width and height should be displayed here dynamically

The People’s Art

Zo luidt de titel van de tentoonstelling waarmee Bartomeu Marí afscheid neemt van Witte de With. Na een verblijf van zes jaar geeft de Spanjaard Marí zijn visie op de Nederlandse cultuur in een presentatie van twintig in Nederland wonende kunstenaars. De tentoonstelling is niet speciaal voor deze gelegenheid bedacht. Marí stelde ze samen op verzoek van Do Freixo uit Porto – de stad die samen met Rotterdam culturele hoofdstad van 2001 was. De Portugese instelling had hem gevraagd een beeld van de hedendaagse Nederlandse kunst te geven. Witte de With is een vervolg op de tentoonstelling in Porto: hetzelfde thema, dezelfde kunstenaars, maar in de meeste gevallen andere werken. In de catalogus die in Porto uitgegeven is, gaan de twee auteurs, Marí en Carel Blotkamp, uitgebreid in op de problematische kanten van het maken van een tentoonstelling gebaseerd op nationalistische motieven. Een dergelijke praktijk kan eigenlijk niet meer in een tijd van globalistisch denken, en als het dan toch gebeurt, dan met de nodige voetnoten. Die voetnoten heeft Marí uitgebreid geplaatst. Hij waakt ervoor zich rechtstreeks aan kwesties te wagen als de identiteit van de Nederlandse kunst, en kiest voor een omweg. Marí neemt zijn observaties van een typerend kenmerk van het Nederlandse landschap en zijn bewoners als uitgangspunt, en stelt zich de vraag hoe een jonge generatie kunstenaars die in Nederland woont hiermee omgaat. De titel refereert aan de Nederlandse consensusmaatschappij, waarin elke kwestie die het land aangaat, onderworpen wordt aan eindeloze discussies en regelgeving – wat Nederland volgens Marí tot het laatste socialistische land maakt. De protagonist in dit verhaal is de Nederlander die land maakt uit water, en de natuur volledig naar zijn hand zet. In Nederland is natuur zelf tweede natuur geworden. Marí’s kijk op Nederland doet een eeuwenoude tegenstelling tussen het rationele, analytische noorden en het gepassioneerde, impulsieve zuiden herleven.

De tentoonstelling is ondergebracht in twee delen die verschillende aspecten van dit thema benadrukken. In de bovenzalen van Witte de With zijn werken samengebracht die op de kunstmatigheid van het landschap ingaan, terwijl het in de benedenzaal om het gedrag van de mensen in dit landschap gaat. Fotografie, film en video hebben de overhand. In veel van de werken die over het landschap handelen, verdubbelt het mechanische medium nogmaals het idee van reconstructie en kunstmatigheid. De foto’s van Edwin Zwakman, waarop banale beelden van architectuur en landschappen afgebeeld zijn, lijken op artistieke documentairefotografie, maar in werkelijkheid zijn het foto’s van maquettes die de kunstenaar zelf gebouwd heeft: het landschap als een gedepersonaliseerde constructie. Frank van der Salm werkt op precies tegenovergestelde wijze, maar met hetzelfde doel. Zijn foto’s lijken op geconstrueerde maquettes, maar ze tonen snedes uit de werkelijkheid; Nederland wordt hier gefotografeerd als een soort Madurodam. Rob Johannesma is het meest radicaal in het onderzoeken van de kunstmatigheid van het mechanische medium en het landschap. Zijn video’s van natuurlandschappen zijn niet gefilmd op de plek zelf, maar gaan terug op dia’s, waarbij Johannesma het motief voortdurend vanuit een iets ander perspectief registreerde. Door de dia’s tijdens de video-opname over elkaar te leggen, en de afstand en de scherpte te variëren, creëert hij een ‘natuur’ die steeds weer opnieuw voor het oog gegenereerd wordt.

