width and height should be displayed here dynamically

Expo Enzo Mari

Expo Enzo Mari, C-Mine, Genk, 2023, foto Selma Gurbuz

De naoorlogse vormgevers uit Italië blijven maar herontdekt worden. Na Andrea Branzi, Superstudio, Alessandro Mendini en Ettore Sottsass (zie De Witte Raaf, nrs. 203, 208 en 210) is nu Enzo Mari aan de beurt, geboren in 1932 en overleden in 2020. Net als zijn generatiegenoten heeft hij het design met maatschappijkritische en zelfs utopische aspiraties benaderd, misschien nog het meest in zijn bekende boek Autoprogettazione uit 1974: een handboek met plannen en foto’s om zelf eenvoudige meubels te maken uit ruwe houten planken en nagels. Dat IKEA in dezelfde periode iets gelijkaardigs begon te doen – een eerste vestiging buiten Scandinavië van de latere multinational opende in Zwitserland in 1973 – is net het punt. Het was Mari’s ambitie de industrie te slim af te zijn, door de gebruikers zelf slimmer te maken en door hun kritisch bewustzijn te verhogen. ‘Mari heeft gelijk,’ schreef kunsthistoricus Giulio Carlo Argan in het Italiaanse weekblad L’Espresso in 1974. ‘Iedereen zou een project moeten hebben: het is uiteindelijk de beste manier om te vermijden dat je zelf ontworpen wordt.’

Met de notie ‘project’ is het belangrijkste woord gevallen, niet alleen voor Mari, maar voor het Italiaanse design en de architectuur in het algemeen. Progetto betekent in het Italiaans immers ook ‘ontwerp’ of ‘plan’ – een methode om iets te maken of te bereiken dat je van tevoren min of meer zelf in detail hebt uitgewerkt. Het is een van de uitgangspunten van de renaissance en van het humanisme, maar ook van de planeconomie en het communisme. Over de vraag of het progetto nog zin had in een liberale, geïndustrialiseerde en gecommercialiseerde maatschappij hebben vele ontwerpers en theoretici zich vanaf de jaren zestig het hoofd gebroken. Al in 1966 nam Mari deel aan een tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam, met als titel Ontwerp en productie, waarin de individuele creativiteit van de designer werd gecontrasteerd met anonieme massafabricatie. Het bekendst en toonaangevendst is het boek Progetto e utopia. Architettura e sviluppo capitalistico van Manfredo Tafuri uit 1973, waarin de zinvolheid van ontwerp en architectuur in vraag werd gesteld, om niet te zeggen afgevoerd. In 1978 publiceerde Mari het korte essay ‘Ipotesi di rifondazione del progetto’, met zoals de titel aangeeft een aantal hypothesen om ‘het project’ uit de crisis te helpen. En nog in 2001 volgde Progetto e passione, een boek waarin hij op een nogal onbestemde wijze zijn passie voor het ontwerp nogmaals beleed.

Van die theoretische worsteling is niet veel te merken op de tentoonstelling gewijd aan het werk van Mari in C-Mine in Genk, of veel blijft alleszins heel impliciet. De expo werd gecureerd door Hans Ulrich Obrist en Francesca Giacomelli, en was in het najaar van 2020 en het voorjaar van 2021 al te zien op de Triënnale van Milaan. De eigenlijke tentoonstelling op de gelijkvloerse verdieping van C-Mine is, min of meer, gebaseerd op nog een eerdere expositie, die in 2008 werd samengesteld door Mari zelf, als een ruime selectie uit de bijna tweeduizend ‘projecten’ die hij in de loop van zijn carrière realiseerde. Op de eerste verdieping, in het voormalige ‘Energiegebouw’ van het oude mijncomplex in Genk, zijn nog meer ontwerpen te zien, samen met een tiental gelegenheidswerken van hedendaagse ‘makers’ (kunstenaars zoals Kasper Bosmans en Rirkrit Tiravanija, maar ook vormgevers als de in 2021 overleden Virgil Abloh of Thomas Lommée en Christiane Högner van OpenStructures). Als derde onderdeel worden er negentien ‘researchplatforms’ in de vorm van tafels of vitrinekasten over alle ruimtes verspreid, gebaseerd op evenveel thema’s uit Mari’s archief, zoals ‘Het archetype van formele kwaliteit’ of ‘Onderzoek naar collectieve participatie’.

Mari komt naar voren als een productief iemand, die paradoxaal genoeg niet zo heel veel heeft gemaakt. Hij heeft vooral dingen uitgeprobeerd en mogelijkheden overdacht, in complexe en soms formalistische processen – hij maakte in de jaren vijftig ook abstracte schilderijen en tekeningen – die niet noodzakelijk tot veel substantieels hebben geleid. Wie vandaag ‘een project’ wil ontlenen aan Mari’s werk door een van zijn ontwerpen in het dagelijks leven te introduceren, moet duizend euro neertellen voor een tweedehands vaas uit de jaren negentig (geproduceerd door Alessi), of honderd euro voor een gebruikte kookpot in geëmailleerd gietijzer uit de jaren zeventig (van Le Creuset), met de herkenbare handvaten, spits als varkensoortjes. Wat wel nog beschikbaar is, zijn de kinderboeken die hij met zijn vrouw Iela maakte, zoals die over de kip en het ei – een boek zonder woorden, waarin de geboorte van een kuiken, gewoon door de illustraties en de vormgeving, tot het belangrijkste wereldraadsel wordt gemaakt.

Wie niet goed oplet, dreigt op de expo over dat wonder heen te kijken, gewoon omdat er zoveel te zien is. Het zou dan ook te ver gaan om dit als een overzichtstentoonstelling te beschouwen: elk overzicht ontbreekt, zowel op chronologisch als op thematisch vlak. Een echt curatorieel project ligt er niet aan de basis van Expo Enzo Mari, want daarvoor is de selectie te ruim en zonder plan opgesteld. De meest cruciale reden voor die overvloed is opvallend: dit was, voor een tijdlang, de laatste kans. Na deze tentoonstelling verdwijnt het archief van Mari immers voor veertig jaar in een loods in Milaan, zonder dat iemand er nog naar binnen mag. Of het zover komt, moet nog blijken, maar dit is althans wat de ontwerper daar zelf over zei, in een gesprek met Obrist in 2016: ‘Ik ben ervan overtuigd, als een enigszins optimistisch kind, dat het veertig jaar zal duren vooraleer er een nieuwe generatie opstaat die niet zo verwend is als de huidige en die in staat zal zijn om [het archief] op een geïnformeerde manier te gebruiken. Ik ben extreem hoopvol dat er in de nabije toekomst een generatie van jonge mensen zal zijn die zal reageren en de controle zal herwinnen over de diepere betekenis van de dingen.’ Er is dus hoop, zoals Kafka zei, maar niet voor ons. Als laatste ontwerp van Mari is het een originele manier om het progetto te bevriezen.

 

• Expo Enzo Mari, tot 29 mei, C-Mine, Koolmijn Winterslag, Genk.