Charley Toorop. Liefde voor Van Gogh

Aan belangstelling voor het werk van Charley Toorop (1891-1955) heeft het in Nederland nooit ontbroken. In de jaren tussen de beide wereldoorlogen had ze met grote regelmaat exposities en wist ze de aandacht te trekken van gezaghebbende figuren, zoals de invloedrijke H.P. Bremmer, die als kunstadviseur van Helene Kröller-Müller pleitte voor gerichte aankopen, maar ook van critici als Albert Plasschaert en Just Havelaar, en – van een jongere generatie – A.M. Hammacher en W. Jos. de Gruyter. Toorop was zich er scherp van bewust hoe belangrijk het is om een omvangrijk en solide netwerk op te bouwen. Gezien en gehoord worden, dat zal ze op jonge leeftijd van haar beroemde vader Jan Toorop hebben opgestoken. Ook kunsthandelaars G.J. Nieuwenhuizen Segaar en Jacques Goudstikker – met laatstgenoemde had ze enige tijd een amoureuze relatie – maakten er deel van uit. Een enkele criticus, onder wie Kasper Niehaus van De Telegraaf, zag weinig in haar werk, totdat ook hij niet meer om haar kwaliteiten heen kon. Zijn kritische pen had Toorops groeiende reputatie niet geschaad.
Na haar overlijden in 1955 bleef de belangstelling bestaan, ondanks een kortstondige terugval. Maar mede door een expositie in 1982 in het Centraal Museum in Utrecht en het weliswaar bekritiseerde en deels aanvechtbare boek van Nico Brederoo in datzelfde jaar, keerde de aandacht al snel terug. Later volgden tentoonstellingen in Otterlo, Utrecht, Alkmaar en in Rotterdam. Laten we de Kröller-Müller-catalogus (1995) van Jaap Bremer niet vergeten. En in Boijmans Van Beuningen liep in 2008-2009 de omvangrijke expositie Vooral geen principes! Charley Toorop, samengesteld door de onlangs overleden Marja Bosma, die ook grotendeels voor de tentoonstelling in 1982 verantwoordelijk was geweest.
Wordt het niet eens tijd dat Toorop internationaal op de kaart wordt gezet? In Duitsland en Frankrijk lukte dat vooralsnog niet, en zelfs in België heeft ze nauwelijks naamsbekendheid. Misschien dat deze expositie in het Kröller-Müller Museum (met een Nederlands- en Engelstalige catalogus) een bijdrage kan leveren. Aan de presentatie van de bijna zeventig werken zal het niet liggen; die is mooi en afgewogen, met nogal wat werk op papier, uitgevoerd in potlood, houtskool en krijt, inkt en Oost-Indische inkt én met enkele litho’s en wat grafisch werk. Dat alleen al maakt deze tentoonstelling de moeite waard. Want vaak genoeg blijven de Toorops op papier achter in het depot, zoals die monumentale Arbeiders uit de Borinage (1923) uit de collectie Boijmans, in houtskool en zwart krijt.
De expositie is samengesteld door conservator negentiende eeuw Renske Cohen Tervaert en is de allereerste die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de eind 2023 aangestelde directeur Benno Tempel. De nadruk ligt op het begin van de jaren twintig, toen Toorop mede onder invloed van Van Gogh haar eigen stijl begon te ontwikkelen: realistisch, gedurfd, expressief. ‘Vincent van Gogh was er voor mij alvóór ik begon te schilderen, eigenlijk bij mijn bewustwording. Het was het eerste geschil met mijn vader die het zo anders zag, voor mij was het de doorbraak naar een nieuwe wereld.’ Het zijn woorden uit 1953, dus ongetwijfeld wat romantisch ingekleurd. Niettemin werd al vroeg in de jaren twintig in de kunstkritiek gewezen op haar ontvankelijkheid voor Van Goghs werk. De doorbraak waarover ze rept, liet nog even op zich wachten. Aanvankelijk was Toorop gevoelig voor theosofie, niet wars van mystiek en werkte ze in het idioom van schilders van de Bergense School. In 1920-1921 woonde ze in Parijs, waar de harde werkelijkheid van clochards, sekswerkers en kroegtijgers diepe indruk op haar maakte, gevolgd door een reis in september 1922 naar de mijnstreek Borinage in België. Daar had Van Gogh bijna twee jaar als evangelist gewerkt. De tekeningen die ze er maakte zijn krachtig in stijl en doen niet onder voor het beste werk dat bijvoorbeeld Max Pechstein een paar jaar eerder had gemaakt, zoals de litho van criticus Paul Fechter, onlangs nog te zien in de Kunsthal. Ook een vergelijking met Käthe Kollwitz, tamelijk populair in de jaren twintig, doorstaat ze.
Je zou zeggen: het is een win-winsituatie met zoveel werken van beide kunstenaars in de collectie van Kröller-Müller, zo’n zeventig van Toorop en aanzienlijk meer van Van Gogh. Maar wie een interessant inkijkje verwacht in wat artistieke beïnvloeding zoal kan inhouden, komt bedrogen uit. Dit uitgangspunt stond Cohen Tervaert niet voor ogen. De invloed van de een op de ander is nooit in één rechte lijn aan te tonen; het gaat zoekend, haperend, met aantrekken en afstoten. Het combineren van werken kan bovendien krampachtig overkomen en helemaal verkeerd uitpakken. De vaste collectie Van Gogh bevindt zich ook nog eens om de hoek. Toorops liefde voor zijn werk wordt in plaats daarvan sferisch gesuggereerd in de bijzondere vormgeving van de tentoonstelling – sterk vervaagde blow-ups van Van Gogh-motieven als achtergrond van en corresponderend met soortgelijke motieven bij Toorop – en expliciet verwoord in tekstborden en vanzelfsprekend in de catalogus. Eén uitzondering, aan het begin van de expositie, is de combinatie van de Aardappeleters (1885) met Toorops Het gezin (1920), waarvan de compositie overduidelijk aan Van Gogh is ontleend. Toorop was vooral gefascineerd door de vroege Van Gogh, zijn Brabantse tijd met het donkere coloriet, en veel minder door de kleurrijke werken die hij later in Arles en Saint-Rémy-de-Provence zou maken. Ze hield ook niet bijster veel van die droge en zonovergoten landschappen. Het verklaart misschien dat ze het gesticht in Saint-Rémy waar Van Gogh een jaar was opgenomen nooit heeft bezocht. Of zou dat een te grote emotionele impact op haar hebben gehad, na al die jaren doorstaan te hebben met die agressieve dronkaard Henk Fernhout?
Zeer overtuigend is de wand met drie schilderijen die Toorop in maart 1924 maakte nadat ze een aantal weken in de Willem Arntsz Stichting, de psychiatrische instelling in Utrecht, had verbleven. Patiënt van het Willem Arntsz Huis(1924) bijvoorbeeld, met die lege blik, de schuin gearceerde bruinige achtergrond en de al even fraai in blauwnuances gearceerde jurk. Hoe belangrijk netwerken ook is, uiteindelijk moet het werk goed genoeg zijn om steeds weer gezien te worden en om de tand des tijds te doorstaan. Toorop kende uitglijders, had zichtbare moeite met anatomie (de aangekondigde biografie van Wessel Krul zal misschien duidelijk maken of dit al dan niet intentioneel was) en perspectief, overtuigde over het algemeen niet echt als landschapschilder, maar wat stond er veel tegenover!
• Charley Toorop. Liefde voor Van Gogh, 24 mei tot 14 september, Kröller-Müller Museum, Houtkampweg 6, Otterlo.




