width and height should be displayed here dynamically

The Good Life/Een reis naar Japan

Het bezoeken van een markant gebouw betekent voor nogal wat architecten een bijzondere confrontatie met hun eigen discipline. Ze onderscheiden zich bij deze gelegenheid dan ook van ‘gewone’ bezoekers; wat hen interesseert is de kern van het bouwwerk, het geheim van zijn architecturale kracht. Die zoektocht keert doorheen de hele westerse architectuurgeschiedenis terug, van het manueel opmeten van de Griekse en Romeinse ruïnes in de Renaissance, via de herhaaldelijke ‘herontdekkingen’ van Venetië, tot de inval van Rem Koolhaas om de Berlijnse muur te gaan bezoeken als een meesterlijke stedenbouwkundige ingreep. In het geval van deze voorbeelden werden het bezoek en de ervaring die men daarbij opdeed, naderhand uitgeroepen tot historische stappen in de formulering van een nieuwe architectuurpraktijk en -theorie. Maar ook bij de minder ambitieuze architectuurvisites kan de confrontatie met het gebouw leiden tot inzichten in structuren, details of referenties; inzichten die de architect/bezoeker in zijn persoonlijke architectuurvisie verwerkt. In de maalstroom van glossy publicaties die aanspraak maken op een of andere ‘persoonlijke’ visie op architectuur, vervullen architectuurvisites daarom een belangrijke rol. Ze worden opgevoerd als getuigenis en tegelijkertijd gebruikt als argument. Juist in de overgang tussen getuigenis en argument, tussen de ‘werkelijkheid’ en de these van het boek, wordt duidelijk hoezeer de visite gecontamineerd wordt door een achterliggende ideologische agenda.

Twee recente publicaties, beide gebaseerd op architectuurvisites, bieden de mogelijkheid na te gaan hoe architecten en architectuurcritici tegenwoordig historische gebouwen bezoeken, doorlopen en naar zich toetrekken. In Een reis naar Japan, met het toeval als norm brengen Geert Bekaert en Ronny De Meyer, respectievelijk architectuurcriticus en architect, een relaas van hun bezoek aan een vijftigtal traditionele en hedendaagse gebouwen in Japan. Ze doen dat opvallend nauwgezet, in de vorm van een minutieus chronologisch reisverslag dat in tien dagen van Tokio tot aan de luchthaven in Kansai voert. De bezochte gebouwen worden in de tekst van Bekaert stuk voor stuk gesitueerd binnen de cultuur, architectuur en traditie van Japan. De culturele confrontatie tussen de oosterse wereld en de westerse mentaliteit van de reizigers vormt de rode draad van het verhaal, waarin de gebouwen optreden als concrete getuigenissen die uitnodigen tot reflectie over de achterliggende cultuur. Daarbij verwijst de tekst voortdurend naar schrijvers, architecten of cultuurfilosofen. Door die combinatie van reisverslag en cultuurfilosofische reflectie leest Een reis naar Japan als een soort academische reisgids. Terwijl de tekst de competentie en eruditie van de specialist verraadt, is hij geschreven vanuit het standpunt van de rondreizende toerist. De toeristische blik blijkt ook uit het feit dat de auteurs op elk moment tijdelijke bezoekers blijven van publieke ruimtes. Het beeldmateriaal dat in het boek is opgenomen, maakt dit nog duidelijker. Op de talloze bijeengeplakte foto’s in het boek, zijn honderden Japanners te zien: lunchende congresgangers, kooplustigen in een winkelcentrum of een groep kleuters op klasbezoek. Deze mensen zijn op een bepaalde manier altijd ‘bezoekers’, tijdelijke gebruikers van een publieke plek of een openbaar gebouw. Zelfs bij de individuele of collectieve woningen die bezocht worden, is nooit een Japanner te zien die het gebouw effectief bewoont. Van het private geen spoor; de tekst vermeldt hier en daar wel een bezoek aan de private leefwereld van een Japanner, maar dit blijven anekdotes in een verhaal dat zich compleet afspeelt in het publieke gebied.

In een tweede publicatie gebaseerd op architectuurvisites, The good life, vergast de Spaanse architect Iñaki Ábalos ons op a guided visit to the houses of modernity. De titel maakt onmiddellijk duidelijk dat de terughoudendheid tegenover het private in Een reis naar Japan door Ábalos niet wordt gedeeld. Tijdens zijn visites dringt de auteur telkens door tot de leefwereld van de gebouwen en hun bewoners. In tegenstelling tot de bezoeken van Bekaert en De Meyer, zijn de bezoeken van Ábalos dan ook niet fysiek. Ze voltrekken zich in gedachten, aan de hand van tekeningen, foto’s en biografisch materiaal. Zo zijn de afbeeldingen in The good life voorstellingen van een bepaalde levenswijze; het zijn foto’s die expliciet het private leven van de bewoners tonen.

Deze bewoners of ‘gastheren’ zijn allemaal protagonisten uit de cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuw: Jacques Tati, Martin Heidegger, David Hockney… Ábalos gebruikt de huizen en hun gastheren dan ook slechts als instap om een bepaald architectuurconcept, zoals “the phenomenological house” of “the deconstruction of the house”, voor te stellen. De zeven hoofdstukken draaien niet zozeer om de huizen en hun gastheren, maar beschrijven telkens een dergelijk concept. Slechts bij één van de zeven guided visits, het bezoek aan de patiovilla’s van Mies van der Rohe, valt het concept volledig samen met een architecturaal project. De gastheren zijn niet de bedenkers van de begrippen die ze mogen voorstellen, maar slechts een ‘stilering’ ervan. Soms vertrekt Ábalos van het huis dat deze personen echt bewoonden (zoals de blokhut van Heidegger in het Zwarte Woud); maar het “house of pragmatism” introduceert hij dan weer via een schilderij van David Hockney.

