width and height should be displayed here dynamically

Spirits of Internationalism. 6 European Collections 1956-1986. M HKA, Antwerpen / Van Abbemuseum, Eindhoven.

Spirits of Internationalism […] toont kunstwerken gecreëerd tussen 1956 en 1986 en afkomstig uit zes Europese collecties. De tentoonstelling toont aan hoe de realiteit van de Koude Oorlog de kunst beïnvloedde en een andere betekenis gaf aan de concepten ‘internationaal’ en ‘regionaal’.’ Met die woorden kondigt het netwerk ‘De Internationale’ – bestaande uit vier musea en twee kunstenaarsarchieven: het MACBA (Barcelona), Moderna Galerija (Ljubljana), het M HKA, (Antwerpen), het Van Abbemuseum (Eindhoven), Július Koller Society (Bratislava) en het KwieKulik Archief (Warschau) – twee tentoonstellingen aan die momenteel lopen in het M HKA te Antwerpen en het Van Abbemuseum te Eindhoven. Het is lang geleden dat in de Benelux een tentoonstelling met zo’n ambitieus programma werd georganiseerd. Met de ‘internationaliteit’ van de naoorlogse kunst en de relatie tussen de kunstproductie en de Koude Oorlog snijden het M HKA en het Van Abbe onderwerpen aan die de afgelopen jaren aan bod kwamen in twee prestigieuze manifestaties: Cold War Modern (Victoria & Albert Museum, Londen, 2008-2009) en Kunst und Kalter Krieg. Deutsche Positionen 1945-1989 (Los Angeles County Museum of Art, Los Angeles / Germanisches Nationalmuseum, Nürnberg / Deutsches Historisches Museum, Berlijn, 2009-2010). De atypische tijdsafbakening van Spirits of Internationalism – van 1956 tot 1986 – suggereert een tegendraadse lectuur van het thema, en de keuze van het prikkelende affichebeeld – een kaart van Europa bedekt met klei die volgens onvoorspelbare breuklijnen is opengebarsten – roept de verwachting op dat het westerse perspectief op het behandelde tijdvak wordt opgegeven. Verfrissend is dat dit project het ‘autonome’ kunsthistorische verhaal over die periode wil doorbreken en de kunstproductie in het licht van de machtsverhoudingen van de Koude Oorlog wil lezen. Interessant is dat Spirits of Internationalism focust op beeldende kunst (terwijl de Londense tentoonstelling ook over design en architectuur handelde) en dat zij – in tegenstelling tot de tentoonstelling in Berlijn en Nürnberg die enkel de kunst van de twee Duitslanden thematiseerde – de hele globe bestrijkt. Veelbelovend is tot slot dat de makers gelijkenissen willen tonen tussen kunst uit het Westen, Oosten en elders. Leeft immers niet ten onrechte de idee dat de kunstwereld van de niet-westerse gebieden geïsoleerd zou zijn of dat zij enkel de in het Westen geïntroduceerde tendensen zou reproduceren? Kortom, de thema’s waarmee de iniatiefnemers uitpakken en de uitgangspunten die ze formuleren, zijn spannend en relevant.

Wie met deze hooggespannen verwachtingen de tentoonstelling in het Van Abbemuseum betreedt, komt meteen tot een ontnuchterende vaststelling: de informatie die een dergelijke historische tentoonstelling veronderstelt, is uiterst minimaal. Ze is beperkt tot een zeer beknopte tijdslijn die aan het begin van de tentoonstelling wordt gepresenteerd. Per jaar wordt een handvol feiten opgesomd. Zo vernemen we dat in het eerste jaar van de tentoonstelling de Hongaarse opstand plaatsvond. In 1986 voltrok zich de ramp met de kernreactor van Tsjernobyl. Waarom begint de tentoonstelling niet in 1955 (het jaar waarin het Warschaupact werd ondertekend) of in 1961 (het jaar van de bouw van de Berlijnse Muur)? Waarom eindigt ze niet in 1989 (de Val van de Muur)? Het zijn vragen waarop geen antwoorden komen: de keuze voor de tijdsafbakening 1956-1986 wordt niet toegelicht.

