width and height should be displayed here dynamically

Carol Bove / Carlo Scarpa

De tentoonstelling Carol Bove / Carlo Scarpa toont een ontmoeting van twee verschillende werelden, geïnitieerd door curator Pavel Pyś van het Henry Moore Institute in Leeds, waar de expositie eerder was te zien. De ene wereld bestaat uit sculpturen van de Amerikaanse kunstenaar Carol Bove (1971); de andere uit vitrines, ontwerpen en beelden van de Italiaanse architect en vormgever Carlo Scarpa (1906-1978). Beide werelden gaan goed samen. Scarpa was een verfijnde estheet met een eigen stijl, waarin de invloeden van De Stijl en Frank Lloyd Wright zijn verwerkt. De Venetiaan tekende voor de inrichting van diverse oude museumgebouwen, waaronder de Gipsoteca Canoviana in Possagno, een van de bijzonderste musea voor beeldhouwkunst die ik ooit heb bezocht. Carol Bove, opgegroeid in Berkeley, woont in haar atelier op het industrieterrein van Red Hook, Brooklyn. Zij maakt sculpturen van verschillende materialen, variërend van roestige staalbalken tot drijfhout. Bove en Scarpa delen een fascinatie voor dezelfde vraag: hoe toon je sculptuur? Hoe regisseer je de ontmoeting met het tentoongestelde voorwerp op zodanige wijze dat de toeschouwer het geëxposeerde object optimaal kan ervaren en leren kennen?

De tentoonstelling opent in de entreehal met Boves Hysteron Proteron (2014), een groot stuk beton waarvan de bovenste helft is opengewerkt in blokken. Daartussen glimmen talloze draadkubusjes in messing, een netwerk van cellen dat zich haast organisch in het gesteente lijkt uit te breiden. Wie erlangs loopt, ziet hoe de weerkaatsing van het licht op het metaal verandert. Even verderop hangen foto’s die een tentoonstelling van Scarpa uit 1968 documenteren. Scarpa exposeerde zijn sculpturen zelden. Bove heeft de uitzonderlijke expositie opnieuw ten tonele gevoerd, in de belendende zaal, op een wit podium dat zich als een eiland boven de vloer verheft. De drie schermen van textiel die Scarpa als achtergrond had gebruikt, zijn door Bove vertaald in drie geschakelde, stalen frames. Asta (1968), een stalen staaf van zes meter lang, is met de oorspronkelijke klamp aan het frame geklonken. Crescita (1968), een ziggoeratachtig bouwsel van gepolijst staal en bladgoud, kreeg van Bove een draaiend voetstuk. Contafili (1968), een uitklapbaar, stalen passe-partout voor schijven edelsteen, is op een sokkel boven ooghoogte geplaatst. Boves vrije interpretatie van een historische expositie voert niet alleen de oorspronkelijke werken opnieuw voor ogen, maar verheft ook het instrumentarium van de tentoonstellingsvormgever die Scarpa was (sokkel, scherm) tot sculptuur.

Een tweede eiland bevindt zich in de volgende zaal. Daarop staat een ranke schildersezel van hout en koper die Scarpa ontwierp in 1956, naast Boves sculptuur van een groot stuk drijfhout op een ijzeren armatuur, Untitled (Driftwood Bench) (2004). Het derde werk, Heraclitus (2014), wordt bekroond met een ijzeren staketsel waaraan kleine voorwerpen zijn bevestigd: een pauwenveer, een schelp, een draadkubus en twee verfrommelde restanten metaal. Het oogt delicaat, kostbaar, elegant, als een uitstalling van sieraden op de toonbank van een juwelier. De verroeste scherf lijkt echter vooruit te lopen op het onafwendbare verval van al dit aardse schoon.

Bove is geïnteresseerd in het moment waarop een willekeurig object kan veranderen in sculptuur, maar ook in de eindigheid van materialen – noem het de levensduur van de beeldhouwkunst. Coral Sculpture (2008) toont een brok koraal op een fraaie, hoge sokkel. Het materiaal van organische origine heeft zijn kleurenpracht al lang verloren, maar de schoonheid ervan is niet verdwenen.

