width and height should be displayed here dynamically

Chandigarh

Het bouwen van een nieuwe hoofdstad is het architectonische gebaar bij uitstek waarmee jonge naties of regimes, letterlijk en figuurlijk, een plaatsje op de wereldkaart trachten te veroveren. De conceptie van een dergelijk plan is minder op functionele eisen dan op representatieve ambities afgestemd. In postkoloniale gebieden bestaat de uitdaging er vaak in om een nieuwe monumentaliteit te zoeken, die de ontvoogding en zelfstandigheid van de natie kan uitdrukken. De grote voorbeelden daarvan zijn Brasilia, de nieuwe hoofdstad van Brazilië, en Chandigarh, de nieuwe hoofdstad van Punjab (een van de 29 deelstaten die samen de republiek India vormen). Beide steden zijn ontworpen in de jaren vijftig van de twintigste eeuw.

Na de Indische onafhankelijkheid in 1947 werd Punjab om godsdienstige redenen opgesplitst in Pakistan (moslim) en Indisch Punjab (sikh). Het leidde tot massale migraties tussen beide staten, en tot regelrechte slachtingen langs de Indisch-Pakistaanse grens. Om het ‘geamputeerde’ Indische deel van Punjab weer de identiteit van een volwaardige deelstaat te geven, besloot men een nieuwe hoofdstad te bouwen. Nehru, de eerste minister van India, hoopte zo de politieke stabiliteit te bevorderen en zich van het nodige symbolische potentieel te verzekeren. De nieuwe stad moest interne Indische conflicten overstijgen en komaf maken met zowel het koloniale verleden als de statische Indische tradities, die door Nehru als een rem op de vooruitgang werden ervaren. Chandigarh zou niet enkel de nieuwe hoofdstad van een deelstaat worden, maar ook een symbool van het nieuwe, moderne India.

Omdat India evenwel geen traditie had op het gebied van de moderne stedenbouw, belandde men bij westerse planners. Na een eerste voorstel door de Amerikaanse architecten Albert Mayer en Matthew Nowicki in 1950, ging de opdracht naar het Engelse architectenkoppel Maxwell Fry en Jane Drew. Zij adviseerden om ook Le Corbusier en zijn neef Pierre Jeanneret (Le Corbusiers vennoot tot 1937) bij de opdracht te betrekken. Het voorspelbare gevolg was echter dat Le Corbusier de zaak naar zich toe trok. Hij eiste het laatste woord over het masterplan (een kruising tussen het voorstel van Mayer en zijn eigen stedenbouwkundige principes) en reserveerde voor zichzelf de kers op de taart, namelijk het ontwerp van het Capitool, de belangrijkste locatie van de stad, met de gebouwen voor de regering, de residentie van de gouverneur van Punjab en het Hooggerechtshof. De rest van het team mocht zich bezighouden met het ‘weefsel’ van de stad – de verschillende types woningen, cinema’s, scholen, enzovoort.

Le Corbusiers plan voor Chandigarh sluit aan bij de principes van het CIAM (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne), zoals die geformuleerd werden in het beroemde Charter van Athene, het manifest van de moderne stedenbouw. De voornaamste kenmerken zijn een hiërarchische organisatie van het wegennet (volgens snelheid van verplaatsing), en een strikte scheiding van functies (‘zonering’). Het oorspronkelijk plan van Chandigarh is gebaseerd op een grid van 47 rechthoekige ‘sectoren’ die allemaal over de nodige voorzieningen beschikken (scholen, groene zones, winkels…) om als zelfstandige stadsdelen te kunnen functioneren. In het noorden wordt de stad begrensd door het Capitool, in het oosten door de industriële zone, in het westen door de campus van de universiteit; uitbreiding is enkel mogelijk naar het zuiden. Chandigarh werd ontworpen voor een bevolking van vijfhonderdduizend mensen; vijftig jaar later wonen er meer dan anderhalf miljoen, waarvan een kwart in illegale constructies of op straat.

