width and height should be displayed here dynamically

Essays

Besprekingen

Beeldende Kunst

Architectuur & Vormgeving

Publicaties

98

juli-augustus 2002

Wereldbeelden

Globalisering wordt vaak bestreden in naam van een andere en betere wereld. In dit nummer van De Witte Raaf, dat voortbouwt op het vorige, contrasteert Jean-Luc Nancy de kapitalistische globalisering met het visioen van een postkapitalistische “mondialisering”, waarin de “slechte oneindigheid” van het winstprincipe plaatsmaakt voor de “ware oneindigheid” van de schepping uit het niets. De gemondialiseerde wereld is volgens deze Franse filosoof niet meer te representeren: zoals er geen God meer bestaat die zijn alziend oog op de wereld laat rusten, zo is ook de tijd van de wereldbeelden voorbij. De zin van de wereld moet in de wereld worden gevonden, niet in ideologieën die een punt buiten de wereld menen te kunnen innemen om haar geheel te overzien.

Of Nancy werkelijk aan de voorstelling ontsnapt, betwijfelt Marc De Kesel overigens in een commentaar op diens essay. Ook elders in dit nummer wordt onderzocht of en hoe de wereld nog voorstelbaar is. Jorinde Seijdel richt zich op het archief, dat in de moderne era meer dan ooit bloeide. Aangezien archieven noodzakelijkerwijs gebaseerd zijn op een bepaald wereldbeeld, worden zij in het mondiale heden problematisch. Zij lijken nog slechts op tautologieën te drijven. Sven Lütticken analyseert hoe de globale wereldorde wordt gevangen in bekende representaties van het Romeinse Rijk: gaat het hier slechts om eindeloos herhaalde, tautologische mediaclichés, of levert het verleden werkelijk nieuwe inzichten op? Camiel van Winkel signaleert in zijn bespreking van Documenta 11 dat het verdreven spook van de ‘wereldkunst’ terugkeert in de vorm van een transparant en schijnbaar ongekunsteld venster op de ‘echte’ wereld.

Ook in dit nummer: twee bijdragen van kunstenaars die niet in het Kasselse instantarchief zijn vertegenwoordigd. Matti Braun presenteert een van zijn omslagontwerpen voor boeken van de Belgische schrijver Andreas Juste, die zijn geschreven in het Ido, een afsplitsing van het Esperanto; en Andrea Fraser verdiepte zich in de voetangels van de culturele relatie tussen Mexico en de Verenigde Staten in de jaren dertig.

Om te besluiten nogmaals Salò van Pasolini. In het derde deel van zijn tekst onderzoekt Frank Vande Veire, aan de hand van Gombrowicz, Riefenstahl en uiteraard Pasolini, hoe het fascisme een ideaalbeeld van De Jeugd projecteerde op de jeugd.

Sven Lütticken en Camiel van Winkel