width and height should be displayed here dynamically

Finale kunstgeschiedenis

Het weegt zo’n twee kilo en bijna elke kunstgeschiedenis- of academiestudent heeft het weleens op de schoot gehad. Rara, wat is dat? Juist, Janson, niet zacht en rond, maar hard en hoekig.

In 1962 verscheen de eerste editie van “A History of Art: A Survey of the Major Visual Arts from the Dawn of History to the Present Day”, het roemruchte naslagwerk van de Amerikaanse kunsthistoricus Horst W. Janson. De tweede editie werd vervolgens “bigger, better, and more brilliant than ever”, aldus de flaptekst. In 1982 stierf Janson, maar zijn Werk wordt voortgezet: inmiddels is er een derde editie verschenen, bijgewerkt door Anthony F. Janson, vast een zoon van de enige echte.

Ondanks de vermeende dood van de kunst en het verkondigde einde van de geschiedenis, en ondanks de huidige concurrentie van meer ‘moderne’ handboeken als Hugh Honours en John Flemings “A World History of Art”, blijft de vraag naar Jansons kunstgeschiedenis hoge toppen scheren: studenten over de hele wereld worden al meer dan dertig jaar opgezadeld met “a standard history of world art”. Aan al die toekomstige kunstenaars en kunsthistorici geeft Janson het geruststellende (of ontmoedigende) idee dat er inderdaad zoiets bestaat als de ultieme geschiedenis van de kunst waarin stijlen en vormen elkaar in rechte lijn opvolgen: het universele verhaal van de kunst, “from fertility figurines to mobiles and earth works”.

De titel van Jansons boek, waarvoor studenten soms heftige gevoelens opvatten, zegt genoeg over de inzet en methodiek ervan. Als een 19de-eeuwer streefde Janson naar een complete inventarisatie van kunststijlen en stromingen, inclusief de niet-westerse, waarbij hij poogde de oorsprong van de kunstwerken vast te stellen, hun betekenis te achterhalen en ze in hun oorzakelijke samenhang te fixeren.

Dit Grote Verhaal, waarin historische retrospectie en progressie samensmelten en dat zich grotendeels autonoom voltrekt, is nooit af: begin en einde worden met het wetenschappelijk en historisch (terug)vorderen van de tijd steeds opgeschort en moeten constant herschreven of herzien worden. Aan het einde staat onzichtbaar to be continued, en aan het begin yet to be started. Jansons onderneming vertoont manische trekjes. Zijn werkstuk is een ‘monument’ dat bezwijkt onder haar eigen gewicht. (In de introductie van de tweede editie suggereert hij trouwens dat de kunstgeschiedenis in de toekomst tot stilstand zal komen, als de mens de behoefte aan kunst ontgroeid is – wellicht werd hij het zat.)

Je kunt Janson vervloeken om zijn stijllust of ongebreidelde feitendrang – hij zag de historicus op de eerste plaats als fact checker – of minachten om zijn veronachtzaming van andere contexten, maar je kunt ook in de ban raken van de eigen schoonheid van zijn geïllustreerde geschiedenis, en daar zelfs bepaalde fictieve kwaliteiten in ontdekken. In zekere zin pleegde hij ware ‘geschied’-schrijving, dat wil zeggen een verhaal dat geschiedt terwijl het geschreven wordt en zichzelf uiteindelijk volbrengt. Al zijn studie ten spijt, is Jansons “A History of Art” vooral een hoogst persoonlijk relaas. Maar van Janson kun je misschien pas gaan houden als je het trauma van je opleiding te boven bent.

Je zou denken dat zijn “A History of Art” één van de laatste oprispingen is van de uit de 19de eeuw stammende poging tot Weltgeschichte. Hij heeft zelf vast niet voorzien dat er na zijn dood koortsachtig zou worden gewerkt aan de ultieme apotheose in de vorm van het Wereld Erfgoed-project van UNESCO. Janson, ook auteur van “Picture History of Painting” (1953) en “Key Monuments of the History of Art” (1958) zou er aan ten grondslag hebben kunnen liggen.

Al vanaf 1972, maar pas de laatste jaren met zeer veel verve, is het Wereld Erfgoed-comité, bestaande uit vertegenwoordigers van 21 naties, doende om “het mondiaal natuurlijk en cultureel erfgoed te omschrijven en een lijst op te stellen van locaties en monumenten die van zo’n buitengewoon belang en zo’n algemene waarde geacht worden dat de bescherming ervan de verantwoordelijkheid van de gehele mensheid is”. De meer dan 140 landen die de Convention for the Protection of the World Cultural and Natural Heritage onderschreven, kunnen plekken en monumenten voor De Lijst nomineren, waarna het Comité haar definitieve oordeel velt, daarbij gebruik makend van strenge selectiecriteria. Een cultureel monument bijvoorbeeld moet op zijn minst “een meesterwerk van een creatief genie zijn, grote architectonische invloed hebben uitgeoefend, geassocieerd worden met ideeën en overtuigingen van universeel belang, of een buitengewoon voorbeeld zijn van een traditionele manier van leven”.