In 1966 slorpte Punjab een aantal deelstaten op, terwijl een ander deel werd afgesplitst om de staat Haryana te vormen. Beide staten eisten Chandigarh als hoofdstad op. Om de neutraliteit te waarborgen, riep de nationale regering het grondgebied van de stad tot Union Territory uit, onder direct gezag van Delhi. In de plaats van één herbergt de stad nu drie administraties: van de gouverneurs van Punjab en Haryana, en van de afgevaardigde van de nationale regering.

Sinds de Periphery Control Act van 1952 mag er in een straal van zestien kilometer rond de stad niet gebouwd worden, om suburbanisering te voorkomen. Onmiddellijk voorbij die grens zijn echter, zowel in Punjab als in Haryana, verschillende parasietsteden ontstaan die voor hun voorzieningen volledig afhankelijk zijn van Chandigarh. Ten noorden van de stad werd een grote militaire basis gevestigd – Punjab grenst namelijk aan het Himalayagebergte en aan Pakistan. Daarbij komt dat de stad, die gedacht was als een administratieve pool, ook een onverwachte economische groei kent. Veel bedrijven uit de IT-sector ontvluchten Delhi en vestigen zich in Chandigarh, dat ook meer en meer als een bevoorradingspunt voor Indisch Himalaya begint te functioneren. Deze ontwikkelingen bezwaren hoe langer hoe meer het geplande groeimodel van de stad.

Het Capitool is exemplarisch voor de problemen van Chandigarh. Ontworpen als een soort forum, een ontmoetingsplaats voor speciale gelegenheden, biedt de enorme piazza vandaag een troosteloze aanblik. Het plein wordt aan de ene kant begrensd door Le Corbusiers Vidhan Sabha (het parlementsgebouw, volgens sommige critici zijn absolute meesterwerk) en aan de andere kant door het Hooggerechtshof. Niet alleen gaapt tussen beide gebouwen een afstand van meer dan vierhonderd meter, ook het sluitstuk van de compositie ontbreekt: het paleis van de gouverneur, dat om onduidelijke redenen nooit is gebouwd. Omdat ook het project dat Le Corbusier later op dezelfde locatie voorstelde, nooit ver genoeg werd uitgewerkt, loopt de centrale as van de stad (de Jan Marg) nu dood op een zandwegje in het midden van het Capitool. De politieke verkaveling van Chandigarh en de schrik voor terroristische aanslagen heeft het plein ondertussen bijna ontoegankelijk gemaakt. Op een paar architectuurliefhebbers na, bedanken de inwoners en de toeristen voor de confrontatie met militair vertoon onder een verschroeiende zon.

Ondertussen profiteert Chandigarh wel stilaan van de vernieuwde belangstelling voor Le Corbusiers werk, die al sinds 1986 – zijn honderdste verjaardag – voor een stroom van publicaties zorgt. In 1999 vond naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de stad een groot symposium plaats, Celebrating Chandigarh, 50 Years of the Idea. Het kruim van de architectuurcritici en -historici trachtte drie dagen lang, vanuit stedenbouwkundige, theoretische en historische invalshoek, de balans op te maken van dit uitzonderlijke stedenbouwkundige experiment. Uit de vorig jaar gepubliceerde verslagen blijkt dat de meeste discussies handelden over het belang van het architectonisch patrimonium, en over de manier waarop men dit erfgoed kan vrijwaren bij de verdere ontwikkeling van de stad. De meeste specialisten zijn voorstander van een bevriezing van de huidige toestand. Ze beroepen zich daarvoor nog steeds op de beslissingen van Le Corbusier: het Capitool is weliswaar zo leeg als een regionaal vliegveld, en de dichtheid van de stad is te laag, maar dit alles was door Le Corbusier ‘bedoeld’. Wat er rond Chandigarh gebeurt, lijkt de specialisten minder te bekommeren. Toch wordt het heersende ontzag voor dit modernistische gedachtegoed enkele keren doorbroken. De concrete, pragmatische voorstellen van de studenten van het MIT voor een stedelijke verdichting van Chandigarh staan bijvoorbeeld haaks op de visies van de meeste Europese critici. Het belang van de publicatie is dan ook dat ze de gevarieerde onderzoeksactiviteit in kaart brengt en tot op zekere hoogte een idee geeft van de tegenstrijdige visies en belangen die in het geding komen, telkens wanneer het behoud op het spel staat van waardevol architectonisch erfgoed in een expansieve stedelijke omgeving.