In de tentoonstellingszalen is het historisch referentiekader volledig achterwege gelaten. In plaats van de kunstwerken – conform de inzet van de tentoonstelling – aan de historische context van het Koude-Oorlogtijdperk te relateren, zijn ze verdeeld over een achttal haast platoons klinkende begrippen – de ‘Spirits of Internationalism’ uit de titel: ‘het Concrete’, ‘het Essentiële’, ‘het Transcendente’, ‘het Ondermijnde’, ‘het (Ver)plaatsende’, ‘het Universele’, ‘het Gestelde’ en ‘het Geëngageerde’. Pontificaal zijn deze termen met plakletters in elke zaal aangebracht. De ‘denkbeelden’ worden evenwel zo vaag gedefinieerd dat zowat alle kunst eronder kan vallen. Wat bijvoorbeeld te denken van de categorie ‘het Gestelde’? In de bezoekersgids lezen we: ‘De kunstenaars uit het Gestelde weerleggen bestaande standpunten over hoe te communiceren en jezelf te presenteren, of maken die zichtbaar. Ze zijn gesteld omdat ze iets expliciet stellen en door deze daad verstoren wat gesteld is.’ Wat wordt hier eigenlijk gesteld? Een andere categorie – ‘het (Ver)plaatsende’ – kan dankzij de haakjes zowel werk omvatten waarin het ‘verplaatsen’ een rol speelt (Stanley Brouwn, André Cadere) als werk waarin het ‘verplaatsen’ géén rol speelt (bijvoorbeeld Jef Geys). Er wordt ook een zaal gewijd aan ‘het Concrete’, met werk van Gego, François Morellet, Henk Peeters, Tomaz Salamun en Jan Schoonhoven. Het begrip ‘concrete kunst’ wordt al decennialang gebruikt door kunstenaars, critici en kunsthistorici om kunstvormen aan te duiden die het licht zagen aan het einde van de jaren 50 en het begin van de jaren 60. Dat dergelijke kunst niet enkel in West-Europa wordt gemaakt, is genoegzaam bekend. Deze ruimte onderscheidt zich dus op geen enkele manier van een klassiek opgevatte collectiepresentatie.

De eerste twee zalen in het Van Abbemuseum behandelen ‘het Geëngageerde’, met erg divers werk van vijf kunstenaars: collages met een ludiek-kritische boodschap in de traditie van de visuele poëzie (Paul De Vree), een onderzoeksproject over de illegale Catalaanse pers (Grup de Treball), twee projecten die mediakritiek verbinden met de studie van de receptie van mediabeelden (Antoni Muntadas), een oefening in de observatie van menselijk (groeps)gedrag in de publieke ruimte (een video van Józef Robakowski) en schilderkunstige manipulaties van krantenpagina’s (Toon Tersas). Dat die werken geëngageerd zijn, kan het kleinste kind zien, maar wat is daarmee gezegd? In welk debat zijn ze geëngageerd geweest? En in welke mate waren ze relevant of zijn ze nog steeds relevant?