Op De Lijst staan architectonische monumenten, beeldhouwwerken, schilderijen, grotschilderingen en, al of niet bewoond, historische regio’s of stadscentra, traditionele dorpen en hedendaagse architectuur, alsook natuurmonumenten of natuurlijke plekken die aan bepaalde fysische en biologische kenmerken voldoen. Potosi in Bolivië, de Chinese Muur, het Vrijheidsbeeld in New York, het centrum van Florence, de grotten van Lascaux, Völklingen Ironworks… Er staan momenteel 469 ‘objecten’ op De Lijst: 350 culturele, 102 natuurlijke en 17 ‘gemengde’. Het huis waar je geboren bent, staat er naar alle waarschijnlijkheid niet op, want dat is ook niet jouw Erfgoed…

Nominaties moeten 100% authentiek zijn. Reconstructies zijn alleen acceptabel als ze uitgevoerd zijn op basis van complete en gedetailleerde documentatie van het origineel. De authentieke meesterwerken dienen tevens zo gaaf en compleet mogelijk te zijn: “bijvoorbeeld, een ‘ijstijd’-gebied dient de volgende elementen te omvatten: het sneeuwveld, de gletsjer zelf, en voorbeelden van slijppatronen, afzetting en kolonisatie (striaties, morenes, stadia van vegetatiesuccessie, etcetera)”.

De waardenstelsels en criteria van het Wereld Erfgoed-project lijken uit de vorige eeuw – al is het gelijkschakelen en objectiveren van cultuur en natuur meer van onze tijd. De ‘collectie’ omvat enkel en alleen authentieke meesterwerken. De Wereld Erfgoed Operational Guidelines geven te kennen dat “al te beschadigde monumenten of plekken niet in aanmerking komen, dat doublures gemeden dienen te worden, en dat er naar een balans tussen het culturele en natuurlijke erfgoed gestreefd moet worden”. De Lijst kent geen formele limiet – als in een museum kunnen meesterwerken te allen tijde ontdekt worden en naadloos in de collectie worden gevoegd, die eindeloos is als de tijd.

Gelijk een ouderwets museum wil het Wereld Erfgoed zich als samenhang presenteren, waarin de ‘werken’ passen in de orde van een evolutionaire wereldgeschiedenis, waarvan zij de waarheidsmomenten uitmaken. De bekroonde monumenten en plekken worden uiteindelijk beschermd door een gepaste ‘bufferzone’: “een omringend terrein aan het gebruik waarvan beperkingen verbonden zijn, zodat er een extra laag van bescherming ontstaat…” Vervolgens worden de objecten gebrandmerkt met het speciale Wereld Erfgoed-embleem “dat zo geplaatst dient te worden dat het de aanblik van het object niet schaadt”. It’s a World Heritage’s World.

De Lijst maakt voor eens en altijd het erfgoed van de mensheid op, als een testamentaire enscenering van de dood. Het Wereld Erfgoed-project is het einde van de wereld en een nieuw begin. Als De Lijst klaar is, kan alles opnieuw beginnen. Tabula rasa van de geschiedenis, cultuur en natuur. Het Nageslacht, alsof wij dat zelf niet zijn, zal een overzichtelijke blik op onze wereld voorgeschoteld krijgen, en landen die de Conventie nooit ondertekenden, misschien omdat ze nog bruisten van leven, zullen nooit bestaan hebben.

(Voor alle duidelijkheid: België komt niet op De Lijst voor – ik weet niet precies wat dat wil zeggen. Nederland heeft één plek op De Lijst staan: Schokland, “een lichte glooiing in de Noordoostpolder”, in de prehistorie een eilandje waar de bewoners een voortdurend gevecht met het water voerden. Terwijl België dus niets heeft, prijkt Schokland op De Lijst, samen met de Egyptische piramides en Borobudur in Indonesië.)

Janson is zwaar, maar het Wereld Erfgoed is meer dan we kunnen dragen. Het Comité: “Drawing up the List presents a difficult challenge: what is it that constitutes the outstanding universal value of a cultural or natural treasure?” Janson: “Why is it ‘good’ art?” Echt goed wordt het Wereld Erfgoed natuurlijk niet, aangezien het Janson als auteur moet missen…