width and height should be displayed here dynamically

Emile Verhaeren

De tentoonstelling Emile Verhaeren, een imaginair museum telt in haar Brusselse editie drie keer zoveel catalogusnummers als in het Parijse Musée d’Orsay, waar ze tot 7 juli te zien was. De extra voorraad komt uit het Gemeentelijk Museum van Elsene (het gaat om werken die Octave Maus, de secretaris van Les XX en motor van La Libre Esthétique, in 1906 aan dit museum schonk) en uit de voormalige collectie van Henri Van Cutsem, nu in het bezit van het Musée des Beaux-Arts van Doornik. Van Cutsem was tevens voormalig eigenaar van het Hôtel Charlier, al ontleent dat huis zijn naam aan de beeldhouwer Guillaume Charlier, aan wie de verzamelaar zijn huis schonk. Gevolg is dat deze werken hun oude stek opsieren, en die nostalgische noot siert onvermijdelijk ook de tentoonstelling.

Wat vond Emile Verhaeren (1855-1916), de schrijver en dichter die bijna zijn hele carrière lang een intense activiteit als kunstcriticus bleef ontplooien, interessant in de moderne kunst van zijn tijd? Afgaand op de tentoonstelling is het smaakbeeld van Verhaeren de perfecte weerspiegeling van de artistieke veelkoppigheid van Les XX, de beweging waar hij een belangrijke rol in speelde. Ensor, Rodin, Meunier, Khnopff, de pointillisten zijn allemaal goed vertegenwoordigd. Dat Les XX de vorige generatie van landschapschilders wist te waarderen, is ook in deze Verhaeren-kroniek te zien, net als de tendens bij Les XX om toegepaste kunst op hetzelfde échelon te plaatsen als vrije kunst. Maar wat Verhaeren verdedigde, is duidelijker dan hoe hij het verdedigde. Daarvoor had men de tentoonstelling meer moeten structureren volgens de esthetische opvattingen en de kunsthistorische blik van de schrijver. Als Gustave Courbet voor Verhaeren een bij uitstek ‘Vlaams’ kunstenaar was, zoals we toch vernemen, dan was het misschien interessant om dat Vlaamse toe te lichten. De landschapschilder Adrien Heymans hangt hier naast het bij uitstek Franse neo-impressionisme en tegenover de impressionisten Camille Pisarro en Claude Monet. Nochtans wist Verhaeren dat het moeilijk was voor een Vlaamse schilder om een impressionist te zijn “dans la rigidité du terme”. Want dixit Verhaeren: “La race s’y oppose”. Spaarzaam verwijst men naar dit discours, zoals in het centrale salon waar Ensor en Manet mogen dialogeren, maar over het algemeen is dit een wandel- en sprokkeltentoonstelling. Nochtans bevat de publicatie interessant materiaal om een tentoonstelling met meer discursieve ruggegraat uit te tekenen.

 

• Emile Verhaeren, een imaginair museum tot 30 november in het Charliermuseum, Kunstlaan 16, 1210 Brussel (02/220.27.72).