Een video-installatie van Aernout Mik op de benedenverdieping laat vervolgens de reactie zien van de mensen die in zo’n gerationaliseerd landschap wonen. De mensen die in Miks werk figureren, geven zich over aan absurde situaties en gedragingen. Op een doorschijnprojectie geplaatst binnen een architectonische constructie zien we een kantoorruimte die eruit ziet alsof er een orkaan gewoed heeft. Mensen lopen er rond alsof ze de weg kwijt zijn, zonder te reageren op elkaar of op hun omgeving. Oorzaak en gevolg, actie en reactie zijn geheel van elkaar losgekoppeld, vervreemding is totaal ingebed in het alledaagse leven. In Anneke de Boers videoprojectie waarin twee meisjes vechten onder een viaduct, is iets gelijkaardigs aan de hand. Het lijkt in eerste instantie echt, maar algauw zien we de kunstmatigheid van een spel. De Boer lijkt niet geïnteresseerd in een zo realistisch mogelijke illusie, maar in de imitatie van menselijke gedragingen. Door het kunstmatige en geacteerde benadrukt ze de geconditioneerdheid van gedragingen en poses, en laat ze de absurditeit ervan zien.

Jeroen Jongeleen en Laurent Malherbe proberen tegen de rationalisering en kunstmatigheid te reageren. Jongeleen wil de publieke ruimte teruggeven aan het publiek en de sfeer van overgecontroleerde communicatie doorbreken. Hij richt zijn blik op de wildgroei in de stedelijke ruimte en cultiveert haar uitwassen. De First Illegal Dutch Hate Parade is een door de kunstenaar georganiseerde en op video vastgelegde demonstratie die infiltreert in de Rotterdamse gay parade. De groep mensen draagt borden met daarop reclame-billboards die uit de stad zijn gehaald. Hun protest richt zich tegen de publieke vervuiling door commerciële communicatie, terwijl de groep zijn eigen boodschap publiekelijk communiceert, door te infiltreren in een al geplande en goedgekeurde demonstratie. Ook Malherbes werk cultiveert de verloedering. Een onaf en handgemaakt snackbarachtig gebouwtje draait rond op een plateau, alsof het aangeprezen wordt in een showroom. Malherbe reconstrueerde een functionele ruimte, maar maakte ze van afval, als kritiek op de economie van excessieve consumptie en overproductie.

Hein Hage toont de kunstmatige processen die werkzaam zijn in het kijken zelf. Op grote foto’s zijn stadsbeelden te zien door de vensters van een pikzwart interieur. In Hages werk staat er altijd iets tussen de kijker en het beeld: obstakels die de beschouwer bewust maken van de bewerkingen die hij uitvoert tijdens het kijken – het scheiden van voorgrond en achtergrond, de selectie van bepaalde details ten nadele van andere, de keuze van het gezichtspunt.

Het is jammer dat de tentoonstelling zelf niet op zo’n manier samengesteld is, en dat ze de toeschouwer niet meer doorkijkjes en perspectieven biedt. De strikt thematische onderverdeling in fysieke ruimtes geeft zelfs de sterkere werken een letterlijkheid die ze in een meer spannende samenhang niet gehad zouden hebben. De tentoonstelling lijkt daardoor meer een archief van een idee dan een gelaagde uitwerking daarvan, wat niet in alle gevallen tot een even sterke keuze van werken heeft geleid.

Het mooiste beeld komt van Erik Wesselo, die in zijn 16mm-filmloop een meer conceptuele verbeelding geeft aan de relatie tussen individu en omgeving. We zien de filmmaker op een dak staan in zijn huidige verblijfplaats New York. Vertraagd opgenomen kijkt hij om zich heen, als heerser van zijn eigen ruimte. Een schaduw valt langzaam over hem heen als een man zich naar hem toebuigt en zich weer terugtrekt, waarna de schaduw langzaam weer verdwijnt. Precies deze wisselwerking tussen individu en omgeving, die zowel creëert als ondergaat, is het onderliggende thema van deze tentoonstelling.

 

• The People’s Art loopt tot 20 februari 2002 in Witte de With, Witte de Withstraat 50, 3012 BR Rotterdam (010/411.01.44; www.wdw.nl).