width and height should be displayed here dynamically

237

Kunst moet interessant zijn – het is een cliché, maar voor de Britse filosoof Peter Osborne leidt het tot fundamentele overwegingen. Welke criteria bestaan om over kunst te praten, maar ook om goede kunst te onderscheiden van slecht werk? In de openingstekst van dit nummer wijst Osborne op twee momenten waarop ‘het interessante’ als ‘primaire kritische categorie’ naar voren werd geschoven. Enerzijds is er een tekst uit 1797 waarin Friedrich Schlegel betoogt dat schoonheid ‘niet het ideaal is van de moderne poëzie’ – het nieuwe artistieke ideaal is ‘origineel’ en ‘interessant’ zijn. Anderzijds is er de tekst ‘Specific Objects’ uit 1965 waarin Donald Judd de uitspraak van Schlegel herhaalt. Osborne probeert de continuïteit te achterhalen tussen beide posities – een continuïteit die de verschillen tussen moderne, postmoderne en hedendaagse kunst relativeert, maar die ook toont hoe we kunst niet belangeloos hoeven te benaderen. Interessante kunst houdt een voorafname in op een andere toekomst, die kunstbeschouwing maatschappelijk oplaadt. Interessante kunst is politiek, aldus Osborne, maar daarin schuilt het gevaar dat kunst te geëngageerd wordt – te interessant – en ophoudt kunst te zijn.

De rest van dit nummer van De Witte Raaf bevat proefboringen in het domein van de actuele kunst, die kunnen helpen om na te gaan of Osborne gelijk heeft. Tessa de Vet presenteert een aanvulling: belangwekkend vandaag is kunst die reageert op de klimaatontwrichting. Verrassend genoeg leidt het tot kunst die interessant is én subliem – een ‘traditionele’ categorie die door Osborne als ‘romantiserend zusterconcept’ van ‘het schone’ wordt afgeschreven. Pieter Van Bogaert blikt terug op filmfestival Courtisane in Gent, waarin tuinen centraal stonden – plekken die gefilmd worden als bronnen van esthetische appreciatie, maar ook als plaatsen voor een ander leven.

Twee teksten stellen de vraag naar de relatie tussen kunst en artificiële intelligentie. Wie beweert dat wat AI voortbrengt interessanter is dan wat kunstenaars produceren, ziet heel wat over het hoofd. Zoals Jorne Vriens betoogt, bestaat AI ‘bij de gratie van de in werken gestolde levensenergie van kunstenaars’. Eerder dan iets interessants voort te brengen, vinden deze toepassingen hun menselijke gebruikers zelf interessant. Het neemt niet weg dat er ‘actuele artistieke posities’ bestaan ‘die kritisch omgaan met de mogelijkheden en limieten van AI,’ zoals Steven Humblet schrijft in een bespreking van twee tentoonstellingen. Het is voor de fotografie een cruciale vraag of al die synthetische beelden ‘een verdere ontwikkeling zijn van het fotografische systeem of er net radicaal mee breken’.

Osborne wijst op de uitdrukking essere in stato interessante, die al sinds de renaissance met zwangerschap wordt verbonden. Wat is er interessanter dan een zwangere vrouw? Het kan verklaren waarom het moederschap zo belangrijk is in de recente kunstproductie. Mirjam Westen schrijft over de expo Good Mom/Bad Mom in Utrecht, waarin de beeldvorming van moeders centraal staat. Eeuwenlang werd Maria vanuit de christelijke traditie gepresenteerd als exemplarische moeder. Voor haar eigen lijden was er minder aandacht, hoewel haar zoon Jezus op jonge leeftijd stierf aan het kruis. Dat andere canonieke beeld ligt aan de basis van recent werk van Thierry De Cordier, dat door Bart Verschaffel wordt omschreven als ‘liquidaties van een klassieke kruisiging’. Ook daarom kan kunst onze interesse waard zijn: door het voortleven – of het uitdoven – van beelden en ervaringen in herinnering te brengen.

Of architectuur, tot slot, interessant moet zijn, is een andere kwestie. Op de negentiende architectuurbiënnale in Venetië stelt Pieter T’Jonck een combinatie van zelfhaat en overmoed vast: architecten geven zichzelf van zowat alles de schuld, om vervolgens zowat alles op te willen lossen.

 

Christophe Van Gerrewey