width and height should be displayed here dynamically

Germaine Van Parys/Odette Dereze

Van 25 oktober 2013 tot 2 maart 2014 liep in het Antwerpse FotoMuseum een tentoonstelling gewijd aan het archief van de Belgische reportagefotografen Germaine Van Parys (1893-1983) en Odette Dereze (°1932), gecureerd door Johan Swinnen. De carrière van Germaine Van Parys begon na het einde van de Eerste Wereldoorlog met een fotoreeks over de Blijde Intrede van Koning Albert I in Brussel. Enkele jaren later begon ze te werken als fotoreporter bij Le Soir. Ze zou er blijven tot 1933. In 1935 ging ze aan de slag bij de regionale krant La Meuse. Tijdens de Tweede Wereldoorlog weigerde ze te werken voor de kranten die onder Duitse censuur stonden (waarvoor ze later nog een onderscheiding zou krijgen) en werd ze fotografe bij Winterhulp. In 1956 richtte ze samen met haar nicht Odette Dereze, die ondertussen ook tot het gilde van persfotografen was toegetreden, haar eigen persagentschap op. De beelden voor de tentoonstelling werden geput uit het archief van dit agentschap.

De expo organiseerde de beelden op twee manieren: historisch en thematisch. Men begon met een reeks straatfoto’s uit de jaren twintig en dertig van Germaine Van Parys, gevolgd door foto’s van het koningshuis gemaakt door beide fotografen. Vervolgens kwamen onder andere aan bod: een reportage over een reis naar Congo (gemaakt door Van Parys), een reeks over de verwoestende brand in de Innovation in Brussel, een verslag van de woelige terugkeer van een contingent Belgen na het uitroepen van de Congolese onafhankelijkheid en een reeks portretten van de hoofdrolspelers uit de politiek stormachtige jaren zeventig en tachtig (allemaal reeksen gemaakt door Dereze). Door de wat eigenaardige mengeling van een historische en thematische behandeling van het getoonde materiaal was het echter vaak onduidelijk naar wiens werk men nu keek, alsof we niet geconfronteerd werden met twee particuliere, unieke visies, maar met de reportagefotografie in het algemeen.

En toch: voor wie de moeite nam om de beelden van beide fotografen van elkaar te scheiden en te vergelijken, werd het al snel duidelijk dat ze wel degelijk fundamenteel van elkaar verschilden. De jonge Van Parys laat een weinig opzienbarende stijl zien. Haar beeldopbouw is akelig voorspelbaar: net zoals bij een amateurfotograaf staat het gebeuren altijd centraal in het beeld. Het kader wordt nooit ingezet om een eigen verhouding tot de werkelijkheid te articuleren, maar is niet meer dan een breed getrokken rand rond een met activiteit gevuld centrum. Van Parys stelt zich strikt neutraal op, neemt geen standpunt in (een wat duffe invulling van de waarachtigheid die van de reportagefotograaf verwacht wordt). Bij Dereze, vier decennia later, is er van die terughoudendheid geen sprake: zij gaat veel bewuster om met het kader, is minder dienend, toont meer persoonlijkheid, meer lef. Zij durft wel een standpunt in te nemen, gebruikt haar kader om haar positie ten opzichte van het gefotografeerde te verduidelijken. Vergelijk de statige beelden van het koningshuis gemaakt door Van Parys, met de dynamische stijl van Dereze: Van Parys blijft op een respectvolle afstand (als een vazal die opkijkt naar haar meerdere), Dereze maakt deel uit van de familie. Een aristocratische afstandelijkheid versus een democratische nabijheid.

Het probleem van de tentoonstelling was dat het dit verschil wel zichtbaar maakte, maar nooit thematiseerde. De keuze om enkel de beelden uit het archief te tonen en niet het gedrukte eindbeeld, bleek in dat verband veelzeggend. De enige uitzondering vormden twee (!) magazines die in kleine vitrines lagen, opengeslagen op een bladzijde met een beeld van Germaine Van Parys. Nochtans is enig inzicht in het traject dat deze beelden aflegden belangrijk om het eerder geschetste verschil tussen beide fotografen beter te begrijpen. Dan blijkt immers al snel dat de ‘saaiheid’ van Van Parys eigenlijk slechts schijn is: haar achteloze kader is geen technisch of stilistisch gebrek, maar een bewuste keuze. Zij activeerde haar kader niet op het moment van opname, omdat ze besefte dat het kader pas later, door de fotoredacteur, zou getrokken worden. Haar ‘zwijgend’ kader gaf de redactie de nodige ruimte om een nieuw, ‘sprekend’ kader te trekken. Waar men dus eerst de neiging heeft om dit verschil in toon toe te schrijven aan verschillen in temperament, blijkt dat deze eerder terug te voeren waren tot cruciale verschuivingen in de relatie tussen fotograaf en redactie: Van Parys begon te werken in een tijd waar de macht bij de redactie lag, Dereze was een voorbeeld van de geëmancipeerde reportagefotograaf.

Uit de summiere tekst van curator Johan Swinnen in de begeleidende catalogus blijkt dat boek en expo echter vooral wensten stil te staan bij ‘het gemeenschapsvormende effect dat het medium fotografie doorheen de tijd binnen een bredere cultuurbeschouwing kan hebben’. Op de vraag waaruit dit gemeenschapsvormend effect dan precies zou moeten blijken en hoe deze fotografische beelden dat dan zouden realiseren, biedt de tekst echter geen antwoord. De auteur poneert het effect, zonder meer (later in de tekst brengt Swinnen dit werk overigens in verband met de humanistische fotografie, nochtans een traditie die weinig op heeft met het mogelijk gemeenschapsvormend effect van fotografie).

Meteen wordt ook duidelijk waarom de curator precies deze reeksen heeft geselecteerd, reeksen die telkens verwijzen naar instituten, politiek gehakketak, rampen en calamiteiten uit de Belgische geschiedenis. Door de aandacht van het publiek enkel te richten op wat de beelden tonen (en niet hoe ze dat doen), situeert hij de politieke betekenis van dit werk in hun inhoud, niet in hun vorm. Of zoals de auteur het zelf stelt: ‘De doordachte constructie van het fotobeeld verdwijnt volledig naar de achtergrond en de verbeeldende kracht van het oeuvre krijgt alle aandacht.’ Wat dit oeuvre dan precies zou verbeelden, is ‘hoe in de voorbije eeuw cultuur een belangrijk aspect was in de zoektocht naar democratie en in de opbouw van een natie’. Swinnen is sinds vorig jaar secretaris van de N-VA-fractie in de Kamer, en specialist inzake cultuur van deze partij. Oftewel: hoe een tentoonstellingsproject alsnog ondergeschikt wordt gemaakt aan het politieke programma van de curator.

 

Germaine Van Parys & Odette Dereze, 25 oktober 2013 – 2 maart 2014, FOMU (Fotomuseum Antwerpen), Waalsekaai 47, 2000 Antwerpen (03/242.93.00; www.fotomuseum.be).