width and height should be displayed here dynamically

De bergpas van Turner

In april 2021 kocht ik op een veiling een autotype naar een ets van J.M.W. Turner (1775-1851): een carbonkleurig cliché van de Gotthardpas. De aanleiding voor mijn aanschaf was een oproep tot deelname aan een Zwitserse conferentie. Op de veiling zocht ik naar geografisch materiaal – plattegronden en kaarten – dat mij een historisch ankerpunt kon bieden om het vraagstuk van de topologie concreet te situeren. En daar verscheen: de bergpas van Turner. 

De Gotthardpas is vernoemd naar Godehardus van Hildesheim (960-1038), beschermer van marskramers die in dit geval te voet tussen Zwitserland en Italië reisden. Turners impressie van deze bergpas is vermoedelijk ontstaan rond 1804 en wordt aangeduid als een schets uit zijn Liber Studiorum. Een ezel met een drijver bevindt zich, heel klein getekend, voor een smalle tunnel, aangelegd voor het transporteren van goederen per muilezel. Het is een zogenaamd lastdierpad dat door omwonenden als tolweg werd beschouwd. Rond de jaren 1830 werd de weg verbreed en voor postkoetsen geschikt gemaakt. In 1882 werd er een spoorwegtunnel gegraven, dwars door het Gotthard-Alpenmassief.

De prent toont een gigantische kloof met, ongeveer in het midden op een smalle richel, een ezel met een muilkorf en bepakt met goederen. In de verte, op flinke afstand en nog in de tunnel, staat een donkere mensfiguur, in daglicht tegen de opening. De ingang wordt geaccentueerd door dekstenen, met links tussen de rotsen iets dat lijkt op een spontaan waterfonteintje. Rechts van de weg verschijnt de kloof, en het voorste massief in de schaduw steekt sterk af tegen de felverlichte Alpen op de achtergrond. Het is indrukwekkend op een sublieme manier, en de beschouwer moet vermoedelijk vooral ontzag ervaren en geïmponeerd worden. Het was zoals bekend Edmund Burke die in het Engeland van Turner (en van Constable) het accent legde op het sublieme in de natuurbeleving naast, of in plaats van, meer eenvoudige en traditionele schoonheidservaringen.

Er bestaat een aquarel van Turner die bijna dezelfde situatie laat zien als op mijn exemplaar en die dateert uit 1804. Daarop verschuift de focus naar de diepte van de kloof, met aan weerszijden de enorme hooggebergten. Bijna uit het beeld verdwenen zijn twee lastdieren met witte bagage op de rug, die over een stenen brug lijken te passeren. Het grote verschil met de prent ligt in de prominente aandacht voor de damp die oprijst uit de kloof. Witte wolken met hier en daar roestbruine schemer doemen op, in een verticale beweging richting horizon en hemel. Het is bekend dat Turner reizen maakte naar Zwitserland in 1802, 1836 en 1844. 

In een schilderij dat Turner rond dezelfde tijd voltooide, in 1804, spelen wolkachtige formaties opnieuw een hoofdrol. Het toont heel prominent de zogeheten Duivelsbrug die de Schöllenenkloof overspant, over de bedding van de Reuss. Het werk is spectaculair door de weergave van hoogteverschillen, met een duidelijke noord-zuidaccentuering dankzij vallend water en opstijgende lucht. Hier zijn het niet zozeer lastdieren die het beeld ‘humaner’ maken, maar een karavaan van marcherende mannen in legeruniform. Er is aldus sprake van een andere, tweede soort sublimering: het markeren van de (napoleontische) oorlog tussen Fransen en Russen die over dezelfde Gotthardpas strijd voerden, niet zo heel lang voordat Turner zijn reizen begon. Het ontzag voor de gevaren van de natuur wordt gedocumenteerd en aangevuld met angst en ontzag voor de mens. Dat olieverfschilderij is overigens in het bezit van Kunsthaus Zürich. Toen het Dordrechts Museum, ook in 2021, een schilderij van Turner in langdurige bruikleen ontving, zei de cultuurwethouder: ‘Dordrecht is niet alleen de stad van Cuyp, maar ook van Turner.’ Is niet ook Zwitserland een beetje van Turner? Of is Turner een beetje van Zwitserland? De Gotthardpas en de afbeeldingen ervan kunnen alleszins helpen om een idee te krijgen van een sense of place, een soort van identificatie met een cultureel karakter.