Deze laatste guided visit toont zeer duidelijk zijn aanpak. Zoals gezegd begint Ábalos zijn bezoek met een schilderij van Hockney –  A Bigger Splash. Dan vervolgt hij met de filosofische en sociale achtergrond van het pragmatisme, en pas daarna verwijst hij naar een concreet architectuurproject, met name een huis van de Spaanse architect Alejandro de la Sota. Via de ontwerpschetsen en de projecttekst van de la Sota beschrijft Ábalos dit huis als een fantastische zintuiglijke ervaring, die volledig het resultaat is van een aantal louter technische ingrepen. Samen met de opeenvolgende referenties aan kunst, filosofie en architectuur, maakt deze opvallende aandacht voor de technische kanten van de la Sota’s huis duidelijk dat de auteur bij zijn visites opportunistisch de referenties uitkiest die hij nodig acht voor het beschrijven van het betreffende concept. De guided visit uit de titel van het boek is in feite een zevendelig ideologisch verhaal van Ábalos zelf, waarbij de verschillende gastheren onder de arm worden genomen om een achterliggende architectuurvisie te funderen. Samen vormt de reeks visites van Ábalos een alternatieve geschiedenis van de moderne architectuur. Tegelijk is zijn verhaal een pleidooi om radicaal komaf te maken met de traditie, methodes en idealen van de modernistische architectuur, en te opteren voor een benadering die uitgaat van vitale maatschappelijke stromingen. The good life presenteert een aantal uitgesproken subjectieve en hedonistische levensstijlen die een eigen architectuur genereren, als alternatief voor een leefwijze die voorgeschreven wordt door de moderne architectuur waarin ze plaatsvindt.

Zowel Ábalos als Bekaert en De Meyer beargumenteren de these van hun publicatie in de eerste plaats vanuit de afgelegde architectuurvisites. Niet toevallig hebben beide boeken een opvallend gelijklopende invalshoek: ze beschrijven beide een bepaalde mentaliteit, een (andere) leef- en wooncultuur, en ze gebruiken de architectuurvisite als medium om die cultuur bloot te leggen. Men kan zich echter de bedenking maken dat architectuur op zich niet zoveel over een cultuur vertelt; een cultuur toont zich eerder in de specifieke manier waarop architectuur bewoond en beleefd wordt. Op dat vlak is de benadering van de twee boeken tegengesteld: het boek over Japan heeft het stelselmatig over de architectuur, terwijl The good life vanuit een bepaalde lifestyle vertrekt (ook al is die levenswijze in de meeste gevallen compleet geregisseerd).

Abalos’ omweg langs bekende denkers en kunstenaars maakt onmiddellijk duidelijk waar hij op aanstuurt. Uiteindelijk blijken de verschillende gastheren stuk voor stuk alter ego’s van de auteur, die via hun leefwijze en mentaliteit zijn eigen architectuurvisie en -geschiedenis schrijft. Voor de architect Ábalos komt het beschrijven van een bepaalde cultuur neer op het uitschrijven van de eigen architectuurtheorie. Bekaert, volbloed theoreticus, beschrijft de bezochte cultuur daarentegen op een bijzonder analytische en zelfs terughoudende manier. Zijn spreken over de Japanse cultuur is behoedzaam, alsof hij doordrongen is van de complexiteit van deze maatschappij, die ons hoe dan ook vreemd moet blijven. Hoe correct deze benadering ook lijkt, ze laat onvoldoende ruimte om de Japanse cultuur daadwerkelijk te beschrijven. Het boek mist datgene waar The good life van doordrongen is: het vervormende standpunt van een gids, de persoonlijke invalshoek van een bewoner of een bezoeker. Zelfs het statuut van vreemdeling, dat Bekaert in het begin van het boek gelaten aanvaardt, zou als een vaste mentale context voor de reis kunnen dienen. Maar het is opmerkelijk dat deze positie van de reiziger, die zo nadrukkelijk aanwezig is in het verloop van het verhaal, bijna volledig vervalt bij de inhoudelijke evaluatie van de visites. Bij het bezoek van Bekaert en De Meyer aan een woonblok in Gifu wordt dit gemis op een ironische manier duidelijk wanneer tussen de 23 gevelfoto’s van het gebouw één enkele foto van een Japanse fotografe is afgedrukt. De foto toont een oosterse vrouw in haar ondergoed, schijnbaar besluiteloos midden in een rommelige kamer. Het is zowat het enige Japanse individu in het hele boek, en we zien haar enkel als een anonieme figurante vanop de rug.

 

• The good life. A guided visit to the houses of modernity van Iñaki Ábalos werd in 2001 uitgegeven bij Editorial Gustavo Gili, Rosselló 87-89, 08029 Barcelona (093/322.81.61; www.ggili.com). ISBN 84-252-1830-6.

Een reis naar Japan, met het toeval als norm van Ronny De Meyer en Geert Bekaert werd in 2002 uitgegeven bij Ghent University Architectural and Engineering Press (GUAEP), Jozef Plateaustraat 22, 9000 Gent (09/264.37.42). ISBN 90-76714-09-6.