width and height should be displayed here dynamically

Enrichissement des collections. Dons et acquisitions

Eén van de drie tijdelijke tentoonstellingen die nog tot 2 juni lopen in het Musée de la photographie te Charleroi presenteert de aanwinsten die in de loop van de laatste vijf jaar de collectie kwamen verrijken. Er zijn aankopen bij, maar ook en vooral giften, zowel van professionele (al dan niet Belgische) fotografen, die eigen werk schenken, als uit verzamelingen van collectioneurs en archieven van amateurfotografen. Uit dat omvangrijke geheel werden ondertussen 6.167 foto’s geïnventariseerd, waarvan er voor de tentoonstelling zelf een bescheiden honderdtal werd geselecteerd.

Bij de aangekochte foto’s vinden we onder meer werk van Inge Morath (‘Mrs. Nash’), een serie van drie naakten van Jean-Loup Sieff, de historische Inname van de Reichstag op 2 mei 1945 van Evgueni Khaldei, een ‘Las Vegas’-foto getiteld Luxor Casino van Martin Parr, Coretta King bij het opgebaarde lichaam van Martin Luther King gefotografeerd door Constantin Maas, een helemaal in misdaadromans en Hollywood ondergedompelde fotomontage van de hand van Pepe Calva (uit de serie Violencia y passion), en negentiende-eeuws werk van Francis Frith, George Washington Wilson en Edgar Schindeler. Onder het Belgische werk vindt men onder andere een aantal portretten van Marc Trivier, voor het museum aangekocht door de Koning Boudewijnstichting, een foto van pictorialist Leonard Misonne, de foto Le roi Baudouin se fait voler son sabre genomen door Robert Lebeck in Leopoldville in 1960, en twee kleine, maar zeer innemende afdrukken van respectievelijk wolken en een vogel, silhouetten bijna, van een zekere Vander Auwera uit 1885.

Dit is een erg beperkte greep uit werk van meer dan tachtig gerenommeerde fotografen, maar uit die enkele voorbeelden mag blijken dat het geheel van de aangroei van de collectie bijzonder hybride is. Conservator Marc Vausort stelt expliciet dat de aankopen vooral een aanvullende functie hebben. Ze dichten lacunes in de collectie, waarbij men vooral de permanente historische overzichtstentoonstelling in het achterhoofd heeft. Uit het geschonken materiaal wordt een selectie bewaard, eerder uit praktische overwegingen dan vanuit de keuze voor een specifieke vorm van fotografie. Het heeft dus geen zin om de visie van het museum louter en alleen uit het aankoopbeleid, laat staan uit het pakket aanwinsten in zijn geheel af te leiden.

Toch vormt deze presentatie van aanwinsten, beter dan andere en meer prestigieuze manifestaties in dit instituut, een perfecte illustratie van de opties die het fotografiemuseum neemt, en van haar houding ten opzichte van een collectie die soms de allure heeft van verzameld wrakhout, een hoop in het beste geval kundig bijeengejutte toevalstreffers. De opstelling van de werken in de gangen en kamers van de eerste verdieping in dit vroegere Karmelietenklooster maakt impliciet duidelijk binnen welke verbanden men foto’s wil presenteren. De foto’s zijn niet gegroepeerd naar faam van de auteur, artistieke respectabiliteit, historische chronologie of trendgevoeligheid. Ze hangen eerder bij elkaar volgens genre of thematiek, of beter nog, omwille van de dialoog die ze met elkaar kunnen aangaan. In een van de kamers treft men bijvoorbeeld een reeks aan die bestaat uit negentiende-eeuwse toeristische foto’s, koloniale portretten, een vakantiekiekje van een anonieme amateur en de aangekochte Martin Parr. Te zien op deze laatste: een aantal palmbomen, een kitscherige replica van de sfinks van Gizeh en, vooraan in beeld, een Amerikaans achterhoofd met breedgerande Stetson. Een veelvoud van toeristische stereotypen, met het zelfbewustzijn van de toeschouwer/fotograaf als nauwelijks overtuigende vluchtweg. De foto van Parr valt uiteraard op, hij is de bekendste en beantwoordt aan ‘hedendaagse’ gevoeligheden, maar hij krijgt toch geen al te dominante positie in de ruimte, als was hij het pronkstuk en de rest bijkomstig. Zo is het laatste beeld dat we te zien krijgen in deze kleine kamer een anonieme man in een gondel, vastgelegd door dito fotograaf in 1880. Ingelijst door het vergulde kader van zijn gondelkabine lacht hij naar degene die hem, als beeld, een onzekere toekomst inslingert. Is hij zich ervan bewust dat hij een ‘toerist’ is, met ‘Venetië’ als achtergrond? Misschien. Was de fotograaf zich bewust van het inhoudelijke en vormelijke ‘zelfbewustzijn’ van zijn opname? Misschien. Precies omdat het effect van deze foto niet afhankelijk is van de antwoorden op deze vragen, gaat hij een dialoog aan met het beeld van Parr – over voorwaarden voor artisticiteit en hedendaagsheid bijvoorbeeld – en de andere beelden die hem omringen.

Verder op de gang vinden we Champs Gym, een foto van Larry Fink met een bezweet, blinkend, bestoppeld achterhoofd van een kale man – een vraag op zich: wat is een fotoportret? – tussen diverse andere portretten. Nergens echter wordt de bezoeker gedwongen tot een bepaalde vraagstelling. De vragen die de presentatie oproept, zijn mogelijkheden, aangeboden door de situering van de werken. Ze worden aangeraakt, er worden relaties gesuggereerd, op een manier die je vrij laat om er op in te gaan of niet.

Er is in het geheel van gewenste en gekregen foto’s een ordening aangebracht, die de chaos die elk archief bedreigt niet hysterisch ontkent, maar wel met vaste hand buiten de deur houdt. De al dan niet heldere of artificiële scheidslijnen tussen artistieke en niet-artistieke fotografie, de gebruikelijke classificaties en categoriseringen, worden erkend maar niet gecanoniseerd. Die erkenning is er net in voldoende mate om de onderlinge spanningen in zo’n diverse verzameling foto’s voelbaar te maken. Dat verlevendigt het geheel. De presentatie bombardeert de bezoeker niet met encyclopedisme, noch met modieuze categorieën, maar biedt een inspirerend en vrij parcours aan. De laatste en/of eerste foto waarmee men bij binnenkomst en buitengaan wordt begroet, is een anonieme autograaf, een breed glimlachend star portrait, ondertekend: “Best wishes, hi-de-ho, Cab Calloway.”

 

 Enrichissement des collections, Dons et acquisitions 1996-2000 loopt nog tot 6 juni 2002 in het Musée de la photographie, Avenue Pasteur  11, 6032 Charleroi (071/43.58.10).