerpenergie en collectief engagement een vruchtbaar vervolg krijgen. Een echte bouwopdracht moet Europees worden aanbesteed en zal dus heel anders verlopen dan deze ideeënprijsvraag. Het gevaar is een hedendaagse equivalent van de hoogleraren die bepalen hoe hun eigen gebouw eruit gaat zien. De TU zoekt echter naar mogelijkheden om dat te voorkomen in een innovatief aanbestedingstraject. Ook wil Liesbeth van der Pol proberen om de acht prijswinnaars een rol te geven in de volgende stap naar een nieuw gebouw voor Bouwkunde. Het is hoe dan ook de moeite waard om in het NAi te gaan bekijken wat de inspanningen tot op heden hebben opgeleverd. En het is te hopen dat iets van deze vorm van collectieve rouwverwerking doorwerkt in de nieuwbouw.

 

Building voor Bouwkunde tot 7 juni in Zaal 3 van het NAi, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam (010/440.12.00; www.nai.nl en www.buildingforbouwkunde.nl).