De glazen patio van het museum is als een tijdscapsule die twee ver uiteengelegen momenten uit de geschiedenis bijeenbrengt. Een versteende boomstronk van vele miljoenen jaren oud, vastgeklonken aan een stalen I-balk, voert terug naar de oertijd (Cretaceous, 2014). Ernaast staat een witte, gladde, kronkelende buis (Hieroglyph, 2013), een sculptuur zoals we die kennen uit de jaren zeventig: zo’n vrijpostig gevaarte dat ooit modern stond te wezen op een rotonde en nu is ingehaald door de tijd. De combinatie laat je met andere ogen naar de duurzaamheid van objecten kijken.

De tentoonstelling schakelt voortdurend tussen kunstvoorwerpen en expositiematerialen. Een vitrine, ontworpen door Scarpa in 1956 voor het Museo di Castelvecchio in Verona, stelt hier zichzelf tentoon. De verlichting is ingeschakeld, twee vergeelde plekken op de linnen bodembekleding markeren de leegte, zodat de blik onwillekeurig afdwaalt naar de ingenieuze constructie van de kast zelf. Elders in de tentoonstelling is een identieke vitrine te zien, maar dan in functie. Ze bevat een twintigtal kleine voorwerpen van Scarpa, hoofdzakelijk onderdelen voor de tombe van Brion, zijn ontwerp voor een particulier graf. De schetsmodellen voor sloten, sleutels, kandelaars en hengsels onderstrepen nog eens dat God in de details schuilt.

De kwaliteit van de tentoonstelling is dat ze op onnadrukkelijke wijze verschillende tijdvakken verbindt, uiteenlopende oeuvres, en diverse objecttypes. De werken worden zorgvuldig geïntroduceerd in een ruimtelijke mise-en- scène die anticipeert op de architectuur van het museum en op de bewegingen van de bezoeker. De zalen van MDD, met hun harmonieuze proporties en prachtige lichtval, vormen een perfecte locatie voor deze gracieuze experimenten in display. De presentatie is beheerst, ingetogen, maar schept tegelijk een sfeer van luxe, finesse en welbehagen.

Het oudste werk van Bove in de tentoonstelling, Conversations with Jorge Luis Borges uit 2003, valt een beetje uit de toon. De schappen van het wandrek zijn gevuld met boeken als Natural Parenthood: Raising your child without a Script en The Feminine Mystique, titels die herinneren aan de emancipatiebewegingen van de jaren zeventig. Iets te opzichtig poogt dit arrangement een historisch moment tot leven te wekken. Boves andere werken bewijzen dat zulke rechtstreekse referenties niet nodig zijn om toch een tijdsbeeld op te kunnen roepen, door de materialen en vormen zelf te laten spreken.

Boves ode aan een geestverwant voegt zich naadloos binnen haar eigen werk. Alleen als beeldhouwer kan zij de sculpturale kwaliteiten van Scarpa voor het voetlicht brengen, en de presentatie van diens werken vormgeven. Ondanks de schijn van het tegendeel, is hier geen sprake van toe-eigening of inlijving van andermans werk. Het is eerder een affiliatie, een poging om de kwaliteiten van Scarpa waarin zij zich herkent navoelbaar te maken. Zij speelt een complex spel met ruimtelijke juxtapositie, dat er toch eenvoudig en moeiteloos uitziet. Als architectuur goed is, zei Scarpa, zal men de goede effecten ervan voelen zonder het te merken. Het is de verdienste van Carol Bove dat deze tentoonstelling de bezoeker opmerkzaam maakt op kwaliteiten die al te vaak onopgemerkt blijven.

 

Carol Bove/Carlo Scarpa, tot 10 januari 2016 in Museum Dhondt-Dhaenens, Museumlaan 14, B-9831 Deurle (09/330.17.30; museumdd.be).