width and height should be displayed here dynamically

François Morellet. Réinstallations.

In het laatste nummer van Les Cahiers du Musée national d’art moderne, dat integraal gewijd is aan de Mondriaantentoonstelling in het gelijknamige museum, bekent de Franse kunstenaar François Morellet dat ‘ma dette envers Mondrian est si grande que je préfère de ne pas en parler, autrement je déposerais mon bilan’. Maar tegelijkertijd bekent hij ook ‘un amour contre-nature pour l’ange exterminateur: Duchamp’.

De retrospectieve tentoonstelling in het Centre Pompidou, waarbij uitsluitend gekozen werd voor de reconstructie of Réinstallation van efemere installaties die Morellet de laatste vijftig jaar realiseerde, toont inderdaad een kunstenaar tussen ‘schuld’ en ‘liefde’. Zijn voorkeur voor de geometrie, het minimalisme en l’art concret, en de liefde voor het spel, het toeval, de humor en het plezier. Tussen de ernst van de constructeur en het absurde van dada is hij zowel schatplichtig aan het werk van Theo van Doesburg en Max Bill als aan dat van Francis Picabia.In het laatste nummer van Les Cahiers du Musée national d’art moderne, dat integraal gewijd is aan de Mondriaantentoonstelling in het gelijknamige museum, bekent de Franse kunstenaar François Morellet dat ‘ma dette envers Mondrian est si grande que je préfère de ne pas en parler, autrement je déposerais mon bilan’. Maar tegelijkertijd bekent hij ook ‘un amour contre-nature pour l’ange exterminateur: Duchamp’.

In 1961 was François Morellet (Cholet, 1926) medeoprichter van de GRAV of de Groupe de Recherche d’Art Visuel, die onder meer onderzoek deed naar optische en kinetische kunst. In de tentoonstelling is een mooi filmpje te zien van de derde biënnale van Parijs (1963), waar de Groupe wandelende sculpturen voorstelt die sterke verwantschappen vertonen met de vroegste experimenten in de ruimte van Robert Morris. Door de subjectieve beslissingen en de technische uitvoering in zijn werk tot een minimum te beperken, ten voordele van arbitraire en soms absurde systemen, sluit Morellet aan bij het Amerikaans minimalisme. Het gebruik van mathematische systemen mondt uit in een poëzie van de geometrie. Als een van de eerste kunstenaars gebruikt hij vanaf 1963 neonbuizen en legt hij de nadruk op de visuele perceptie en het participatief karakter van zijn werk. Zijn neoninstallaties worden soms transcendentale kwaliteiten toegeschreven. Niet dat de kunstenaar hier bezwaar tegen heeft, maar zijn artistieke bekommernis is zeker niet spiritueel geïnspireerd.

De tentoonstelling bestaat uit zesentwintig installaties waarvan er vier speciaal voor de tentoonstelling geconcipieerd werden. Ze werden in een labyrintische vorm opgesteld. Morellet zelf spreekt liever van een ‘kermis’ met verschillende ludieke attracties.

Terwijl hij als industrieel in zijn beroepsleven handelde volgens een professionele logica, houdt hij er van om als kunstenaar systemen te introduceren die nergens toe dienen. Het uitgangspunt omvat een zekere methode, maar de uitvoering kan wat vormen en materialen betreft zowat alle gedaantes aannemen. Ondanks Morellets voorliefde voor monochroom witte en vierkante schilderijen, zwarte tape en witte neonbuizen, zijn de werken in de tentoonstelling erg divers. Voor 40.000 carrés suivant les chiffres pairs et impairs d’un annuaire de téléphone, 50% bleu, 50% rouge (1963), turfde hij 40.000 willekeurige telefoonnummers af waarbij de pare en de onpare nummers elk een verschillend kleurblokje kregen. Dit resulteerde in behangpapier met een haast psychedelisch grillig rood-blauw patroon. Aan de ingang van de ruimte hangt een waarschuwing voor epilepsiepatiënten. In de donkere ruimte ernaast wordt de toeschouwer uitgenodigd om op een knop te drukken waarbij in felrode neonletters het woord Rouge (1964) verschijnt, dat als nabeeld op het netvlies blijft hangen.

Een foto van de Mona Lisa op loshangend doek (La Joconde déformée, 1964) wordt bewogen door een ventilator zodat een vervormd beeld ontstaat. 36 neonbuizen geven de indruk als een mikado uit de lucht te zijn gevallen (Avalanche, 1996). In Delacroix défiguré (La mort de Sardanapale) en Picasso défiguré (Les demoiselles d’Avignon), respectievelijk uit 1989 en 2011, reconstrueert hij de personages uit de enerzijds dynamische en de anderzijds statische compositie van deze schilderijen aan de hand van monochroom witte vierkante doeken. De bijwijlen absurde en zowel tegengestelde als complementaire relatie tussen natuur en cultuur wordt gevisualiseerd door een op de muur getekende cirkel die op de grond vervolledigd wordt door een gebogen tak van een boom (Géométree no 5. Arcs de cercle complémentaires, 1983).

Het werk van François Morellet is allesbehalve gedateerd. Met zijn unieke combinatie van geometrie en toeval, systeem en ironie, heeft hij een oeuvre opgebouwd dat nog altijd even fris is als toen het gemaakt werd. Zijn ideeën zijn nog altijd valabel, zijn methode intrigerend en de eeuwig jonge kunstenaar is op zijn vijfentachtigste nog altijd niet blasé, cynisch of gecorrumpeerd.

 

François Morellet. Réinstallations tot 4 juli in het Centre Pompidou, Place Georges Pompidou, 75004 Parijs (01/44.78.12.33; www.centrepompidou.fr).