width and height should be displayed here dynamically

Gail Hastings. The Missing Space Project: Six Interviews

In de kunstgeschiedenis wordt de minimal art aanzien als het moment waarop ruimte – actuele, werkelijke ruimte – in en door de kunst aan de orde wordt gesteld. In de intussen lijvige bibliografie over de minimalistische kunst zijn er, zo stelt de Australische kunstenares en onderzoekster Gail Hastings in het ibook The Missing Space Project, weinig bronnen te vinden waarin die ‘introductie van de ruimte’ ten gronde wordt geanalyseerd. Meestal blijft het bij vage stellingen en abstracte analyses. Hastings schreef in 2009 zelf een proefschrift over ‘specifieke ruimte’ in de minimalistische kunst in het algemeen en bij Donald Judd in het bijzonder, en kwam daarin tot de vaststelling dat de ruimte van de minimal art ‘mankeert’. Het opzet van haar digitale boekproject, zo stelt ze in het voorwoord, bestond erin om na te gaan of er een beter begrip te ontwikkelen valt van de inzet van ruimte in het werk van de protagonisten van de minimal art. Daartoe interviewde ze zes uiteenlopende figuren, waarvan enkelen terecht ‘kroongetuigen’ genoemd mogen worden. Zo sprak ze onder meer met Marianne Stockebrand, de weduwe van Donald Judd, en met Egidio Marzona, de verzamelaar wiens belangwekkende collectie minimalistische en conceptuele kunst sinds enige tijd is ondergebracht in Hamburger Bahnhof te Berlijn. Ook de kunsthistoricus Gregor Stemmrich en curator Renate Wiehager komen aan het woord, alsook de galerist Daniel Marzona, zoon van Egidio. Een fikse redactie op de vaak badinerende gesprekken had wel geen kwaad gekund.

Een bondig essay van Hastings, te vinden aan het eind van het boek, vormde de leidraad van de gesprekken. In deze tekst voert de auteur twee redenen en zes bijkomende factoren aan die volgens haar voor het vermeende gemis hebben gezorgd. Daartoe putte ze uit haar eigen proefschrift. Veel wijzer word je er niet van. Hastings houdt het bij een opsomming van intussen gemeenzaam bekende argumenten, zoals de boutades dat dé minimal art nooit heeft bestaan, en dat de term het gros van de werken die onder die noemer geschoven worden geweld aandoet. Gegeven haar opzet zou je verwachten dat ze op zijn minst een kritisch en historisch overzicht over ruimte, ruimtegebruik en ruimtebegrip, en een bijhorende literatuurstudie zou bieden, maar dat is nauwelijks het geval. De korte inleiding van David Raskin, auteur van de belangwekkende eerste monografie over Donald Judd na diens overlijden in 1994, biedt gelukkig nog enkele aanknopingspunten, alsook enkele fijne wetenswaardigheden. Nadat hij de bibliotheek van Judd in zijn huis in Marfa uitvlooide, kwam Raskin tot de vaststelling dat de kunstenaar maar liefst eenendertig publicaties bezat met het woord ‘ruimte’ in de titel. Jammer genoeg blijft het bij die vaststelling – een bespreking van die boeken had ongetwijfeld een mooie aanzet opgeleverd, niet in het minst omdat Judd voor Hastings een spilfiguur blijkt te zijn.

Judd wordt algemeen erkend als een van de sleutelfiguren van de minimal art, maar zijn begrip en gebruik van ruimte worden volgens Hastings zelden belicht in de historiografie. Het discours over minimal art wordt al jaar en dag gedomineerd door de fenomenologische benadering die zijn generatiegenoot Robert Morris ontplooit in de vierdelige reeks essays Notes on Sculpture, geschreven tussen 1966 en 1968. Morris’ aandacht voor de driehoeksverhouding tussen werk, lichaam en ruimte, zo stelt Hastings, heeft de receptiegeschiedenis van het minimalisme overschaduwd en lange tijd de visie bepaald op de wijze waarop kunstenaars ruimte als ‘medium’ hebben gehanteerd. Ook de receptie van het werk van Judd heeft hieronder te lijden gehad. In het jaar van zijn overlijden stelde Judd dat materiaal, kleur én ruimte de belangrijkste aspecten van kunst waren, en dat hij een van de eerste was die ‘ruimte als een elementaire dimensie van kunst ontwikkelde’. Vandaag is het vanzelfsprekend dat werken overal in de ruimte geplaatst kunnen worden. Maar de plaatsing van werken op de grond, zonder sokkel, was volgens Judd een unieke ‘uitvinding’, die hij graag aan zichzelf toeschreef.

Een van de weinige auteurs die tot op heden het belang en de betekenis van ruimte in het werk en de praktijk van Judd heeft belicht, is de Amerikaanse kunsthistoricus Richard Shiff. Zijn gesprek met Hastings levert een van de weinige écht lezenswaardige momenten in het boek op. Zo vraagt Hastings nadere uitleg bij een bijzondere passage uit Shiffs essay Safe from Birds in de catalogus van de tentoonstelling in Tate Modern in 2004. Daarin stelt Shiff dat ruimte bij Judd een essentiële parameter wordt, die de ervaring van het kunstwerk samen met de vorm, kleur, verhoudingen en het licht bepaalt: ‘His space was a primary among equals. It became an active element rather than a passive container, no longer the homogenising background of a ‘picture’.’ De ruimte waar Shiff hier op doelt, is niet de ruimte die een werk volgens Morris met de toeschouwer deelt, maar vormt een sculpturaal ‘materiaal’ dat ingezet wordt voor het werk zélf. Morris’ fenomenologische benadering, zo stelt Shiff, gaat paradoxaal genoeg ten koste van de werkelijke ervaring van de rol en betekenis van ruimte in de werken van de minimal art, en die van Judd in het bijzonder. Judds empirische benadering van de materialiteit van ruimte en de, in tegenstelling met Morris, vaak lyrische behandeling van materialen in de ruimte, passen niet meteen binnen een op de fenomenologie georiënteerde analyse. Dit geldt net zo goed voor Judds bewuste keuze om werk te maken dat noch schilder- noch beeldhouwkunst is, en tegelijk de picturale én de sculpturale ruimte bespeelt. Aan het einde van het gesprek wijst Shiff trouwens op de onvergelijkbaarheid van het werk van de verschillende protagonisten van de minimal art. Een belangwekkend onderzoek schuilt volgens hem in het bepalen van de nieuwe vormen van ruimte die zijn ontwikkeld door figuren als Judd, Dan Flavin of Richard Serra, maar ook door Europese kunstenaars als Charlotte Posenenske of Franz Erhard Walther. Dit vergt echter nieuwe beschrijvende termen en categorieën, stelt Shiff terecht. Die krijgen we alvast niet aangereikt in de interviews in dit boek.

 

• Gail Hastings, The Missing Space Project: Six Interviews, Waterloo (Australia), Pigment Publisher, 2015, verkrijgbaar via itunes.