width and height should be displayed here dynamically

Hans Richter – Begegnungen

Als multimediale kunstenaar avant la lettre neemt Hans Richter (1888-1976) een belangrijke positie in binnen de klassiek moderne kunst. Daarom initieerde het LACMA vorig jaar een retrospectief met de titel Encounters, dat van Los Angeles via het Centre Pompidou-Metz doorreisde naar Berlijn, waar het tot eind juni in Martin-Gropius-Bau te zien is. De van Berlijn afkomstige kunstenaar bracht het grootste deel van zijn leven door in de VS, waar de aandacht voor zijn werk altijd bijzonder groot is geweest. Zijn nalatenschap bevindt zich voornamelijk in Californië.

De curatoren hebben gepoogd een interactieve reis door de verschillende stadia van Richters oeuvre uit te stippelen. De tentoonstelling is chronologisch gerangschikt en wordt voorts gestructureerd door de diverse artistieke samenwerkingsverbanden die Richter aanging. Ze richt zich met name op de contacten die Richter onderhield met Jean Arp, Alexander Calder, Marcel Duchamp, Viking Eggeling, Max Ernst, Marcel Janco, Fernand Léger, Kazimir Malevich, Man Ray, Ludwig Mies van der Rohe, Gerrit Rietveld en Theo van Doesburg. Alle figuren bij elkaar zorgen voor een bonte verzameling van ruim honderdvijftig werken die grofweg de periode 1910-1970 beslaan. Verschillende belangrijke stromingen van de eerste helft van de twintigste eeuw worden dan ook in meer of mindere mate in Richters werk gereflecteerd: het expressionisme, dadaïsme, constructivisme en surrealisme.

De eerste twee zalen zijn aan zijn vroege expressionistische schilderkunst gewijd. Het is echter maar de vraag in hoeverre deze grote hoeveelheid dicht op elkaar gehangen portretten werkelijk bijdragen om zijn ontwikkeling als kunstenaar te illustreren. Richters interesses wisselden voortdurend, en daarbij wordt al snel zichtbaar dat hij in vergelijking met zijn vrienden niet de beste schilder noch de origineelste collagemaker was. Als cineast is hij daarentegen baanbrekend geweest. Toen hij getraumatiseerd en gewond uit de Eerste Wereldoorlog terugkwam, werkte hij in Zürich samen met de Zweed Viking Eggeling aan abstracte films. Zijn eerste, drie minuten durende abstracte film, waarin een serie zwarte en witte blokken en rechthoeken elkaar snel afwisselen, noemde hij Rhythmus 21 (1921). De film is een revolutionair ijkpunt in de filmgeschiedenis geworden door de manier waarop hij het medium tot de basiselementen reduceert. In het LACMA werd de film op een lange, lege wand getoond. In Berlijn wordt hij tegenover twee abstracte schilderingen met dezelfde naam geprojecteerd, en krijgt hij minder ruimte toebedeeld. Ook de wandprojecties van films in andere zalen raken in deze opstelling vaak te veel op de achtergrond.

In 1929 was Richter al eens te gast in dit gebouw, dat toen het nijverheidsmuseum was. Men had hem uitgenodigd om het filmprogramma van de Film und Fotografie-tentoonstelling (FiFo) samen te stellen, die ernaar streefde om fotografie als kunstvorm te erkennen. De avant-gardistische, stomme films die Richter voor zijn programma uitzocht, zijn in één zaal samengebracht met de experimentele foto’s van El Lissitzky, Edward Steichen en Edward Westen, die ook in de tentoonstelling opgenomen waren.

Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam, werd Richters atelier in Berlijn vrijwel onmiddellijk door de Sturmabteilung verwoest, waarna hij een blauwe maandag in Moskou vertoefde en niet veel later naar Nederland en Zwitserland vluchtte. Tussen 1933 en 1940 werkte hij daar aan commerciële films. In de tentoonstelling zijn tien films uit deze periode opgenomen, waaronder de twee producties Hallo Europa Radio (1933) en Van Bliksemschicht tot Televisie (1935-1936) die hij voor Philips in Eindhoven realiseerde. Richter maakte de oorlog zelf niet mee. In 1940 ging hij op uitnodiging van het Museum of Non Objective Painting, het latere Guggenheim, naar New York. Hij bleef in de VS en verwierf het Amerikaans staatsburgerschap. Hij werd docent voor filmtechniek aan (en later directeur van) het City College New York, waar hij tot 1956 les gaf aan de nieuwe generatie experimentele filmmakers zoals Stan Brakhage, Shirley Clarke, Maya Deren en Jonas Mekas.

Het retrospectief laat zien dat Richter een onverzadigde netwerker en innovatieve alleskunner was. Voorbeelden hiervan zijn de spitsvondige films waarin hij samenwerkte met Man Ray, Marcel Duchamp (Handshake, 1960), en een project met Kazimir Malevitsj dat tot een suprematistische film had moeten leiden, maar vanwege de politieke situatie nooit van de grond kwam.

De oorspronkelijke tentoonstelling slaagde er goed in om parallelle en gemeenschappelijke verhaallijnen met elkaar te verweven, dankzij de open ruimte van het Resnick Pavillion in LACMA. Met de ‘hokkerige’ opstelling in de Martin Gropius Bau is het concept minder geslaagd. Toch biedt de tentoonstelling ook in Berlijn een prachtig portret van Hans Richter als een spin in het web van de klassiek moderne kunst.

 

Hans Richter. Begegnungen – ‘Von Dada bis heute’, nog tot 30 juni in de Martin-Gropius-Bau, Niederkirchnerstraße 7, 10963 Berlijn (030/30.25.48.60; www.berlinerfestspiele.de).