width and height should be displayed here dynamically

Climate Propagandas. Stories of Extinction and Regeneration

Radha D’Souza en Jonas Staal. Court for Intergenerational Climate Crimes: Extinction Wars, Gwangju Museum of Art, Gwangju, 2023, foto Jonas Staal

In dit zopas verschenen boek van Jonas Staal (1981) wil de auteur het pessimisme (‘extinction’) keren en meteen ook een sprankeltje hoop genereren (‘regeneration’). ‘Stories’ staat in het meervoud, net als ‘Propagandas’: Staal brengt niet één verhaal, maar meerdere narratieven. Hij zoekt en vindt manieren om een mogelijke, andere wereld te verbeelden. ‘Biostories’ noemt hij dat in de lange inleiding. Die ‘bioverhalen’ (mijn vrije vertaling, terug om te zetten in het Engels als ‘organic stories’, want dat zijn het: organische verhalen die groeien rond een bepaald moment of op een plek) of ‘imaginaries of life in a world plagued by death’, werkt Staal verder uit in het laatste en langste hoofdstuk, dat gaat over ‘transformative climate propagandas’. Daar presenteert hij verschillende alternatieven voor de vier dominante vormen van klimaatpropaganda die aan bod komen in de eerste vier hoofdstukken: de liberale, de libertaire, de ‘samenzweerderige’ en de ecofascistische propaganda.

Liberale klimaatpropaganda staat voor het individualiseren van de natuur. De werkelijkheid van een wereld van onderling afhankelijke levensvormen wordt gereduceerd tot het individu. De basis is een fundamentele scheiding tussen mens en natuur, en een combinatie van schuld over de zogenaamde menselijke natuur met een welwillende, verlichte superioriteit. Een goed voorbeeld is het werk van natuurfilmer David Attenborough – ‘extinction televised’, volgens Staal. Een ander fenomeen is dat van ‘climate splaining’: machtige witte mannen treden op het voorplan om de wereld te redden van henzelf. ‘Wij’, allemaal samen, zijn verantwoordelijk, niet de olie-elites.

In de libertaire klimaatpropaganda gaan techmiljardairs als Peter Thiel (PayPal), Jeff Bezos (Amazon) of Elon Musk (X) als eenentwintigste-eeuwse koloniale ontdekkingsreizigers op zoek naar onontgonnen terrein. Ze kijken naar Mars als ‘terra nullius’, als back-upplaneet. Het uitstervende leven op aarde wordt een opportuniteit voor designers. Cryptomunten zijn de sleutel om van hun ontwerpen realiteit te maken, weg van die vervelende regels van de overheid. Het bezorgt hun meteen een gigantische ecologische voetafdruk: energiehongerige digitale economieën halen hernieuwbare energiebronnen weg van bij de primaire gemeenschappelijke noden, en duwen zo de opwarming van het klimaat boven een kritische grens.

De op samenzweringen gebaseerde klimaatpropaganda houdt zich niet langer bezig met feiten, maar met het stellen van ‘kritische vragen’. Naomi Seibt, de Duitse anti-Greta Thunberg, is een goed voorbeeld, omdat zij op haar YouTubekanaal een sceptische houding tentoonspreidt: ‘klimaatalarmisme’ zou worden gebruikt om de klimaatcrisis te overdrijven en om jongeren bang te maken. Ook hier speelt big tech dus een essentiële rol in het verspreiden van ideeën.

Voor de ecofascistische klimaatpropaganda, tot slot, is de klimaatcrisis niet zozeer een probleem van systemen en ideologieën, maar wel van overbevolking. Dat noemt Staal de ‘extinction sublime’: een perverse – fascistische – combinatie van vreugde, terreur en attractie.

