De Firma Brueghel
“Oude kunst in een hedendaags concept”, roept het Maastrichtse Bonnefantenmuseum ons toe. “Allemaal hetzelfde en toch allemaal anders.” Pieter Brueghel de Jonge wordt nog net niet geafficheerd als de Andy Warhol van de vroege zeventiende eeuw. Toch is de hallucinante ervaring die de tentoonstelling met de titel De Firma Brueghel oplevert, wel enigszins vergelijkbaar met het effect van een zaal vol bijna identieke elektrische stoelen uit Warhols Factory. Er zijn niet meer dan vier verschillende composities te zien, in niet minder dan veertig licht verschillende uitvoeringen. In lange rijen naast elkaar hangen negen versies van de Volkstelling te Bethlehem, acht versies van de Aanbidding der Koningen in de sneeuw, twaalf van het Winterlandschap met vogelknip en elf van de Boerenadvocaat. Alle schilderijen komen uit de werkplaats van Pieter Brueghel junior, die een onbekend aantal werknemers in dienst had om in grote oplagen werken te produceren voor de onderkant van de markt. Het betrof in de meeste gevallen geen inventies van hemzelf maar zorgvuldig gemaakte naschilderingen van het populaire maar schaarse werk van zijn vader, Pieter Brueghel de Oude.
Zowel tentoonstelling als catalogus leggen veel nadruk op het wetenschappelijk onderzoek naar de output van de Brueghelwerkplaats. De geijkte natuurwetenschappelijke technieken – onder andere infraroodreflectografie en dendrochronologie – worden ingezet teneinde onweerlegbare feiten te produceren met betrekking tot datering, auteurschap en schildertechniek. Nieuw onderzoek dat bij deze gelegenheid is verricht, laat zien dat tien versies van de Volkstelling te Bethlehem door vijf verschillende schilders moeten zijn gemaakt. Pieter Brueghel de Jonge heeft dus maar een fractie van het aan hem toegeschreven oeuvre eigenhandig uitgevoerd.
Het naschilderen van bekende voorstellingen, al dan niet met eigen variaties, was in de kunst van die tijd geen ongewone praktijk. De werkwijze van Brueghel onderscheidde zich echter door het kleine aantal composities waarnaar werd gewerkt en het enorme aantal exemplaren dat daarvan werd gemaakt – zowel op voorraad als op bestelling. Van de Boerenadvocaat zijn tegenwoordig 91 versies bekend, van het Winterlandschap met vogelknip 127. Het bestaan van grote onderlinge kwaliteitsverschillen suggereert dat er extra veel tijd en geld werd besteed aan bepaalde werken die bestemd waren voor de exportmarkt. Curieus is verder dat, toen de oude Brueghel overleed, zijn zoon pas vijf jaar oud was. De meeste van de originele werken van zijn vader kan hij dus nooit in het echt hebben gezien. Ze bevonden zich in ver afgelegen of moeilijk toegankelijke collecties. Dat hij qua kleurstelling en detaillering toch zulke precieze kopieën kon (laten) maken, leidt tot het vermoeden dat de oude Brueghel bij zijn dood uitgebreide werkmodellen heeft nagelaten, die het uitgangspunt voor de latere serieproductie zijn geweest. Sommige kleine afwijkingen ten opzichte van het origineel bleken ook terug te vinden in de ondertekening van het origineel, hetgeen erop duidt dat Brueghel de Oude tijdens het schilderen op detailpunten is afgeweken van zijn eigen ontwerp en dat de latere ‘firmanten’ niet het schilderij zelf maar een werktekening als voorbeeld hadden. Deze hypothese roept vervolgens weer nieuwe vragen op, zoals: waarom maakte de oude Brueghel zulke uitgebreide werkmodellen met kleuraanwijzingen? Stond hem zelf al een mogelijke serieproductie voor ogen?
Met hun overvloed aan verstrooide anekdotiek en snippertjes verhaal vragen de schilderijen van ‘de firma Brueghel’ om een gedetailleerde vergelijking tussen verschillende versies. De tentoonstelling biedt het publiek daartoe ruimschoots gelegenheid. Door middel van fotografische uitsnedes en vergrotingen worden significante details onder de aandacht gebracht. De bezoeker, die meestal niet belast is met enige vorm van academisch connaisseurschap of kennis van veilingopbrengsten, kan zelf zijn of haar favoriete Boerenadvocaat uitzoeken.
Dat de normatieve koppeling tussen maakwerk en denkwerk in de beeldende kunst van de twintigste eeuw geheel en al doorbroken is, zullen de meeste museumbezoekers – bewust of onbewust – wel weten. Maar rechtvaardigt dat de slogan “Oude kunst in een hedendaags concept”? Het geëxposeerde materiaal demonstreert juist dat de genoemde ontkoppeling een eeuwenoud concept is. Helaas durfden de samenstellers het niet aan om romantische noties van originaliteit en uniciteit geheel los te laten. Men houdt een normatieve hiërarchie in stand door in zaal- en catalogusteksten alle getoonde schilderijen consequent aan te duiden als “kopieën”. Dit gegeven draagt ertoe bij dat de oerversies van Pieter Brueghel de Oude – die zelf niet op de tentoonstelling aanwezig zijn – in de verbeelding uitgroeien tot mythische supertroetels.
Peter van den Brink, hoofdconservator oude kunst van het Bonnefantenmuseum, stelt in de catalogus onomwonden dat “de kopieën uit de Brueghelwerkplaats weinig creatieve ‘waarde’ vertegenwoordigen”. Met andere woorden: alles wat u hier ziet, is nep. Zijn verbazing over de enorme bedragen die deze serieproducten tegenwoordig bij veilingen opbrengen, brengt hem tot de misprijzende opmerking dat door veilinghuizen “de term kopie zorgvuldig vermeden” wordt. Daarmee gaat hij voorbij aan de commerciële connotaties die hijzelf en zijn collega’s aan de tentoonstelling hebben verbonden, door haar de titel De Firma Brueghel mee te geven. Van den Brink is zo gebrand op de term ‘kopieën’ dat hij vergeet uit te leggen in hoeverre de werken in de tijd van hun ontstaan ook als kopieën werden gezien. Terwijl hij expliciet stelt dat de huidige kunsthandel ‘Brueghel’ om commerciële redenen tot een merknaam heeft gemaakt, en het onderscheid tussen Brueghel de Oude en Brueghel de Jonge, of tussen Brueghel de Jonge en zijn werknemers, onder het tapijt heeft geveegd, gaat hij voorbij aan de evidentie dat de familie Brueghel daar zelf vierhonderd jaar geleden ook al mee bezig was. Alle natuurwetenschappelijkheid ten spijt, creëert de tentoonstelling zo meer verwarring dan nodig, door een sterk concept te lanceren waar de samenstellers zelf maar halfjes in willen geloven.
• De Firma Brueghel, nog tot 17 februari in het Bonnefantenmuseum, Avenue Céramique 250, 6221 KX Maastricht (043/329.01.90; www.bonnefanten.nl). De tentoonstelling is gemaakt in samenwerking met de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel, waar zij van 22 maart tot 23 juni 2002 te zien zal zijn.