Wat voegt het M HKA hieraan toe? In dit museum treffen we nog minder informatie aan dan in het Van Abbe. Er is geen tijdslijn. Zelfs de koepelbegrippen uit het Van Abbe zijn in het M HKA achterwege gelaten. De bezoeker is aangewezen op de bezoekersgids om te weten te komen in welke sectie hij zich bevindt. In het M HKA blijft de toelichting beperkt tot een ultrakorte tekst aan het begin van het parcours waarin de aanpak van de tentoonstelling onder meer als volgt wordt gekarakteriseerd: ‘Het vertrekpunt is de Benelux-regio, die tijdens de Koude Oorlog actief de Amerikaanse overheersing omarmde, zowel in de kunsten als op andere gebieden.’ In de tentoonstelling zijn kunstwerken te zien uit de Verenigde Staten, Zuid-Amerika, Oost- en West-Europa, waaronder België en Nederland. Uit niets blijkt dat de Benelux-regio het vertrekpunt vormt. Nog absurder is de bewering dat de Benelux-regio – de bezoekersgids voegt er zelfs aan toe: ‘zoals heel West-Europa’ – de Amerikaanse overheersing zou hebben omarmd ‘zowel in de kunsten als op andere gebieden’. Wat doe je dan met de talloze groepen (en kunstenaars) die zich – vooral tijdens de Vietnamoorlog – kritisch opstelden tegenover de Verenigde Staten of zich er op virulente en zelfs gewelddadige wijze tegen verzetten? Bovendien suggereert deze zin dat alle niet-Amerikaanse werken uit de tentoonstelling als een bewijs van volgzaamheid ten aanzien van de Verenigde Staten moeten worden gezien. De werken doen nochtans het tegendeel vermoeden! De tentoonstelling omvat bovendien een stuk – geen kunstwerk, maar een document – waarop deze uitspraak bij uitstek kan worden betrokken. Het betreft een pamflet/affiche getiteld L’Art à l’envers/De kunst omgekeerd/American Art in Belgium. Dit document werd in 1977 opgesteld door de Belgische kunstenaars Jacques Charlier, Lili Dujourie, Guy Mees, Panamarenko en Jan Vercruysse, en was bedoeld als een protest tegen de tentoonstelling American Art in Belgium die plaatsvond in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten in 1977. Doelwit van deze kunstenaars was niet ‘de Amerikaanse kunst’ – wat tevens blijkt uit het feit dat het pamflet door Amerikaanse kunstenaars werd ondertekend – maar de normatieve voorkeur van de kunstwereld en meer bepaald van de (Belgische) verzamelaars voor die Amerikaanse kunst. Het is een buitengewoon interessant document om het probleem van de ‘Amerikaanse overheersing’ in de Belgische kunstwereld daadwerkelijk aan de orde te stellen. In het M HKA wordt het document evenwel zonder één woord uitleg gepresenteerd, ‘onleesbaar’ voor de bezoeker. In tegenstelling tot de kunstwerken is het bovendien niet in de bezoekersgids opgenomen. Klap op de vuurpijl is de sectie waarin het is opgehangen: ‘het Transcendentale’, waaronder overigens ook de documentaires van Jef Cornelis en Tapis de sable van Marcel Broodthaers ressorteren. Bij zoveel onzin is het maar goed dat het M HKA de categorieën achterwege heeft gelaten!

In geen van beide tentoonstellingen komen we iets over de internationaliteit van de kunst en haar verhouding tot de Koude Oorlog te weten. Spirits of Internationalism kan dan ook volledig tot haar ondertitel worden gereduceerd: 6 European Collections 1956-1986. Het is een collectiepresentatie van het netwerk ‘De Internationale’, gespreid over twee plekken. Komen we niets over het geafficheerde thema te weten, met betrekking tot de ‘internationaliteit’ van het genoemde ‘netwerk’ kunnen wel pikante vaststellingen worden gedaan. Zo valt op dat het Van Abbemuseum grotendeels onbekende kunstpraktijken uit Oost-Europese landen presenteert – de stukken zijn afkomstig uit de Moderna Galerija te Ljubljana en de twee reeds genoemde privéarchieven – terwijl de tentoonstelling in het M HKA gedomineerd wordt door uitstekende, maar genoegzaam bekende stukken van gecanoniseerde kunstenaars uit… het Van Abbe. In het Van Abbe kan men kennis maken met verrassende werken van onbekende kunstenaars, in het M HKA ziet men daarentegen vooral wat men al kent. Het M HKA komt er dus een stuk bekaaider van af dan het Van Abbe. Een lesje van formaat over de internationaliteit van de kunstwereld in het post-Koude-Oorlogtijdperk! Een saillant detail is dat in het Van Abbe ondertussen, buiten de imposante Lissitzky-collectie, vrijwel niets van de eigen collectie te zien is.

Spirits of Internationalism staat volledig in het teken van de vernetwerking en de mobiliteit van collecties. Het is niets meer dan een grootscheepse ruiloperatie tussen zes Europese collecties, en tussen het Van Abbe en het M HKA in het bijzonder. Daarmee past Spirits of Internationalism perfect in de ideologie van de eengemaakte Europese markt. De boodschap van de tentoonstelling is dat internationale uitwisseling op zich een goede zaak is. Dát er wordt uitgewisseld volstaat. De vraag of dit ‘vrije verkeer van museumstukken’ een inhoudelijke meerwaarde biedt, komt simpelweg niet aan de orde.

Spirits of Internationalism, tot 29 april 2012 in het Van Abbemuseum, Bilderdijklaan 10, 5611 NH Eindhoven (040/238.10.00; www.vanabbemuseum.nl), en tot 6 mei in het M HKA, Leuvenstraat 32, 2000 Antwerpen (03/260.99.99; www.muhka.be).