Propaganda voeren gaat over het produceren van een mening. Dat vraagt om infrastructuur als drager voor een narratief. Propaganda wordt dan omgezet in het uitoefenen van macht. En die kracht van verhalen, die kracht van de verbeelding, is zowel angstaanjagend als hoopgevend. Dat wordt duidelijk als je het narratief van Donald Trump zet naast dat van bijvoorbeeld Cyber Cunt – een dystopisch dansgezelschap in Athene dat teruggrijpt naar de vogue-esthetiek uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, met bewegingen als lang aangehouden poses, waarbij ze gebruikmaken van zuurstofmaskers die het ademen compliceren voor de volgende beweging. Beiden doen een beroep op narratieven om feiten niet alleen effectief te maken, maar meer nog: affectief.

Zoekend naar andere verhalen, naar een andere vorm van verbeelding, naar ‘transformatieve’ propaganda, komt Staal onvermijdelijk uit bij de kunst. Hij kiest voor een interdisciplinaire aanpak waarin film, tv, literatuur, architectuur of design de nood onderlijnen aan een verschuiving van een verbale naar een visuele cultuur. Daarbij laat hij zich inspireren door de ‘picture theory’ van W.J.T. Mitchell, die schreef (in een artikel in De Witte Raaf, nr. 67): ‘Als medium van sociale relaties is het kijken even belangrijk als de taal, en het kijken kan niet worden gereduceerd tot taal, teken of discours.’ Met Cyber Cunt – om bij hetzelfde voorbeeld te blijven – plaatst Staal de transformatieve klimaatpropaganda binnen een queer cultuur, omdat het zo mogelijk zou worden de dichotomieën die de klimaatramp aansturen achter ons te laten. Queer ecologieën vertrekken vanuit het besef dat de scheiding tussen mannen en vrouwen, tussen mens en natuur, en de dominantie van het ene over het andere, even onmogelijk als onhoudbaar is.

Bij Staal gaat het klimaatbewustzijn veel verder terug dan tot de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Met Françoise Vergès komt hij uit bij de koloniale roofbouw van het raciale kapitalisme en bij het ontstaan van een ontginningssysteem dat ongeveer vijfhonderd jaar teruggaat in de tijd. Vergès noemt dat het ‘raciale capitaloceen’ – haar antwoord op de term ‘antropoceen’: de schuld voor de klimaatwijziging ligt niet bij de mens in het algemeen, maar wel bij een koloniale, kapitaalkrachtige elite.

Tijdens het lezen van Climate Propagandas gingen mijn gedachten regelmatig naar Que faire?, het pamflet uit 1970 waarin Jean-Luc Godard schrijft dat we niet alleen politieke films moeten maken, maar dat het er ook op aankomt films te maken op een politieke manier. Dit boek is ook een pamflet – het is weliswaar steviger uitgewerkt dan het manifest van Godard – van een kunstenaar die ernaar streeft niet enkel onderzoek te doen naar klimaatpropaganda, maar die ook zelf een propagandakunstenaar wil worden, om bij te dragen tot het verspreiden van tegenverhalen over het veranderende leven op deze planeet, dat altijd maar meer onder druk komt te staan. Staal hoopt op een transformatieve klimaatpropaganda die de lezer of de kijker erkent als deel van de storm, en die zo de richting van die storm kan veranderen. Het is zijn wens de lezer ooit te ontmoeten, in de verre toekomst, die collectief zal zijn ‘gepropageerd’.

Het maakt van Climate Propagandas een geëngageerd en engagerend boek. Tegen de dominante propaganda in, gaat Staal op zoek naar alternatieven. Propaganda ziet hij als iets organisch dat, zoals in de natuur, vertrekt van specifieke omstandigheden en dat zoekt naar manieren om in te tomen wat overwoekert, om ruimte te geven aan wat dreigt te verdwijnen. Hij gaat terug naar de origine van het woord ‘propaganda’, het Latijnse propagare: de veelvuldige voortplanting van planten en dieren. Diversiteit is, met andere woorden, een essentiële voorwaarde voor het voortbestaan van het leven op aarde.

 

• Jonas Staal, Climate Propagandas. Stories of Extinction and Regeneration, Cambridge/Londen, MIT Press, 2024, ISBN 978026254920.