width and height should be displayed here dynamically

Didier Vermeiren.

Sinds het begin van de jaren 70 ontwikkelt Didier Vermeiren (1951, Brussel) een sculpturaal oeuvre dat op een zeer consequente en coherente manier de aard van het medium ondervraagt. Het is alweer een tijd geleden dat zijn werk hier nog te zien was. De twee gelijktijdige tentoonstellingen, een beknopt retrospectief bij Galerie Meert in Brussel en recent werk bij Dhondt-Dhaenens in Deurle, bieden een goede gelegenheid om met zijn werk kennis te maken of om het opnieuw te bekijken.

Opvallend is de standvastigheid waarmee hij aan zijn artistieke principes vasthoudt, zonder in herhaling te vallen. Zijn trouw aan de interne logica van het oeuvre belet hem niet om zich voortdurend te vernieuwen. Hij weet de ogenschijnlijk enge premissen waarop zijn oeuvre gebouwd is artistiek optimaal te exploiteren. Theoretische reflecties worden getoetst aan experimenten met materialen en technieken. Tegelijkertijd worden zijn beelden onderworpen aan een kritische analyse volgens de strenge criteria die hij zichzelf heeft opgelegd. Hierdoor komt hij tot ‘klassieke sculpturen’ waarbij vorm en inhoud perfect samenvallen. ‘De idee is de sculptuur en de sculptuur is de idee.’ Zijn erudiete kennis van de geschiedenis van zijn medium zorgt voor een boeiende dialoog tussen heden en verleden, en een intellectueel spel tussen de kunstenaar en zijn publiek, zonder pedant of vrijblijvend te zijn.

Men leest regelmatig dat Didier Vermeiren sokkels maakt en dat deze lege sokkels afwezigheid symboliseren. Niets is minder waar. De sokkel is het onderwerp of het motief van zijn werk, maar ‘een sokkel is ook een sculptuur en fysiek neemt hij een even belangrijke ruimte in als de sculptuur zelf’. De beelden van Didier Vermeiren hebben nooit een sokkel, ze staan altijd rechtstreeks op de vloer.

De beide presentaties zijn eenvoudig en helder, stijlvol en coherent. Ze beantwoorden perfect aan het uitgangspunt van de kunstenaar: ‘De ruimte creëert de sculptuur en de sculptuur creëert de ruimte’ en ‘tussen de werken is er geen hiërarchie’. Bij Greta Meert is er een overzicht te zien van de eerste twintig jaar. Hier zijn typische sculpturen samengebracht waarbij identieke sokkels uit verschillende historische periodes in een spel van herhaling, omkering, verdubbeling en inversie op elkaar werden geplaatst.

In latere werken wordt eveneens het productieproces gethematiseerd, waarbij de mal of gietvorm, die integraal deel uitmaakt van het werkprocedé, als het pendant van het beeld in de sculptuur geïntegreerd wordt. Hierdoor ontstaat een subtiel spel van positieve en negatieve vormen, van originelen en replica’s.

In de werken met polyurethaan wordt de traditionele verhouding tussen beeld en sokkel omgedraaid. Doordat de sokkel minder solide is dan het beeld dat erop staat, wordt het gewicht zichtbaar gemaakt.

Verrassend is de vroege vloersculptuur Sans titre (1973), die bestaat uit verschillende rechthoeken in gebakken aarde die door een touw met elkaar verbonden zijn. Het toont aan dat Vermeiren reeds van in het begin de relatie tot de vloer onderzocht en dat hij verschillende pistes uitzette alvorens tot zijn gekende concept te komen. De touwen suggereren dat de sculptuur eventueel ook zou kunnen worden opgehangen. Uit een recent Photorelief uit 2012, dat zowel in Brussel als in Deurle te zien is, en waarvoor een foto van dit vroege werk afwisselend positief en negatief gebruikt werd, is duidelijk te zien dat de kunstenaar verschillende presentatiemogelijkheden voor ogen had. Het Photorelief herinnert er ons overigens aan dat Didier Vermeiren zijn beelden systematisch fotografeert.

Bij de recente werken is het onderwerp van de sokkel minder dwingend. De sculptuur staat eerder op zichzelf. Bij de opstelling in MDD maakt Vermeiren op een intelligente manier gebruik van de kwaliteiten van de architectuur met haar afwisselend witte wanden en de zowel doorschijnende als reflecterende ramen van de binnentuin. Ooghoogte en afstand zijn hierbij de belangrijkste parameters. Hier worden ook de verwijzingen naar andere sculpturen duidelijk, niet alleen naar deze van Rodin of Richard Serra – La maison#2 (2009) is een gewaagde interpretatie van diens bekende House of Cards (1969) – maar ook naar eigen werk. Er ontstaat een interne en externe dialoog. De beelden vormen een dynamisch proces, ze staan niet op zichzelf, maar maken deel uit van een netwerk van referenties en verwijzingen.

Afwezig op beide tentoonstellingen zijn de sculpturen op wieltjes, die gebaseerd zijn op de Cages en de Chariots van Giacometti. Ze suggereren niet alleen een potentiële beweging in de ruimte, ze geven aan het beeld ook een oriëntatie. Ze laten zien dat een sculptuur ook een voor- en een achterkant, en twee zijkanten heeft.

Beide tentoonstellingen geven een mooi inzicht in de problematiek van een oeuvre dat aandacht heeft voor de ontologie van het medium en de continuïteit van zijn geschiedenis. Het is evident dat bepaalde aspecten van zijn werk in deze twee bescheiden, maar perfect complementaire tentoonstellingen niet aan bod komen of onderbelicht zijn gebleven. Hieruit kan men alleen maar besluiten dat de tijd gekomen is voor een allesomvattende retrospectieve.

De citaten in de tekst werden ontleend aan Je travaille sur la présence, een discussietekst die de kunstenaar schreef in 2007 voor een workshop in Tate Modern. De tekst is te vinden op www.tate.org.uk/research/tateresearch/tatepapers/07autumn/vermeiren.htm

Didier Vermeiren nog tot 1 april in het Museum Dhondt-Dhaenens, Museumlaan 14, 9831 Deurne (09/282.51.23; www.museumdd.be).

Didier Vermeiren. Sculptures 1973-1994 liep van 21 januari tot 10 maart in Galerie Greta Meert, Vaartstraat 13, 1000 Brussel (02/219.14.22; www.galeriegretameert.com).