Michel Serres stelt in zijn derde boek van de Hermès-reeks, La Traduction uit 1974, de vraag naar de historische plaats die we aan het werk van Turner moeten toekennen. Turner staat bij hem voor een ommekeer in het culturele denken over vooruitgang. Is voor 1800 het mechanische, stabiele model dominant geweest in wetenschap en filosofie, dan treedt daarna het tijdperk van de thermodynamica op de voorgrond. Deze omwenteling leidt tot een industriële revolutie, en Turner zou er als eerste in geslaagd zijn die vorm te geven. Door het promoveren van Turners oeuvre tot een avant-gardistische exceptie weet Serres de beeldende kunst een epistemologische plek te geven in de moderne cultuurgeschiedenis: ‘Turner begreep en onthulde de nieuwe wereld, de nieuwe materie. De ervaring van het stochastische vervangt de kunst om vorm te tekenen.’ 

Om dat met meer overtuiging te brengen, gebruikt Serres een aantal werken van Turner die inderdaad wijzen op het contrast tussen een pre-industriële praktijk en daaropvolgende ontwikkelingen, zoals zeilboten versus stoomschepen. De scheepvaart is de beeldtechnische favoriet van Turner, en het treinmotief als modern verschijnsel is van latere datum. Een karakteristiek voorbeeld is zijn schilderij waarop een flink stoom uitstotend sleepschip een ‘afgetakelde’ achttiende-eeuwse oorlogsbodem – de Téméraire – aan de lijn het beeld uitsleept. En dat ook nog eens bij een ondergaande zon. Alle referenties die Serres noemt, wijzen erop hoe Turner veelvuldig tracht aan te brengen – te imiteren – hoe vaste materie overgaat in mistige, gasachtig vervluchtende scènes. Zijn conclusie is die van een fluïde werkelijkheid waarin toeval een grote rol speelt. De topologisch redenerende exegeet moet nu, net als zijn wiskundige collega, toegeven dat zijn systematische benadering op methodisch vlak onvolledig is geweest, want plaatselijk en tijdelijk. Er staat altijd een nog onbekende factor te wachten op verklaring.

Wat het autotype en de aquarel uit 1804 betreft, is het precies die kloof tussen het mechanische gesjok van de muilezels en de dampende, chaotische thermodynamiek van de natuurkunde die het onbekende ruimte geeft. Symbolisch worden deze domeinen nog versterkt en verbonden door een tunnel en een brug – traditionele gemeenplaatsen voor het overbrengen van informatie. 

Hoe specifiek wordt de Gotthardpas, als sublieme, markante verbeelding van de overgang tussen Noord- en Zuid-Europa, tussen oud en nieuw, tussen de negentiende en de eenentwintigste eeuw, maar ook als een strikt lokale, bergachtige plek, die als Zwitsers motief tot iconische proporties wordt veroordeeld, waar de botsing van hete en koude lucht stoom opwekt, en waar een fraai verbeelde bergwandeling een gebeurtenis op papier wordt? Van de Gotthardpas is het met de auto richting Zürich of Luzern ongeveer 53 minuten rijden naar Morschach. Daar werden in juni 2021 vuren ontstoken, de zogenaamde Höhenfeuer. Op de Rütli, de alpenweide die met de legende van de stichting van Zwitserland is verbonden, werd zo nogmaals de Zwitserse soevereiniteit geclaimd ten opzichte van de Europese Unie. Vuur is voor Serres een zinnebeeld van een premodern wereldbeeld. Is het toeval dat de Zwitserse medicus Johannes Hofer (1669-1752) in 1688 voor het eerst het woord ‘nostalgie’ gebruikte in zijn proefschrift Dissertatio medica de nostalgia, oder Heimwehe? Turner wordt vandaag vooral gezien als een zielkundige romanticus in plaats van als de avant-gardistische realist die Serres in hem zag. Het is een romantiserend retroperspectief dat een nieuwe dynamiek werd toegedicht door de ontwerpers van The Bank of England, want na de Brexit in 2020 werd een nieuw biljet van twintig pond bedrukt met een portret van Turner, met op de achtergrond de stoomsleepboot en het zeilschip. De identificatie van Groot-Brittannië met Turner wordt bovendien versterkt door de naar hem genoemde prijs voor hedendaagse kunst, georganiseerd door Tate Gallery en ingesteld in 1984.