Wellicht de grootste verdienste van dit congres is dat het als startsein voor verder onderzoek rond Chandigarh heeft gefungeerd. Het Documenting Chandigarh-project, dat uitgaat van de plaatselijke architectuurschool, is daar een mooi voorbeeld van. De bedoeling is de huidige toestand van de originele gebouwen zo gedetailleerd mogelijk in kaart te brengen. Het eerste volume behandelt het werk van Jeanneret, Fry en Drew. Het boek, dat rijkelijk voorzien is van plannen en schitterende foto’s, is een onmisbaar instrument voor wie zicht wil krijgen op datgene wat gespaard moet blijven om de historische identiteit van de stad te vrijwaren.

Ook in Frankrijk groeit de interesse voor Chandigarh. Begin juni vond in het Couvent de la Tourette een seminarie plaats onder de titel Le Corbusier à l’épreuve de la ville. Ook hier bleek echter niemand te ontsnappen aan de devotie die Le Corbusier in academische kringen omringt. De bekende Indische architect Raj Rewal verwoordde het treffend: “Even though I often disagree with his ideas, when I hear somebody else criticizing Le Corbusier, I tend to defend him.” Eveneens in juni vond in Parijs, in het kader van de tentoonstelling Chandigarh, la Ville indienne de Le Corbusier, een colloquium plaats rond de kwestie van de voltooiing van het Capitool. Moet het paleis van de gouverneur worden gebouwd, en indien niet, wat zijn de alternatieven? Moeten we het Capitool beschouwen als een te voltooien stadsdeel of als een twintigste-eeuwse Acropolis? Filosofische en architectuurhistorische beschouwingen over het ‘onaffe’ in de recente architectuurgeschiedenis stonden hier centraal. De verslagen van dit colloquium waren echter al op voorhand verschenen, en afgezien van een korte maar boeiende lezing van Jean-Louis Cohen, voegde het colloquium (dat voor een karig publiek werd gehouden) daar weinig aan toe. De publicatie maakt wel duidelijk waarom bepaalde componenten van het Capitool nooit werden gerealiseerd, en ze bevat ook een mooie reeks foto’s van Chandigarh in zijn huidige staat.

Ondanks de relatief strikte toepassing van de oorspronkelijke planprincipes en het westerse karakter van de stad, zijn de problemen van Chandigarh door en door Indisch. De overbevolking, samen met de groeiende informele economie en het toenemende ruimtegebruik, doen de druk op de huidige infrastructuur enorm toenemen. De taak van de planners in Chandigarh bestaat dan ook steeds meer uit het oplossen van ad-hocproblemen, en minder uit het ontwikkelen van een visie op de lange termijn. Zoals de afgevaardigde van de nationale regering het op het Celebrating Chandigarh-congres verwoordde: “All urban management in India is at one level a struggle to maintain some degree of what we call urban discipline.” Zolang die stedelijke realiteit wordt ontkend, is de charismatische figuur van Le Corbusier meer een vloek dan een zegen voor Chandigarh.

 

• Jaspreet Takhar (ed.), Celebrating Chandigarh, 50 years of the Idea, Chandigarh, 2001. Enkel te bestellen via internet op www.cperspectives.org; Kiran Joshi, The Indian Architecture of Jeanneret, Fry and Drew, Ahmedabad/Chandigarh, Mapin Publishing Company/Chandigarh College of Architecture, 1999. ISBN 1-890206-13-X (te bestellen via de site van het Chandigarh College of Architecture, www.nic.in/cca); Rémi Papilhault (ed.), Chandigarh, la Ville indienne de Le Corbusier, Paris, Ed. Somogy, 2002. ISBN 2-85056-550-4.

De tentoonstelling liep van 15 mei tot 7 juli in het Musée des Années trente, Boulogne-Billancourt (Parijs) in het kader van het festival L’Inde toute de suite; zie www.boulogne-billancourt.com.