width and height should be displayed here dynamically

Chantal Akerman – Too Far, Too Close.

De eerste overzichtstentoonstelling van Chantal Akerman is een teleurstelling. Lagen de verwachtingen te hoog? Of wordt er van haar werk iets verlangd dat het niet kan invullen? De in 1950 in Brussel geboren Akerman is bekend om haar bijna verhaalloze en uitdagende films uit de jaren 70, waarvan het veelgeprezen Jeanne Dielman, 23, Quai du Commerce, 1080 Bruxelles uit 1975 een mythische status heeft. Een vrouw (vertolkt door Delphine Seyrig) vervult haar taken: ze maakt de bedden op, doet inkopen en kookt voor haar zoon (een rol van Jan Decorte). De camera volgt haar nauwgezet, meer dan drie uur lang, met een absoluut minimum aan cuts en zonder veel tijdsverdichting; de kijker krijgt het schillen van de aardappelen integraal te zien; er gebeurt niets anders en er wordt niets gezegd. Een dergelijke durée maakt de verveling bijna lichamelijk voelbaar. Omdat een bioscoopbezoek niet zomaar kan worden afgebroken, wordt de kijker verplicht om naar iets te blijven staren dat immens saai is, terwijl het de kern uitmaakt van vele (vrouwelijke) levens. Op de retrospectieve in het M HKA is Jeanne Dielman afwezig, net als de installatie met zeven televisieschermen (Woman Sitting after Killing) die ze in 2001 op basis van de film maakte. Even duikt Jeanne Dielman op in de korte anthologie Chantal Akerman par Chantal Akerman uit 1997, die op een televisiescherm in de rotonde van het M HKA wordt vertoond.

Too Far, Too Close wordt midscheeps betreden – en meteen valt aan de linkerkant de grote aantrekkingskracht op van D’est: au bord de la fiction, haar allereerste installatie uit 1995. De presentie van D’est is grandioos: vierentwintig televisieschermen staan in groepjes van drie verspreid over de ruimte, en lichten op in het duister als kleurige, schimmige lantaarns. Akerman maakte D’est in de jaren na de Wende in het Oostblok. Met trage, slepende shots filmde ze mensen die staan te wachten, thuis in een zetel zitten, of over straat lopen. In 2012 is de televisie als zwaar en ruimtelijk object zelf ouderwets geworden. Ook de vervaagde en zachte kleuren van de film hebben een nostalgisch effect: de ineenstorting van het communisme – het zogenaamde einde van de geschiedenis – is ondertussen voltooid verleden tijd. D’est was oorspronkelijk een langspeelfilm, die werd versneden tot een installatie en in die vorm evenzeer werkt, precies omdat het bronmateriaal uit taferelen bestaat, fragmenten en landschappen. De nevenschikking van de flakkerende schermen, waartussen de toeschouwer voortdurend moet kiezen, stelt het voormalige Oostblok zelfs indringender aanwezig dan de filmversie.

Deze gelukte vertaalslag tussen cinema en museum wordt niet meer herhaald op Too Far, Too Close. Er worden langspeelfilms apart vertoond op groot scherm, zoals Hotel Monterey uit 1972: een prachtige, opnieuw zeer melancholisch stemmende en bijna lethargische registratie van een appartementsgebouw in New York. De omstandigheden voor een appreciatie van Hotel Monterey zijn echter verre van ideaal: het is lang zoeken naar een titelplaatje op de muur, de zitbank is klein en weinig comfortabel, en belangrijker: de projectie van andere films vlakbij verstoort voortdurend de zachte trance waarin dit werk de toeschouwer kan brengen. Om de hoek wordt immers ook De l’autre côté uit 2002 geprojecteerd, waarin de stem van Akerman het verhaal vertelt van een Mexicaanse immigrante; en verderop is op een televisiescherm Saute Ma Ville uit 1968 te zien, waarin Akerman kraaiend van plezier allerlei onheuse dingen doet in de keuken van haar moeder. De (korte) video-installatie kan blijkbaar niet zomaar naast de langspeelfilm worden gezet – met andere woorden: het museum is geen bioscoop.

Anderzijds wordt op Too Far, Too Close ook een aantal installaties verzameld die wel voor het museum gemaakt zijn, maar die weinig indruk maken. Femmes d’Anvers en novembre uit 2008 toont rokende vrouwen, maar de flinterdunne projectie gaat verloren hoog in de hoek tussen twee muren. Bovendien valt op hoeveel betekenissen bijna gratuit op het recente werk van Akerman worden geprojecteerd. In een nagenoeg inhoudsloze tekst in de catalogus schrijft Giuliana Bruno dat Femmes d’Anvers en novembre ‘zweeft tussen een ‘ervoor’ en een ‘erna’, in de verontrustende tijd van een voorbijgaand moment dat wij, de galeriebezoekers, empathisch kunnen delen – we worden zelf flâneuses, terwijl we kuieren en dolen, wandelen en dwalen, meanderend in de galerieruimte’.

Bij het kijken naar de laatste en recentste projecties, in het rechtergedeelte van de tentoonstelling, is het wachten op een revelatie helemaal zinloos. Maniac Summer (2008) is gefilmd in (of vanuit) het Parijse appartement van Akerman: 4 videoprojecties, die op elkaar variëren in een andere beeldkwaliteit of kleur, worden op drie wanden, in een brede U-vorm, naast elkaar gezet. In een zaaltekst schrijft Akerman: ‘Without subject or object. Without beginning or end. A film that implodes. Between Eden and catastrophe.’ En verder: ‘A film which multiplies itself at least four times, sometimes five during moments of disaster, when the speed of light seems to be surpassed. Like in Hiroshima.’ De woorden en historische gebeurtenissen zijn te zwaar om zomaar bij bewerkte beelden van een rustige en welvarende Parijse buurt te plaatsen.

Marcher à côté de ses lacets dans un frigidaire vide (2004) is een videoprojectie waarin Akerman met haar moeder in het dagboek leest van haar grootmoeder, die in Auschwitz om het leven kwam. De video is om onduidelijke redenen ontdubbeld in een wazige en een scherpe versie, en er hangt een doek voor waarop het handschrift van de grootmoeder wordt geprojecteerd. In de ruimte die voorafgaat aan de installatie, staat een groot spiraalvormig object dat de bezoeker kan betreden, en dat doet denken aan een sculptuur van Richard Serra, uitgevoerd in textiel in plaats van staal. Op het doek worden zwevende fragmenten (ditmaal in ‘gedrukte’ letters) geprojecteerd uit hetzelfde dagboek. Sculptuur? Videokunst? Installatie? Documentaire? ‘Cinema van transitie en suspensie’, zoals Bruno het noemt? Geen idee – maar het zit zo boordevol zware intenties enerzijds, en halfslachtige artistieke ideeën anderzijds, dat je als museumbezoeker alleen maar verbaasd terug kan deinzen.

In vele interviews benadrukt Akerman dat ze zichzelf niet als kunstenares beschouwt, maar als cineaste. Too Far, Too Close wijst op de gevaren van ondoordachte interdisciplinariteit, en op de moeilijkheid om de verworvenheden van de experimentele film in het museum verder uit te diepen. In Cinema Zuid loopt naar aanleiding van de tentoonstelling ook een filmretrospectieve: de teleurgestelde museumbezoeker kan daar weer een gelukkige cinefiel worden.

Chantal Akerman, Too Far, Too Close, tot 10 juni in het M HKA, Leuvenstraat 32, 2000 Antwerpen (03/260.99.99; www.muhka.be).