Dat Turner een cultureel ondernemer en een avonturier was, staat buiten kijf. De schilderijen en aquarellen die rond 1804 ontstonden naar aanleiding van zijn Europese tocht, waren de eerste werken die hij in zijn eigen galerie verkocht. Of hij de eerste moderne kunstenaar was, is een minder interessante vraag dan te beschouwen in welk artistiek vocabulaire hij grasduinde. Er is een schilderkunstige lijn die loopt van zeventiende-eeuwse landschapsschilders naar allerlei natuurafbeeldingen die dienstdoen als achtergrond op portretten en religieuze schilderstukken. De verbeelding van natuurfenomenen als de kern van Turners oeuvre beschouwen doet zijn werk tekort. Het is interessanter om de topologie van de Gotthardpas te verbreden en te actualiseren. Hoe ziet de interactie tussen het individu, de kunstenaar en het sociale domein, tussen ethiek en esthetiek, er ondertussen uit? Als het gaat over natuur, over het sublieme en over een thuisgevoel, dan is duidelijk dat de huidige thematische interesse voor klimaat en natuur alle artistieke disciplines overstijgt. De fraaie land art van Long en Smithson wordt nu geconfronteerd met gerecycleerde sculpturen van Peter Smith en Steve McPherson. De natuur wordt nauwelijks nog begrepen als een intimiderend ruw fenomeen met een eigen wil, maar veeleer als een instrument met nukken af en toe, die we kunnen proberen te beheersen, of overeind proberen houden, ook voor onze eigen gezondheid, bijvoorbeeld door duurzame waterstof uit te stoten in plaats van fijnstofwolken te produceren. Sublieme gevoelens lijken zich vooral te beperken tot gecultiveerde virtuele werelden zoals gecreëerd door AR, VR of AI. Als we het sublieme nog steeds met zowel schoonheid als afschuw verbinden, is er toch meer reserve gekweekt die zich uit in maatschappelijk engagement met weinig romantisch perspectief. En ook de toppen van de Alpen in Zwitserland zijn nog steeds verschrikkelijk indrukwekkend en ontroerend, maar ze hebben geen unieke plaats meer in een typisch Zwitserse identiteit, die veeleer bepaald wordt door een historische en federale neutraliteit, als uitzondering in een Europees landschap. 

Die uitzondering, centraal gelegen, was destijds ook de aanleiding voor tijdgenoten van Turner om het continent te bezoeken. Alpiene formaties leenden zich goed voor schilderachtige en poëtische vergezichten, alsmede voor een langer verblijf. Lord Byron, die Engeland was ontvlucht, heeft zich geïnspireerd gevoeld door deze omgeving. Zijn dramatische gedicht ‘Manfred’, voltooid in 1817, speelt zich af in de Berner Alpen en blinkt uit in metafysische, faustiaanse speculatie. Over de Mont Blanc – niet in Zwitserland gelegen, maar wel zichtbaar aan de overkant van het meer van Genève – schreef P.B. Shelley in 1817 zijn beroemde gedicht, waarin hij openbaart dat ‘I seem as in a trance sublime and strange / To muse on my own separate phantasy’. De bergtop wordt een culminatiepunt waarop de aardse, wilde natuur tot in de hemel reikt. Turner zelf was meer down to earth. Vriend en reisgenoot Farington noteert uit één hunner conversaties in 1802 hoe hij vond dat de Zwitsers het moeilijk hadden, maar toch vriendelijk waren voor Britse gasten. Wat het landschap betrof, had hij mooie ‘fragmenten en afgronden’ gezien, ‘heel romantisch, en opvallend groots’, om te besluiten dat ‘het land over het geheel genomen Wales overtreft, en Schotland ook…’ 

Turner heeft de Mont Blanc zelf ook veelvuldig getekend, zoals te zien is in zijn digitaal gearchiveerde schetsboeken. Hoe stoom, mist en zwangere lucht niet alleen te schetsen, maar ook te schilderen, te vertalen in kleur – het is in principe een kwestie van licht en donker. In het seculiere, postromantische heden heeft het toerisme veelal een eind gemaakt aan wat onrepresenteerbaar verheven is in het sublieme natuurgevoel. Waarschijnlijk is het de stedelijke cultuur die nu overwonnen moet worden, inclusief dramatische gebeurtenissen. Het ontzagwekkende in de esthetische houding is, met dank aan Lyotard, materiëler en tragischer geworden. Bij Turner valt er gelukkig nog niemand in de kloof, terwijl in de meeste steden een Duivelsbrug een luchtspiegeling blijft. En bij de Gotthardtunnel valt er nu vooral rekening te houden met filevorming.