width and height should be displayed here dynamically

Gerhard Richter Atlas

Op tijd voor de Documenta werd een nieuwe, volledig in kleur uitgevoerde uitgave van Gerhard Richters Atlas op de markt geworpen door uitgeverij Oktagon en het Lehnbachhaus in München, de gelukkige bezitter van dit conglomeraat van foto’s, tekeningen en collages. Alle werken zijn in enkele vaste formaten ingelijst, waardoor de samenhang wordt benadrukt. De delen uit de jaren ’60 zijn vooral zwart-witfoto’s: illustraties uit kranten en tijdschriften of amateurkiekjes. Destijds benadrukte Richter in interviews zijn onverschilligheid aangaande de onderwerpen; later kwam hij daarop terug. Nu wordt zichtbaar hoe Richter in de allereerste jaren vooral foto’s selecteerde die voor de intens burgerlijke jaren ’50 staan, en foto’s die het Leben mit Pop evoceren – de nieuwe consumptiewereld die zich naar Amerikaans model ontwikkelde.

Niet alle foto’s leidden tot schilderijen. Het selectieprincipe dat Richter daarbij hanteerde, is in laatste instantie hoogstpersoonlijk, zoals ook blijkt uit de vele encyclopediefoto’s in de Atlas, waarvan er uiteindelijk achtenveertig zouden worden geselecteerd voor de Achtundvierzig Porträts. Men kan deze (in de meeste gevallen) respectabele blanke mannen uit de late 19de en vroege 20ste eeuw beschouwen als staande voor de symbolische orde, de wet, de cultuur; waarom het echter juist déze en geen andere mannen zijn, blijft uiteindelijk Richters geheim, al geeft de uiteindelijke selectie het gevoel wonderwel te kloppen.

Iets eerder komt men in de Atlas de confrontatie van foto’s van de Jodenvervolging en concentratiekampen met pornoplaatjes tegen – aldus reageert Richter, in de semi-private omgeving van zijn atlas, op de onmogelijkheid om in zijn ‘echte’ werk op een andere dan een zeer indirecte manier in te gaan op het trauma van de holocaust. Elke directe thematisering zou onherroepelijk een obsceen, pornografisch karakter krijgen. Hier gebruikt Richter de Atlas dus niet meer als een repertorium voor zijn schilderkunstig werk, maar als een reflectie op de mogelijkheden en onmogelijkheden daarvan. Een ander, bizar voorbeeld van die benadering zijn de collages waarbij in potloodtekeningen van immense ruimtes foto’s van wolkenluchten zijn gemonteerd – die aldus het karakter krijgen van tientallen meters hoge, monumentale werken. Enige nostalgie naar een tijd waarin de kunst volledig in de samenleving geïntegreerd was, is Richter niet vreemd; er is overigens ook een blad waarin de wolkenluchten door gotische architectuur worden omlijst. Het dictatoriale, onmenselijke karakter van deze werken getuigt van een besef dat een specialistische, kritische en zelfkritische kunst wellicht niet het ergste van alle kwaden is, ook al moet zij voortdurend haar eigen ondergang zien te stuiten.

In de jaren ’70 en ’80 zet Richter daartoe in toenemende mate vertrouwde genres in – bovenal landschappen, maar ook stillevens en figuurstukken. Magnifieke kleurenfoto’s in deze categorieën vullen een groot deel van de Atlas – een enkele keer herkent men een schilderij. Een reeks landschapsfoto’s is gedeeltelijk met verf bedekt: bergen en bomen versmelten met de informele verflagen die zich als geologische structuren op de ondergrond afzetten. Overigens zijn de meeste foto’s van Richter uiterst scherp, niet vervaagd – alleen de uiteindelijke schilderijen, zo die er komen, zijn ‘verwist’. Het is opvallend dat juist enkele van de concentratiekampfoto’s en later de foto’s van de in de gevangenis van Stammheim omgekomen RAF-terroristen door Richter onscherp zijn geherfotografeerd. De RAF-foto’s hebben wél in schilderijen geresulteerd, maar in beide gevallen (‘Stammheim’ is het trauma van degenen die in de jaren ’60 tegen de generatie van hun ouders rebelleerden, tegen de daders en meelopers uit de nazi-tijd) gaat het om onderwerpen die het blijkbaar noodzakelijk maken dat Richter voor de uitvoering van de schilderijen de motieven reeds laat vervagen, ze soms nagenoeg onherkenbaar maakt.

De meeste recente bladen tonen Familienglück – de jonge vrouw van de kunstenaar en hun twee baby’s. Richter toont hier en in de schilderijen die naar het voorbeeld van deze foto’s zijn ontstaan zo ongegeneerd een heile Welt en grijpt zo direct terug op oude conventies dat Texte zur Kunst met de voor dit blad kenmerkende ondialectische houding terstond verraad aan de zaak van de geavanceerde en kritische kunst meende te ontwaren. De allerlaatste bladen van de Atlas zijn echter detailfoto’s van een van Richters abstracte schilderijen: schijnbaar vloeibare vlekken die zowel qua structuur als qua kleur volkomen onwerkelijk aandoen. Ooit associeerde Richter het informele met grijze uitzichtloosheid: hier is het getransformeerd in een bonte zee van mogelijkheden. Deze 69 Details zijn ook samengebracht in een fraai klein boekje van de Insel Verlag. Een Richter-publicatie die nauwelijks ruimte in beslag neemt, is ook wel eens aardig.

Gerhard Richter, Atlas der Foto’s Collagen und Skizzen, Oktagon Verlag-Lehnbachhaus, Köln-München, 1997. Gerhard Richter, Abstraktes Bild 825-11. 69 Details, Insel Verlag, Frankfurt am Main-Leipzig, 1996.